Al de leden zijn tegenwoordig.
Art 1
Zijn opgeroepen en verschenen
Klaas van Helten,
Frans Tubin,
Jacobus Staal,
Jan Martens,
Willem Zaan, en
Evert van Helten, bestedelingen of kolonistenkinderen van
Willemsoord, ?? volgens ingekomen proces-verbaal van den
raad van toezigt en bijlage, beschuldigd zijnde, van de goede orde
bij de school en bij het uitgaan derzelver, meermalen te hebben
gestoord en verregaande baldadigheden bedreven.
Niettegenstaande dezelve genoegzaam op de daad betrapt zijn,
willen zij geloofd hebben, dat zij allen, dien avond toevallig
voorbij de school komende, daar stil waren blijven staan, zonder
iets aan het gebeurde toetebrengen.
Van Evert van Helten, evenwel, bewijst het getuigenis van
onzijdigen, dat hij, dien avond althans, niet heeft medegedaan,
ofschoon hij aan diergelijke verkeerdheden niet geheel en al
vreemd is.
De Raad besluit, met eenparige stemmen, op grond van art. 2 § b en
art. 3 § 1, eerstgenoemde vijf jongens voor vijf dagen, om den
anderen dag te water en brood, en de laatstgenoemde slechts 24
uren in de strafkamer te doen opsluiten.
Art 2
Jeltje Reimersma, bestedeling van het Gouvernement te
Willemsoord, volgens genoemd Proces Verbaal van den 24 – 27 Sept.
zich zonder verlof te Wolvega opgehouden hebbende.
Zij daarover onderhoudende wordende komt het den Raad voor dat zij
geen plan gehad heeft weg te blijven of verders te gaan, maar dat
zij, integendeels, hare misstap spoedig heeft ingezien, die zij
voor de Raad hartelijk schijnt te betreuren, dringend voor
ditmaals verschooning vragende. -
De Raad geeft haar die, na haar zeer ernstig te hebben vermaand.
Art 3
De Adj-Dir Bersma rapporteert, ingevolge besluit van den
31 Augustus jl dat, ofschoon het hem gebleken is dat er niet zoo
veel hout op den weg verloren was als van Welsum heeft te
huis gebragt, het echter ook niet bewezen kan worden, dat hij
hetzelve zou hebben ontvreemd en op geen andere wijze daaraan
gekomen kon zijn.
De Raad stelt alzoo van Welsum onder de noodige
vermaningen en waarschuwingen, te dier zake vrij.
Art. 3
Nog zijn opgeroepen en binnen gekomen: Gerrit Deems en Pieter
Sake Posthumus, jongelingen van Kolonie No. 2, dewelke,
blijkens ingekomen Proces Verbaal van den Raad van Toezigt, zonder
bekomen verlof buiten den Koloniën zijn gaan werken, en den onder
Dir., hij hen daarover onderhoudende, kwalijk hebben bejegend.
De jongens zien hunne verkeerdheid in, hebben zich te voren altijd
wel gedragen en verzoeken alzoo voor ditmaal verschoond te worden.
De Raad legt haar op, den onder Dir. verschoning te vragen en
beterschap te beloven, en laat hen daarmede gaan.
Art. 4
Anthonie Elstrodt van Kolonie No. 2, als beschuldigd zijnde
van, met andere jongens, in het ontvangen Proces Verbaal van den
Raad van Toezigt opgenoemd, langs den weg gaande zekeren Wiebe
Lippo Oosterhof, van buiten de Koloniën, met zandkluiten te
hebben gegooid en daarover met denzelven ernstig verschil gehad.
Elsbrodt erkent zulks, doch verlangt verontschuldigt te
worden, omdat het een ongeluk zou geweest zijn.
De Raad, hem onder het oog brengend, dat reeds zijne
onvoorzichtigheid strafbaar zijn zou, besluit hem gedurende drie
dagen in de strafkamer te doen plaatsen, den 1e en 3e dag op Water
en brood.
Art 5
Eindelijk zijn voorgekomen:
Klaas Hoogmoed oud 17 jaren,
Andries Poelstra oud 17 jaren,
Lippo Poelstra oud 14 jaren,
Christiaan Vogelzang oud 15 jaren,
Willem Leonhard oud 16 jaren,
Antonie Kraan oud 17 jaren,
Johannes Puper oud 14 jaren,
Evert van Ooyen oud 16 jaren,
Cornelis van Ooyen oud 14 jaren,
allen van Kolonie No 2, zich schuldig gemaakt hebbende aan de
ontvreemding van knollen, van een tegen de kolonie gelegen stuk
gronds, volgens ingekomene twee processen-verbaal.
Geen hunner kan de zaak ontkennen, daar zij met het gestolene zijn
aangehouden, noch kan de aanlegger onder hen met eenige zeekerheid
worden gevonden.
De Raad, deze jonge lieden het schandelijke en in de gevolge
hoogste straffen van hun misdrijf levendig onder het oog
brengende, legt die van 16 jaar en daarboven op, plaatsing in de
strafkamers voor 5, en die beneden dien ouderdom voor drie dagen,
de grootste helft te water en te brood.
En zal een afschrift dezes aan den Adjunct Directeur Bersma, ter
uitvoering van een en ander, worden uitgereikt.
Aldus gedaan in de Raad te Frederiksoord
J. van Konijnenburg Pres.
A. Brouwer
M. Bersma
J.L. Janssen
A.v.O. Boddendijk
De Vries
Proces Verbaal van het verhandelde van de Raad van Toezicht in de
kolonie N 3 op den 30 sept. 1831
Wegens aanhoudende ongeregeldheden bij het houden van het
avondschool der meisjes & op ingekomen proces verbaal van de
schoolonderwijzer Otten. heeft men het nodige toezicht
gesteld ten einde te beproeven om hen in orde te kunnen stellen.
Zo hebben om circa 7 uuren des vorige avond een aantal jongens
voor de school verzameld, welke zich een gehele tijd met
onzedelijke liedjes en beledigende uitdrukkingen zoo jegens
onderdirecteur & wijkmeesters hebben beziggehouden en ten
laatsten tot baldadigheden aan de school zich overgaven.
Zijnde wijkmeester op de menigte aangevallen en daarvan
gearresteerd en in de provoost overgebracht
Klaas van Helten, eigen kind, uit nr 21
Frans Tubijn, ingedeelde, uit nr 6
Jannes Staal, eigen kind, uit nr 12
Jan Martens, eigen kind, uit nr 56
De welke door ons zijn voor de raad gesteld & ondervraagd
& en alle ontkennenderwijs zijn voorgekomen.
Edoch daar het ons genoeg bekend is dat de hierin vermelde
personen mede schuldig zijn aan de gepleegde baldadigheden, vinden
wij ons verplicht dezelve aan de raad van tucht over te leveren.
Noch is door ons voorgeroepen Willem Zaan, welke niet
alleen tot het complot behoorde maar schuldig is aan het schenden
van het plantzoen. Om daarmede de opengang der deur van het school
te belemmeren.
Ook word door ons voor de Raad van Tucht gesteld Evert van
Helten, welke een der eerste belhamels is & zich in 't
publik heeft doen kennen & gezegt, dat hij zoude doorgaan al
was onderdirecteur of wijkmeester hierbij tegenwoordig en wanneer
die hem wilde tegengaan hij dezelve met een mes zoude doorsteken.
Wordende wijders door Jan Martens bevestigd dat Evert
van Hetten & W. Zaan degenen zijn geweest welke
zich wilden verstouten om eene stok op de deur van het school te
steeken.
Jeltje Riemersma op de 27 dezer gedeserteerd, teruggebracht
& voor de Raad gesteld, hebben wij onderzoek gedaan tot den
aanleg harer desertie en geeft voor hiertoe geene redenen gehad te
hebben & bekend hierover het grootste berouw te hebben,
waaromme wij dezelve mede na den Raad van Tucht renvoyeren.
Aldus opgemaakt te Willemsoord den 30 Sept. 1831
De ondergetekende onderwijzers te Willemsoord, verklaren:
dat zij onderscheidene avonden, wanneer de avondschool voor de
meisjes bestemd, inviel, door eenige kwaadwillige jongelingen zeer
gestoord werden, in het geven van het onderwijs.
De hindernissen deswege bestonden in de volgende uitvoeringen:
- verscheidene malen werd ’s avonds onder den schooltijd op de
glazen geslagen of getikt;
- op eenen kleinen afstand van de school, werden allerhande
zedenbedervende liedjes gezongen;
- de deur werd van buiten met eenen stok, dwars over het
deurkozijn vastgemaakt of een touwtje voor dezelve gespannen;
- tweemaal zijn eenige meisjes, nadat zij de school verlaten
hadden, weder teruggekomen, met eene klagte, dat zij met modder en
kluiten geworpen werden.
Naar de daders van al deze ondeugden onderzoek doende, konden wij
geene schuldigen ontdekken.
Echter gaf het volgende voorval ons eenig vermoeden.
Zeker jongeling met name: Willem Zaan, ingedeelde wees bij
de wed. Zwak.
Deze gaf op de schoolavonden voor de meisjes bestemd, wel eens een
bezoek aan eene Andries Eelkema, ingedeelde wees bij de
wed. Kuipers, zoo gebeurde het op eenen avond, dat de meisjes in
het naar huis gaan, digt bij de woning van de wed. Kuipers,
met modder geworpen werden, hetgeen wij vertrouwen dat door
gemelde jongelingen geschied is.
Van deze jongelingen inzonderheid W. Zaan, konden wij een
geheel tafereel over hun karakter schetsen, dat in ondeugden de
ware menschheid zoude doen ijzen.
Van dergelijk gedrag is mede Frans Tubijn, ingedeelde wees
bij de wed. Snoek.
Jongelingen, die dikwijls des avonds den goeden gang van het
onderwijs storen, de onderwijzers daardoor het grootste verdriet
veroorzaken, en te regt als pesten, voor de nog goede zaden eener
gelukkige ontwikkeling der andere leerlingen, geheel in den weg
staan, kunnen aangemerkt worden.
Dikwijls, hetgeen vanzelven spreekt, de leerlingen algemeen, en in
het bijzonder ernstig de kwaadwilligen, tot deugd vermanende en
opwekkende, daarbij hunnee bijzondere voorrechten, die zij door de
Edele Maatschappij van Weldadigheid genieten, kenschetsende, vindt
zulks geenen gereden ingang tot de verbetering van hun gedrag.
Eindelijk hebben wij ons deswege aan de Heer onderdirecteur onzer
kolonie gewend, om ons de noodige hulp tot het ongestoord
uitoefenen onzer beroepsbezigheden te willen verleenen, met dat
gevolg, dat de Heer Schurer, dadelijk op onze aanklagte,
de noodige middelen heeft in het werk gesteld, en eenige
jongelingen, zoo veel mogelijk was, op den daad heeft betrapt.
Willemsoord den 30 Sept. 1831
De onderwijzers:
H.B. Otten
P. Hijgenaar
Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in Kol N2 op den 28 Sept 1831.
Gerrit Deems en Pieter Sake Postimus zijn
aangeklaagt, buiten de Kolonie bij R. Baade zonder
permissie boekweit te hebben gedorst, dat zij in het daar na toe
gaande door den onderdirekteur zijn terug geroepen, en niet
komende andermaal door den onderdirekteur zijn geroepen, hetwelk
zij ten tweedemaal hebben gewijgerd, Pieter Sake Postimus zeggende
hij kwam niet terug al moest hij ook naar de Kast,
Gerrit Deems meende in dit geval niet gedwongen te zijn om
als hij al boekweit in de Kolonie moest dorssen eerst zijn eigen
aardappelen zoude rooijen
Gerrit Deems zegt dat de Wijkmeester toen aan het kleeding
opschrijven was als hij dan bij de Wijkmeester kwam vraagen zoude
hij wel neen zeggen.
Dat hij ten tweede maal niet is terug te koomen was omdat hij daar
gaarne een daghuur wilde verdienen.
Als(?) hij in de Kolonie boekweit moest(?) dorssen
zijn eigen aardappelen ging rooijen omdat dit ook nodig was.
Pieter Sake Postimus zegt dat hij dagt het was de eerste
maal, en daarom zoude hij maar gaan, ten tweede keer dagt hem, hij
zoude deze daghuur verdienen omdat het de eerste deze zomer was
dat hij zilvergeld kon verdienen.
Aldus opgemaakt te Frederiksoord
den 28 september 1831.
Procesverbaal van het verhandelde door den Raad van Toezigt in
kolonie N2 op den 28 september 1831
Jan Schuurman, Hendrik Zwier, Albert Zwier,
Hermanus Vegters en Antonie Elstrodt, zijn
aangeklaagt, op de 7 september des avonds ten half 6 uuren Wiebe
LIppe Oosterhoff op de Noordwolderweg door allerlij
scheldwoorden te beledigen. met steene te werpen.
Antonie Elstrodt zelfs zijn buis reeds half uitgetrokken
heeft om genoemde Wiebe LIppe Oosterhoff te slaan.
Jan Schuurman zegt op den 7 september des avonds ??
naar schoolgaande hebben gespeeld, dat er een man is aangekoomen
die bij ongeluk is gegooijd. dat die naar hun toekomende heeft
gezegd Wie doet dat zijn smeerlappen. Dat Antonie Elstrodt
zijn buis heeft uitgetrokken om de man te slaan.
Hendrik Zwier zegt als boven, dat de man het mes heeft
gedreigd te trekken, en Antonie Elstrodt het buis heef
willen uittrekken om de man te slaan.
Albert Zwier verklaart als Hendrik Zwier.
Hermanus Vegters als boven, dat Antonie Elstrodt
het buis uittrekken heeft gezegd kom dan maar op. Dat zij die man
zijn naar gegaan om bij hem te blijven(?)
Antonie Elstrodt zegt die man niet met moet wil te zijn
gegooijd, maar doordat zij met elkander spelende bij ongeluk te
zijn gebeurd, en dat die man hem naar hun is toegekoomen, hun
heeft gescholden en gedreigd met het mes te snijden, en toen het
buis geeft uitgetrokken om hem te verweeren.
Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in
kolonie N2 op den 28 september 1831
Antonie Kraan, Johannes Puper, Evert en Cornelis
van Ooyen, zijn aangeklaagt, den 21 september s avonds om 10
uuren elk met een zak knollen op de weg in de oostvierdeparten te
zijn gegaan.
Antonie Kraan zegt die knollen uit een akker te hebben
geplukt voor het land van Bovenkamp te Noordwolde, bewoond door
Meijer, en dat Andries Poelstra, Lippe Poelstra, Klaas
Hoogmoed en Kristiaan Vogelzang hun zijn
vooruitgegaan met oogmerk om hun te verschrikken en dan de knollen
af te nemen.
Johannes Puper zegt die knollen te hebben geplukt op het
land bij het bosje agter Hoogmoed, maar niet wetende van
wie dat land was, dat hij een half spine(?) knolle heeft gehad.
Evert van Ooijen zegt die knolle te hebben geplukt op het
land bij het bosje agter Hoogmoed.
Kornelis van Ooijen zegt die knollen te hebben geplukt op
het land agter Hoogmoed.
Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in
kolonie N2 op den 28 september 1831
Klaas Hoogmoed, Andries Poelstra, Lippo
Poelstra, Christiaan Vogelzang en Willem
Leonhard zijn aangeklaagt knolle te hebben gestoolen.
Klaas Hoogmoed zegt die knolle te hebben geplukt agter de
akkers van Hoogmoed en die knolle in huis te hebben
gekookt en opgegeten.
Andries Poelstra zegt niet voorneemens te zijn geweest om
knolle te plukken, maar die andere vindende mede te hebben
geplukt.
Lippo Poelstra zegt uit school komende met elkandere te
hebben afgesproken die andere te verschrikken en hun vindende mede
heeft geplukt.
Kristiaan Vogelzang zegt die knolle agter zijn huis te
hebben verstopt, en dat hij van zijn ouders evenwel daarom heeft
slaag gehad.
Willem Leonhardt zegt medegegaan te zijn om die jongens te
verschrikken, en daar komende mede knollen heeft geplukt.
Notities bij het zittingsverslag