Raad van Policie en Tucht in de Gewone Koloniën

op den 1 Oct. 1831



Al de leden zijn tegenwoordig.

Art 1
Zijn opgeroepen en verschenen
Klaas van Helten,
Frans Tubin,
Jacobus Staal,
Jan Martens,
Willem Zaan, en
Evert van Helten, bestedelingen of kolonistenkinderen van Willemsoord, ?? volgens ingekomen proces-verbaal van den raad van toezigt en bijlage, beschuldigd zijnde, van de goede orde bij de school en bij het uitgaan derzelver, meermalen te hebben gestoord en verregaande baldadigheden bedreven.

Niettegenstaande dezelve genoegzaam op de daad betrapt zijn, willen zij geloofd hebben, dat zij allen, dien avond toevallig voorbij de school komende, daar stil waren blijven staan, zonder iets aan het gebeurde toetebrengen.

Van Evert van Helten, evenwel, bewijst het getuigenis van onzijdigen, dat hij, dien avond althans, niet heeft medegedaan, ofschoon hij aan diergelijke verkeerdheden niet geheel en al vreemd is.

De Raad besluit, met eenparige stemmen, op grond van art. 2 § b en art. 3 § 1, eerstgenoemde vijf jongens voor vijf dagen, om den anderen dag te water en brood, en de laatstgenoemde slechts 24 uren in de strafkamer te doen opsluiten.


Art 2
Jeltje Reimersma, bestedeling van het Gouvernement te Willemsoord, volgens genoemd Proces Verbaal van den 24 – 27 Sept. zich zonder verlof te Wolvega opgehouden hebbende.

Zij daarover onderhoudende wordende komt het den Raad voor dat zij geen plan gehad heeft weg te blijven of verders te gaan, maar dat zij, integendeels, hare misstap spoedig heeft ingezien, die zij voor de Raad hartelijk schijnt te betreuren, dringend voor ditmaals verschooning vragende. -

De Raad geeft haar die, na haar zeer ernstig te hebben vermaand.


Art 3
De Adj-Dir Bersma rapporteert, ingevolge besluit van den 31 Augustus jl dat, ofschoon het hem gebleken is dat er niet zoo veel hout op den weg verloren was als van Welsum heeft te huis gebragt, het echter ook niet bewezen kan worden, dat hij hetzelve zou hebben ontvreemd en op geen andere wijze daaraan gekomen kon zijn.

De Raad stelt alzoo van Welsum onder de noodige vermaningen en waarschuwingen, te dier zake vrij.


Art. 3
Nog zijn opgeroepen en binnen gekomen: Gerrit Deems en Pieter Sake Posthumus, jongelingen van Kolonie No. 2, dewelke, blijkens ingekomen Proces Verbaal van den Raad van Toezigt, zonder bekomen verlof buiten den Koloniën zijn gaan werken, en den onder Dir., hij hen daarover onderhoudende, kwalijk hebben bejegend.

De jongens zien hunne verkeerdheid in, hebben zich te voren altijd wel gedragen en verzoeken alzoo voor ditmaal verschoond te worden.

De Raad legt haar op, den onder Dir. verschoning te vragen en beterschap te beloven, en laat hen daarmede gaan.


Art. 4
Anthonie Elstrodt van Kolonie No. 2, als beschuldigd zijnde van, met andere jongens, in het ontvangen Proces Verbaal van den Raad van Toezigt opgenoemd, langs den weg gaande zekeren Wiebe Lippo Oosterhof, van buiten de Koloniën, met zandkluiten te hebben gegooid en daarover met denzelven ernstig verschil gehad.

Elsbrodt erkent zulks, doch verlangt verontschuldigt te worden, omdat het een ongeluk zou geweest zijn.

De Raad, hem onder het oog brengend, dat reeds zijne onvoorzichtigheid strafbaar zijn zou, besluit hem gedurende drie dagen in de strafkamer te doen plaatsen, den 1e en 3e dag op Water en brood.


Art 5
Eindelijk zijn voorgekomen:
Klaas Hoogmoed oud 17 jaren,
Andries Poelstra oud 17 jaren,
Lippo Poelstra oud 14 jaren,
Christiaan Vogelzang oud 15 jaren,
Willem Leonhard oud 16 jaren,
Antonie Kraan oud 17 jaren,
Johannes Puper oud 14 jaren,
Evert van Ooyen oud 16 jaren,
Cornelis van Ooyen oud 14 jaren,
allen van Kolonie No 2, zich schuldig gemaakt hebbende aan de ontvreemding van knollen, van een tegen de kolonie gelegen stuk gronds, volgens ingekomene twee processen-verbaal.

Geen hunner kan de zaak ontkennen, daar zij met het gestolene zijn aangehouden, noch kan de aanlegger onder hen met eenige zeekerheid worden gevonden.

De Raad, deze jonge lieden het schandelijke en in de gevolge hoogste straffen van hun misdrijf levendig onder het oog brengende, legt die van 16 jaar en daarboven op, plaatsing in de strafkamers voor 5, en die beneden dien ouderdom voor drie dagen, de grootste helft te water en te brood.

En zal een afschrift dezes aan den Adjunct Directeur Bersma, ter uitvoering van een en ander, worden uitgereikt.

Aldus gedaan in de Raad te Frederiksoord
J. van Konijnenburg Pres.
A. Brouwer
M. Bersma
J.L. Janssen
A.v.O. Boddendijk
De Vries


Bijlage 1: Raad van toezicht van Willemsoord 30 september 1831


Proces Verbaal van het verhandelde van de Raad van Toezicht in de kolonie N 3 op den 30 sept. 1831

Wegens aanhoudende ongeregeldheden bij het houden van het avondschool der meisjes & op ingekomen proces verbaal van de schoolonderwijzer Otten. heeft men het nodige toezicht gesteld ten einde te beproeven om hen in orde te kunnen stellen.

Zo hebben om circa 7 uuren des vorige avond een aantal jongens voor de school verzameld, welke zich een gehele tijd met onzedelijke liedjes en beledigende uitdrukkingen zoo jegens onderdirecteur & wijkmeesters hebben beziggehouden en ten laatsten tot baldadigheden aan de school zich overgaven.
Zijnde wijkmeester op de menigte aangevallen en daarvan gearresteerd en in de provoost overgebracht
Klaas van Helten, eigen kind, uit nr 21
Frans Tubijn, ingedeelde, uit nr 6
Jannes Staal, eigen kind, uit nr 12
Jan Martens, eigen kind, uit nr 56

De welke door ons zijn voor de raad gesteld & ondervraagd & en alle ontkennenderwijs zijn voorgekomen.
Edoch daar het ons genoeg bekend is dat de hierin vermelde personen mede schuldig zijn aan de gepleegde baldadigheden, vinden wij ons verplicht dezelve aan de raad van tucht over te leveren.

Noch is door ons voorgeroepen Willem Zaan, welke niet alleen tot het complot behoorde maar schuldig is aan het schenden van het plantzoen. Om daarmede de opengang der deur van het school te belemmeren.

Ook word door ons voor de Raad van Tucht gesteld Evert van Helten, welke een der eerste belhamels is & zich in 't publik heeft doen kennen & gezegt, dat hij zoude doorgaan al was onderdirecteur of wijkmeester hierbij tegenwoordig en wanneer die hem wilde tegengaan hij dezelve met een mes zoude doorsteken.

Wordende wijders door Jan Martens bevestigd dat Evert van Hetten & W. Zaan degenen zijn geweest welke zich wilden verstouten om eene stok op de deur van het school te steeken.


Jeltje Riemersma op de 27 dezer gedeserteerd, teruggebracht & voor de Raad gesteld, hebben wij onderzoek gedaan tot den aanleg harer desertie en geeft voor hiertoe geene redenen gehad te hebben &  bekend hierover het grootste berouw te hebben, waaromme wij dezelve mede na den Raad van Tucht renvoyeren.

Aldus opgemaakt te Willemsoord den 30 Sept. 1831

Bijlage 2: Verklaring door de onderwijzers van Willemsoord


De ondergetekende onderwijzers te Willemsoord, verklaren:
dat zij onderscheidene avonden, wanneer de avondschool voor de meisjes bestemd, inviel, door eenige kwaadwillige jongelingen zeer gestoord werden, in het geven van het onderwijs.
De hindernissen deswege bestonden in de volgende uitvoeringen:
- verscheidene malen werd ’s avonds onder den schooltijd op de glazen geslagen of getikt;
- op eenen kleinen afstand van de school, werden allerhande zedenbedervende liedjes gezongen;
- de deur werd van buiten met eenen stok, dwars over het deurkozijn vastgemaakt of een touwtje voor dezelve gespannen;
- tweemaal zijn eenige meisjes, nadat zij de school verlaten hadden, weder teruggekomen, met eene klagte, dat zij met modder en kluiten geworpen werden.

Naar de daders van al deze ondeugden onderzoek doende, konden wij geene schuldigen ontdekken.
Echter gaf het volgende voorval ons eenig vermoeden.
Zeker jongeling met name: Willem Zaan, ingedeelde wees bij de wed. Zwak.
Deze gaf op de schoolavonden voor de meisjes bestemd, wel eens een bezoek aan eene Andries Eelkema, ingedeelde wees bij de wed. Kuipers, zoo gebeurde het op eenen avond, dat de meisjes in het naar huis gaan, digt bij de woning van de wed. Kuipers, met modder geworpen werden, hetgeen wij vertrouwen dat door gemelde jongelingen geschied is.

Van deze jongelingen inzonderheid W. Zaan, konden wij een geheel tafereel over hun karakter schetsen, dat in ondeugden de ware menschheid zoude doen ijzen.

Van dergelijk gedrag is mede Frans Tubijn, ingedeelde wees bij de wed. Snoek.

Jongelingen, die dikwijls des avonds den goeden gang van het onderwijs storen, de onderwijzers daardoor het grootste verdriet veroorzaken, en te regt als pesten, voor de nog goede zaden eener gelukkige ontwikkeling der andere leerlingen, geheel in den weg staan, kunnen aangemerkt worden.

Dikwijls, hetgeen vanzelven spreekt, de leerlingen algemeen, en in het bijzonder ernstig de kwaadwilligen, tot deugd vermanende en opwekkende, daarbij hunnee bijzondere voorrechten, die zij door de Edele Maatschappij van Weldadigheid genieten, kenschetsende, vindt zulks geenen gereden ingang tot de verbetering van hun gedrag.

Eindelijk hebben wij ons deswege aan de Heer onderdirecteur onzer kolonie gewend, om ons de noodige hulp tot het ongestoord uitoefenen onzer beroepsbezigheden te willen verleenen, met dat gevolg, dat de Heer Schurer, dadelijk op onze aanklagte, de noodige middelen heeft in het werk gesteld, en eenige jongelingen, zoo veel mogelijk was, op den daad heeft betrapt.

Willemsoord den 30 Sept. 1831
De onderwijzers:
H.B. Otten
P. Hijgenaar


Bijlage 3: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 28-09-1831 (1)

Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in Kol N2 op den 28 Sept 1831.

Gerrit Deems en Pieter Sake Postimus zijn aangeklaagt, buiten de Kolonie bij R. Baade zonder permissie boekweit te hebben gedorst, dat zij in het daar na toe gaande door den onderdirekteur zijn terug geroepen, en niet komende andermaal door den onderdirekteur zijn geroepen, hetwelk zij ten tweedemaal hebben gewijgerd, Pieter Sake Postimus zeggende hij kwam niet terug al moest hij ook naar de Kast,

Gerrit Deems meende in dit geval niet gedwongen te zijn om als hij al boekweit in de Kolonie moest dorssen eerst zijn eigen aardappelen zoude rooijen
Gerrit Deems zegt dat de Wijkmeester toen aan het kleeding opschrijven was als hij dan bij de Wijkmeester kwam vraagen zoude hij wel neen zeggen.
Dat hij ten tweede maal niet is terug te koomen was omdat hij daar gaarne een daghuur wilde verdienen.
Als(?) hij in de Kolonie boekweit moest(?) dorssen zijn eigen aardappelen ging rooijen omdat dit ook nodig was.

Pieter Sake Postimus zegt dat hij dagt het was de eerste maal, en daarom zoude hij maar gaan, ten tweede keer dagt hem, hij zoude deze daghuur verdienen omdat het de eerste deze zomer was dat hij zilvergeld kon verdienen.

Aldus opgemaakt te Frederiksoord
den 28 september 1831.


Bijlage 4: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 28-09-1831 (2)

Procesverbaal van het verhandelde door den Raad van Toezigt in kolonie N2 op den 28 september 1831

Jan Schuurman, Hendrik Zwier, Albert Zwier, Hermanus Vegters en Antonie Elstrodt, zijn aangeklaagt, op de 7 september des avonds ten half 6 uuren Wiebe LIppe Oosterhoff op de Noordwolderweg door allerlij scheldwoorden te beledigen. met steene te werpen.
Antonie Elstrodt zelfs zijn buis reeds half uitgetrokken heeft om genoemde Wiebe LIppe Oosterhoff te slaan.

Jan Schuurman zegt op den 7 september des avonds ?? naar schoolgaande hebben gespeeld, dat er een man is aangekoomen die bij ongeluk is gegooijd. dat die naar hun toekomende heeft gezegd Wie doet dat zijn smeerlappen. Dat Antonie Elstrodt zijn buis heeft uitgetrokken om de man te slaan.

Hendrik Zwier zegt als boven, dat de man het mes heeft gedreigd te trekken, en Antonie Elstrodt het buis heef willen uittrekken om de man te slaan.

Albert Zwier verklaart als Hendrik Zwier.

Hermanus Vegters als boven, dat Antonie Elstrodt het buis uittrekken heeft gezegd kom dan maar op. Dat zij die man zijn naar gegaan om bij hem te blijven(?)

Antonie Elstrodt zegt die man niet met moet wil te zijn gegooijd, maar doordat zij met elkander spelende bij ongeluk te zijn gebeurd, en dat die man hem naar hun is toegekoomen, hun heeft gescholden en gedreigd met het mes te snijden, en toen het buis geeft uitgetrokken om hem te verweeren.


Bijlage 5: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 28-09-1831 (3)

Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in kolonie N2 op den 28 september 1831

Antonie Kraan, Johannes Puper, Evert en Cornelis van Ooyen, zijn aangeklaagt, den 21 september s avonds om 10 uuren elk met een zak knollen op de weg in de oostvierdeparten te zijn gegaan.

Antonie Kraan zegt die knollen uit een akker te hebben geplukt voor het land van Bovenkamp te Noordwolde, bewoond door Meijer, en dat Andries Poelstra, Lippe Poelstra, Klaas Hoogmoed en Kristiaan Vogelzang hun zijn vooruitgegaan met oogmerk om hun te verschrikken en dan de knollen af te nemen.

Johannes Puper zegt die knollen te hebben geplukt op het land bij het bosje agter Hoogmoed, maar niet wetende van wie dat land was, dat hij een half spine(?) knolle heeft gehad.

Evert van Ooijen zegt die knolle te hebben geplukt op het land bij het bosje agter Hoogmoed.

Kornelis van Ooijen zegt die knollen te hebben geplukt op het land agter Hoogmoed.


Bijlage 6: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 28-09-1831 (4)

Procesverbaal van het verhandelde door de Raad van Toezigt in kolonie N2 op den 28 september 1831

Klaas Hoogmoed, Andries Poelstra, Lippo Poelstra, Christiaan Vogelzang en Willem Leonhard zijn aangeklaagt knolle te hebben gestoolen.

Klaas Hoogmoed zegt die knolle te hebben geplukt agter de akkers van Hoogmoed en die knolle in huis te hebben gekookt en opgegeten.

Andries Poelstra zegt niet voorneemens te zijn geweest om knolle te plukken, maar die andere vindende mede te hebben geplukt.

Lippo Poelstra zegt uit school komende met elkandere te hebben afgesproken die andere te verschrikken en hun vindende mede heeft geplukt.

Kristiaan Vogelzang zegt die knolle agter zijn huis te hebben verstopt, en dat hij van zijn ouders evenwel daarom heeft slaag gehad.

Willem Leonhardt zegt medegegaan te zijn om die jongens te verschrikken, en daar komende mede knollen heeft geplukt.



BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615

Notities bij het zittingsverslag