Tegenwoordig zijn al de leden.
Wordt gelezen een Proces-verbaal van den raad van toezigt in
colonie nr. 1 van gisteren, hierbij overlegd.
Gehoord Sija Nienkemper in haar beklag van door Johannes
Herman Kniezenburg te zijn geslagen, zoomede genoemde
kolonist Kniezenburg en C. van den Berg en diens
vrouw, Pieter Kramer en R.P. Ekhart als getuigen.
Uit dit verhoor blijkt het den raad ten duidelijkste dat Sija
Nienkemper in twist geraakt zijnde met de dochter van Kniezenburg,
niet alleen deze heeft geslagen maar dat ook de bestedeling L.
van Delsen daarbij is gestoten of gegooid geworden, zoodat
hij bloeide, en dat zij vervolgens ook den kolonist Kniezenburg,
zoo al niet op de borst gestoten heeft, dan toch met haar vuist
hem herhaaldelijk gedreigd heeft hem te zullen stoten, en wijders
dat zoo ook Kniezenburg Sija Nienkemper eenige stokslagen
heeft gegeven.
De raad overwegend dat zoowel de een als de andere zich van
mishandeling van elkander en mitsdien aan art. 2.§ B van het
reglement hebben schuldig gemaakt en de schuld des eenen, die
zwaarder geslagen heeft niet wel grooter geacht kan worden dan die
der andere, welke den eerste daartoe had aanleiding gegeven,
Gelet op art. 3. § 1 houdende bepaling dat diergelijke misdrijven
voor de eerste maal met opsluiting van drie tot acht dagen in de
strafkamer, naar gelang der omstandigheden, zullen worden
gestraft, besluit met eenparige stemmen Sija Nienkemper en
J.H.Kniezenburg zullen worden gestraft, gelijkelijk met
vier dagen opsluiting in de strafkamer.
Dien beide schuldigen, daartoe weder binnengeroepen zijnde, wordt
dit besluit voorgelezen en de uitvoering daarvan aan den Adj.
Directeur opgedragen.
w.g. J. van Konijnenburg
L. Lucassen
M. Bersma
P. Souverein
P.v.d.Bil
onleesbaar
Proces-verbaal van het verhandelde in de Raad van Toezigt van
kolonie nr.1 op Vrijdag den 4e Mei 1832 des namiddags te 4 ure.
Raad van Toezigt van de kolonie nr. 1 bijeengekomen en door de
voorzitter geopend zijnde verschijnen achtereenvolgens voor
dezelve de nakomende personen, als
1e) Sija Nienkemper, oud 21 jaren, zegt dat zij op de 24e
april jl. bij de wijkm. De Jong was gekomen om hooi te
halen, aldaar had ontmoet de dochter en ingedeelde van J.H.
Kniezenburg waaraan zij had gevraagd of zij de vorige dag
hare zuster genoeg gescholden hadde,
hierop de dochter van Kniezenburg had geantwoord “ja, mierennest”,
dat zij haar dan drie klappen op de rug had gegeven en de
ingedeelde L. van Delsen, die alsdan was komen
toeschieten, achteruit gestoten,
dat vervolgens Kniezenburg was gekomen met M. Zantwijk,
na haar eerst te hebben gevraagd waarom zij zijn dochter en
ingedeelde had geslagen, met een stok die hij bij zich had haar
eerst in haar regteroog en vervolgens 2 slagen op het hoofd had
toegebragt,
dat zij toen de stok had gegrepen en deze niet los willende laten
van Zantwijk een slag over de regterarm had ontvangen, dat
eindelijk de wijkm. De Jong was gekomen en haar van Kniezenburg
ontzet, die alsdan onder het schelden van “hoer”en “laat je weder
opligten van de soldaten” met Zantwijk was heengegeaan.
2e) Johannes Hermanus Kniezenburg, oud 42 jaren, verklaart
dat hij op de 24e april des morgens zijn dochter en ingedeelde
heen had gezonden naar de wijkm. De Jong om hooi te halen,
dat alsdan Sija en Johanna Nienkemper en Hendrika
van Rooyen zijn dochter en de ingedeelde L. van Delsen
hadden aangegrepen, geducht geslagen en verder laatstgenoemde in
de vaart gegooid dat zijn neus en lippen aan ‘t bloeden
gesprongen waren,
hetwelk getuigen konden (N.Goudsbloem, Ekhart en de
wed. de Kok),
dat hij daarop van het land was geroepen en bij het huis van de
wijkm. De Jong komende aan Sija Nienkemper had
gevraagd waarom zij zijn dochter en wees hadde geslagen,
dat zij toen in plaats van antwoord hem drie stoten met de
vuist op de borst had gegeven, hij daarop de stok had gevonden en
haar daarmede 2 slagen had toegediend,
dat Zantwijk de stok alsdan had gegrepen en
vastgehouden en dat daarna de wijkm. De Jong was
gekomen waarna zij van elkanderen zijn gegaan en dadelijk van het
voorgevallene met Zantwijk en de ingedeelde L. van
Delsen de Heeren adjunct- en onderdirecteur kennis gegeven.
3e) Meindert Zandwijk, oud 28 jaren, zegt gezien te hebben
dat Sija Nienkemper Kniezenburg 3 maal met de
vuist op de borst had gestoten, dat daarop Kniezenburg de
stok had genomen en haar daarmede 2 maal had geslagen, dat hij dan
de stok had gegrepen en haar van malkanderen had gescheiden,
waarop Sija Nienkemper weder achter hem was heen gelopen
en Kniezenburg aangevlogen, dat vervolgens de wijkm. De
Jong was gekomen met zijn vrouw welke laatste hadde gezegd
“dondert nu maar op” (J.H.Kniezenburg bedoelende)
en
nog meerdere scheldwoorden geuit, dat hij vervolgens met Kniezenburg
naar de onderdirecteur was gegaan om van het gebeurde rapport te
doen.
4e) J. v.d.Berg en huisvrouw verklaren dat zij gezien
hebben dat Kniezenburg de dochter van Nienkemper
met een knuppel heeft geslagen, haar gescholden voor
“soldatenhoer, laat je weder opligten van de soldaten”, dat daarop
Sija Nienkemper Kniezenburg wel met de vuist
gedreigd had doch niet gezien dat zij hem had gestoten of
geslagen, dat Zantwijk ook daarbij was geweest doch
zij deze niets anders hadden gezien dan dat hij de stok van Kniezenburg
had gepakt, zeggende zij tevens dat Kinkelaar hun verteld
had dat Zantwijk deze winter 3 stoelen bij hem had laten
matten, waarvan de verdienste door Kniezenburg bij de
wijkm. De Jong dan opgegeven was als arbeid voor de
Maatschappij verrigt.
5e) Pieter Kraamer, oud 48 jaren, betuigt dat hij gezien
heeft dat Kniezenburg Sija Nienkemper met zijn knuppel
heeft geslagen en gescholden voor soldatenhoer, hebbende hij niet
gezien dat Sija Nienkemper Kniezenburg heeft geslagen,
maar wel dat zij een slag over de arm van Zantwijk had
ontvangen.
6e) Rienk Pieters Ekhart, oud 45 jaren, verklaart dat hij
wel gezien en gehoord heeft dat de dochter van Kniesenburg
Sija Nienkemper voor mierennest gescholden heeft en dat
daarna Sija Nienkemper haar op de rug had geslagen, dat
vervolgens Kniezenburg was gekomen met zijn stok en
daarmede Sija Nienkemper geslagen.
Aldus gedaan en geteekend te Frederiksoord ten deze dage als
boven.
w.g. H. Faaken, voorzitter
J.A.de Jong
A. van Putten
L.Lucassen
Poulie, secretaris
Notities bij het zittingsverslag