Alle leden zijn tegenwoordig
Art 1.
Wordt gelezen een proces Verbaal van den Raad van toezigt van kol.
N1, ten gevolge waarvan achter een volgende voorkomen
A.
Pieter Hopman als beschuldigd van den opziener Hahn
te hebben gescholden.
De jongen ontkent zijnen misstap niet en betoont berouw, waarom de
Raad hem met eene ernstige vermaning voor deze keer gaan laat.
B.
Pieter de Ruiter en Abraham Muijen, als beschuldigd
van eenige dakpannen van de woning des geneesheer te hebben stuk
gegooid
De beschuldigden ontkennen echter hetgeen Jan Hopman, die
in de vlasschuur werkende zulks gezien zoude hebben, getuigt.
De Raad geen tweede getuige of een ander voldingend bewijs van het
misdrijf hebbende kunnen bekomen
Besluit:
De afdoening der zaak te verschuiven tot eene volgende zitting,
tegen wanneer de Adjunct Directeur den kolonist Aldhof en
den Schoolonderwijzer Aukes hierover horen zal.
C.
De kolonistenkinderen Johannes Gotz en Ruurt Eckhart,
benevens de bestedeling Pieter Bos, als door den
fabrijkbaas beschuldigd van verregaande luiheid, balsturigheid en
moedwillig bederf van gereedschappen. Dezelven trachten zich te
verontschuldigen, doch zoo wel de Onder Directeur Ten Broek als de
Adjunct Directeur bevestigt volkomen de klagten van den
fabrijkbaas, zoodat op grond van Art 2$a en Art.3$e, van het
reglement van tucht met algemeene stemmen wordt besloten, den
eerstgenoemden voor drie en de beide laatsten voor vijf dagen in
de Strafkamer te doen op sluiten, waarvan hun mededeleling gedaan
wordt, nadat zij daartoe weder waren binnen geroepen.
Art 2
Wordt gelezen een proces verbaal van den Raad van toezigt van kol
N3, ten gevolge waarvan wordt binnen gelaten den kolonist G
van Manenburg, als beschuldigd van verregaande dronkenschap.
De getuigen in het proces verbaal genoemd worden gehoord en
verklaren eenpariglijk Manenburg in dien staat te hebben
ontmoet.
Deze ontkent zijn misdrijf niet, doch verlangt al wederom
verschoning, die hem vroeger menigwerf te vergeefs geschonken is,
behalve, dat hij deswege reeds eenmaal is gestraft geworden
(Zie notulen van den 17e Augustus 1833)
De Raad gelet op $ 2 van Art 3, in verband met het voorgaande
artikel, besluit
Bij meerderheid van stemmen daar de drie gemeensmannen hem nog
eenmaal verschoond wilden zien, de kolonist Manenburg te
verwijzen naar de Ommerschans.
Hij binnengeroepen zijnde bekomt daarvan kennis.
Eindelijk verschijnt nog de kolonist Hagenberg met zijn
zoon, die voor eenige dagen de koloniën zonder verlof verlaten had
en zich van de arbeid vrijgesteld wilden zien, uit hoofde hij in
militaire dienst te zullen overgaan.
Zijne verkeerdheden worden zoo hem als zijnen vader onder het oog
gebragt, met aanzegging van zich aan het werk te moeten begeven
wil hij en het huisgezin mede de verstrekkingen blijven genieten.
In de kantlijn bijgeschreven: Volgens procesverbaal als
deserteur afgevoerd
Er is geen zoon van Hagenberg als deserteur afgevoerd tot 1 mei
1834
Aldus gedaan te Frederiksoord, den 12 Mei 1834.
J Van Konijnenburg
J. H. Klijzing
M. Bersma
Kuijpers(?)
C. Bollen
H.W. Kemper
van Marle secretaris
Raad van Toezigt gehouden bij Kolonie N1 op den 12 Mei 1834
Alle leden zijn tegenwoordig
Komt voor Willem Hahn Oud 54 jaren
Voorzitter vraagt wat is er den 9e dezer voorgevallen op Hoeve No
73
Antwoord
Pieter Hopman had aldaar ¼ roede land gespitt en bleef toen
weg, onbewust dat den wijkmeester hem ander werk had aangewezen en
denkende dat hij willekeurig was weggebleven stelden ik een ander
in dat werk.
P. Hopman kwam te rug en wilde weder in zijn werk waarin
hij maar ½ Cent had verdiend.
Daar reeds een ander in zijn plaats werkzaam was, wilden ik dit
niet toestaan, en deed hem een ander werk aan.
Waarop hij op een infaame wijs begon te vloeken en te schelden zoo
als ik gedurende mijn leeftijd nog nooijt ben uitgemaakt.
Komt voor Pieter Hopman oud 15 jaren
De Voorzitter vraagt waarom hebt gij den Opziener Hahn zoo
brutaal bejegend
Antwoord
Ik heb niet gescholden of gevloekt, maar wilden ½ roede voor mijn
verrigt werk betaalde hebben.
Komt voor Pieter de Ruiter, oud 22 jaren
De voorzitter vraagt wat heb gij op den 24e April JL aan den
woning van den Doctor verrigt
Antwoord
Niets
Vraag
Hebt gij niet met Steenen op het dak geworpen met dat gevolg dat
de pannen welken daarop lagen gebroken zijn.
Antwoord
Jan Hopman en Dirk Everts hebben dit gedaan en Jan
Hopman heeft mij hier dan bij Althof beschuldigd en
deze heeft alzo verkeerd rapport uitgebragt, wat meer is Meester Aukes
heeft hun zelve verboden
Komt voor Abraham Muijen oud 20 jaren
Vraag
Wat is op den 24 April JL aan den woning van den Doctor gebeurd
zijn aldaar op het dak geen pannen stuk gesmeten
Antwoord
Hiervan weet ik niet
Vraag
Zijn daar opgenoemde woning geen 50 pannen aan stukken gegooijd
dien ik daags te voren aldaar had laten opleggen
Antwoord
Dat is mogelijk, want Jan Hopman heeft het gedaan, dat
kunnen getuigen Cornelis de Vries en Giliam Klaver
Komt voor Jan Hopman oud 20 jaren
Vraag
Weet gij mij te zeggen hoe de pannen op de woning van den Doctor
aan stukken zijn geraakt
Antwoord
Ja; ik stond op den zolder aldaar te ziften zag en hoorden de
pannen breken, liep naar beneden en zag gen. A. Muijen en
P: de Ruiter aldaar mede bezig, lopende door den tuin van
den Doctor, door een en ander maakten ik aan Aldhof
rapport
Komt voor Cornelis de Vries oud 20 jaren en Giliam
Klaver oud 20 jaren
Vraag
Wie heeft de pannen op het huis door den Doctor bewoond aan
stukken gesmeten
Beiden verklaren; dat Pieter Smallenburg, Jan Hopman
en Dirk Everts dit hebben gedaan, en dat de Schoolmeester
Aukes zelve hun zulks nog had verboden
De Voorzitter merkt hierop aan dat hij op Donderdag zijnde
den 24e de pannen op het dak had laten leggen en den vrijdag
daaraan volgend ’s morgens rapport kreeg dat dezelve waren stuk
geworpen met steenen, ook was dezen verklaring duister, want
Donderdags avonds is het school voor meisjes en niet voor de
jongens.
Komt voor Johannes Götz oud 16 jaren
Vraag
Hoe komt het toch dat gij zoo traag en onwillig in u werk zijt,
Daar gij reeds dikmaals door den adjunct Direkteut, door mij en de
fabriekbaas en door u leermeester tot meerder arbeidzaamheid en
ijver zijt vermaand, en aangespoord doch dit alles vruchteloos.
Antwoord
Ik heb zulke slegte kammen, en kan alzo niet meer werken, maar ben
niet onwillig
Vraag
Is dit dan geen luiheid en onwil in zes dagen maar een el linnen
te weven?
Antwoord
Hierop moet ik het antwoord schuldig blijven.
Komt voor Pieter Bos oud 14 jaren en Reurt Eckhart
oud 15 jaren
Vraag
Waarom zijt gij Pieter altijd zoo brutaal tegen de spinbaas en
onderstaat u hem soms uit te schelden
Antwoord
Ik heb den spinbaas uitgescholden om reden hij mij had geslagen
Vraag
Waarom deed hij zulks waarschijnelijk niet zonder reden
Antwoord
Ik speelde met een meid, de baas kwam de spinzaal binnen stooten
zijn hand binnenkomend tegen de deur en gaf mij hierop eenige
oorvijgen
De Voorzitter zegt als den Spinbaas u aanspoord tot werk, dan zijt
gij brutaal onwillig en altijd speelziek
Vraag
Reurt Eckhart wat is er met de spinbaas Kolkers en u
voorgevallen
Antwoord
Ik was buiten de spinzaal de baas riep mij naar binnen, ik kwam
hij wilden hebben dat ik zoude gaan weven
Ik merkte aan dit niet te kunnen doen om reden het garen nog te
nat was, de baas gaf mij hier op een paar klappen
Met dat gevolg dat ik het hoofd tegen een weefgetouw aanviel
Vraag
Hebt gij daarop den spinbaas niet uitgescholden
Antwoord
Dat heb ik niet gedaan
Aldus opgemaakt ten Dagen en Jaren als boven.
De Voorzitter H. Faaken
A van Anker
Jn Visscher
C Bollen
van Marle Adj secretaris
Raad van Toezigt gehouden te Willemsoord den 12 Meij 1834
Present alle de Leeden
Wegens dronkenschap voor de Raad gesteld de Kolonist van
Manenburg & volgens ingekomen verklaring der navolgende
getuigen, als van Ynske Slinger, welke hem heden drie
weken tusschen Steenwijk & herwaards op een schandelijke wijze
bedronken heeft gezien, met de broek op de hakken & gants
buiten staat zich te kunnen redden.
De dochter van Patrelli & van Snoek welke hem
mede aan het tolhuis bij Steenwijk ontmoet hebben, getuigen van
hem dat hij zoodanig door den drank overladen was hij niet
behoorlijk langs de weg kon komen.
De Onderdirecteur welke dienzelfde avond het Tolhuis van Steenwijk
is gepasseerd heeft van de huisvrouw van deswegens rapport
ingenomen.
Daar de Kolonist Manenburg in vroegere ondergelijke overtreding
voor de raad is gesteld & gestraft geweest, vinden wij ons
verplicht de raad van tucht hieraan te herinneren.
De zoon van den kolonist Hagenberg, als deserteur uit de
sterkte der kolonie afgevoerd bevind zich heden terug, loopt rond
& verkiest niet te werken, stellen wij denzelve voor de Raad
van Tucht met verzoek hem onder correctie te stellen.
Opgemaakt ten dage maand & Jaar als boven.
Ondertekening
Schuurer
B Kuperus
Klijsing
G van Buiten
Schuurmans
Notities bij het zittingsverslag