GEDEELTELIJKE TRANSCRIPTIE
Al de leden zijn tegenwoordig, met uitzondering van den gemeensman
G. Scholtens, van Willemsoord.
Art. 1
(...)
ten gevolge waarvan binnen staan Josephine, dochter van de
weduwe Wibier, hoeve 26 van kolonie No 1, en Pieter
Posthumus, voorkind der vrouw van den kolonist Lagcher,
hoeve no 31 van kolonie no 2, als beschuldigd van onzedelijken
omgang met elkanderen te hebben gehouden, ten gevolge waarvan
eerstgenoemde in zwangeren staat verkeert.
Beiden bekennen hun misdrijf en het daarvan ontstane gevolg, tot
hunner verschooning inbrengende, dat zij reeds in de maand
augustus hun ontslag uit de kolonie hebben gevraagd, ten einde met
elkanderen een wettig huwelijk aan te gaan en buiten de kolonie in
hun onderhoud te voorzien.
(...)
Art. 2
(...)
Art. 3
Wordt gelezen een procesverbaal van den Raad van toezicht van
kolonie No 3 van den 19 dezer maand, ten gevolge waarvan binnen
staan...
(...)
Art. 4
Ten gevolge van de verderen inhoud van laatstgemeld
proces-verbaal worden achtereenvolgens gehoord:
- De meisjes Delia en Marianne Kessen, die met Aaltje
en Riekje Dorenbos hebben getwist.
- De kolonisten P. van Putten, B. Grooters, J. Zwak, J.J. Zwak, P. Brands, J. Bolkenstein en G. Scheffer, allen welke, bij zekere bijzondere gelegenheid, zijn beschonken geweest.
- en vrouw Hoomoed, vrouw Capelle en vrouw De
Ruiter, welke elkander hebben gescholden en tezamen twist
gevoerd.
De Raad vindt geen genoegzamen grond, om op een of ander eenige
straf toe te passen, maar begrijpt, dat men de beschuldigden met
eene duchtige vermaning, naar de bijzondere gevallen kan laten
gaan, welke vermaningen bij monde van den President worden
gegeven.
(...)
Art. 5
(...)
Aldus gedaan in den raad te Frederiksoord, den 24 september 1836.
J. van Konijnenburg
GEEN TRANSCRIPTIE
Compareerde voor ons Pieter Keijzer, oud 14 jaar, Jan
Leonhardt, oud 14 jaar, Jacobus Kruit, oud 13 jaar,
welke beticht zijn veldvruchten uit de tuin van den kolonist Dammers
zouden genomen hebben.
Zo hebben wij hun voor ons geroepen en ondervraagd.
Hun gezamenlijk antwoord was van maar een enkelde wortel te
hebben genomen en op het naderen van ijmand uit het huis van
Dammers, zoo hebben zij dezelve bij het huis weder neergelegen.
Verder compareerde Stephanus Wijdekop en Jan Stoffels
welke eenige ongeregeldheden onder school met schoppen tegen de
deur, vengsters, enz. heeft gedaan volgens aanklagten van Meester
Drees.
Hem ondervraagt hebbende Stephanus geantwoord dat hij door anderen
daartegen was aangegooid en maar met een knolletje te hebben
gegooid.
Verder compareerde nog voor ons Evert Robin op aanklagte
van den kolonist Schnoor alhier voor den Raad geroepen
over eenige gezegden welke hij, Robin, zoude gebezigd hebben over
hem en zijn vrouw.
Robin heeft geantwoord dat Schnoor nadat hij zijn vrouw de ingang
in huis had betwist, met een stoel heeft willen slaan en welke
twist zoo hevig was geklommen dat zijn vrouw “moord” riep en de
dochter gevlugd is.
Verder compareerde voor ons Pieter Postumus als beticht
zijnde van een onzedelijke omgang te hebben gehad met Sophie
Wibier, is binnengekomen en heeft bekend dat Sophie Wibier
van hem zwanger is en hij van zins is haar te trouwen, bijaldien
hij zijn ontslag mocht krijgen, zoo hebben wij geoordeeld zulks
voor den Raad van Tucht te moeten overleggen.
Aldus de Raad gesloten op dato hierboven gemeld en door ons
geteekend.
w.g. A.Keizer
Molenkamp
A. Krol
D. Schouten
Morrien, secretaris
GEDEELTELIJKE TRANSCRIPTIE
Present alle leden
(...)
Wegens twist tusschen de kinderen van Kessen met name Delia
en Marianne en de kinderen van Doornbos met name
Aaltje en Riekje.
Dat de eerstgenoemde door die van Doornbos voor dieven
zijn uitgemaakt, waarover die van Kessen zich beklagen.
De kinderen van Doornbos hierover gehoord brengen
daartegen in dat zij overtuigd zijn van de oneerlijke behandeling
door dien zij hen goederen te bewerken gegeven hebben, die zij
niet weder terug gebragt hebben, en zich alstoen met scheldwoorden
als anderzins hebben tragten te verdedigen.
Waar van de getuigen zijn geweest Elsje Brink, Leentje
Feskens, Jannie Lodewijk en Flemens Maijli.
(...)
Op ingekomen rapport hebben op den 8 sept jl ongeregeldheden
wegens dronkenschap & ongepaste uitdrukkingen plaats gehad,
door navolgende personen welke aan de Blesbrugge aan een mestschip
werkzaam waren geweest als door P. van Putten, B.
Groters, J. Zwak, JJ. Zwak, P. Brands,
J Bolkenstein & Gr. Scheffer,
deze personen daar over gehoord belijden dat zij die avond
beschonken zijn geweest, hetwelk is voortgekomen dat zij door de
mestschipper zijn getracteerd geweest, voor het schoonmaken van
zijn schip en daarenboven ijder 5 Ct tot beloning hebben gehad,
welke zij meede aan de Blesse verteerd hebben,
waardoor zij zoodanig beschonken zijn geraakt, dat P van
Putten, JJ Zwak & J Bolkenstijn niet in
staat waren thuiswaards te komen en voor in de kolonie bij een
meede kolonist zijn overgebleven,
de overige B Groters & G Brands & G
Scheffer waren in staat naar hunne woningen terug te keren,
terwijl Jan Zwak met de voerman Snoek tot voor
zijn deur is meede gereeden,
welke personen ons alle getuigd hebben wel vrolijkheid onder
elkander gehad te hebben, maar niet weten zij eenige belediging
jegens iemand uitgedrukt te hebben, en volgens getuigenis van de
wijkmeester Kuipers, welke van Blesbrug tot aan zijne woning
met genoemde personen in gezelschap was niet weet dat er een ander
was welke eenige ontevredenheid betoond heeft.
(...)
Wegens ingekomen rapport word de vrouw van Homoed door de
vrouw van Capelle beschuldigd als uit den oogst 1835 een
mud rog te hebben verkogt, en dat aan de zwager van de wed de
Ruyter, wonende te Noordwolde,
de vrouw van Homoed hier zich over beledigd vinde doordien
huislijke oneenigheden met haar man mede berokkend beklaagd zich
deswegens,
dan de vrouw van Capelle die hier over gehoord is, getuigd
dat zij met gepasseerde nieuwjaar in geselschap is geweest met
vrouw de Ruiter waarop dat de gemelde weduwe haar
proponeerde om wanneer zij eenige kleeding of andere goederen te
missen had haar te verkopen, terwijl zij gelegenheid had zulks bij
haar famille kwijt te worden en beloofde haare stilzwijgendheid,
terwijl zij haar bij die gelegenheid verhaalde dat de zwager van
vrouw de Ruiter gepasseerde najaar van Homoed op
die wijze een mud rog gekocht had.
Uit alle deze gezegdens prostaren(?) veele
onaangenaamheden, onder alle gebuuren als bij de vrouw van Smallert
(?) Nr 81 & de ingedeelde uit Nr 83 Alijda Wild
welke zoo verregaande zijn dat het alle ordentelijkheid te boven
gaat & zo moeielijk te stuiten is, waarop wij de tusschenkomst
van de Raad van Tucht inroepen.
(...)
Van welken voorenstaande wij de eer hebben de
Raad van Tucht te rapporteren
Willemsoord den 19 sept.1836
J. Schuurer
Notities bij het zittingsverslag