Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt voorgelezen een Proces-verbaal van den Raad van toezigt van
Kolonie Nr 3, van den 24e dezer maand, houdende beschuldiging
tegen de huisvrouw van den kolonist J: G: Pennink als zich
te hebben verzet tegen den Wijkmeester J: van Buiten
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, ontkent zij haar misdrijf,
en is de Raad ook niet genoeg van hare schuld overtuigd waarom zij
besluit, haar met eene ernstige vermaning heen te laten gaan.
Verder wordt binnen geroepen den Kolonist J: J: Smit,
welke al mede den Wijkmeester J: van Buiten door
scheldwoorden zoude hebben beleedigd.
Den beschuldigde beklaagt zich niet goed door den Wijkmeester te
worden behandeld, en hem daardoor in drift te hebben gescholden.
De Raad gelet op Art 2 § a, en art 3 § 1 van het Reglement van
tucht , waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de
strafkamer op diergelijke misdrijven is gesteld
Besluit
J: J: Smit de straf op te leggen van vier dagen opsluiting
in de strafkamer, hetwelk hem, hij daartoe binnen geroepen zijnde
door den President wordt kenbaar gemaakt, daarbij tevens onder het
oog brengende dat hij voortaan, zoo hij zich wederom over zijne
Wijkmeester te beklagen heeft, daarover zich kan vervoegen bij de
Directie.
Voorts wordt gelezen in het zelfde Proces verbaal, de
beschuldiging tegen de kolonisten Zoonen Anthonie Beekman
oud 16 jaren en Evert van der Hulst oud 15 jaren, welke
onderling zouden hebben gevochten.
De beschuldigden worden binnen geroepen, en bekennen beiden
hun misdrijf.
De Raad gelet op Art 2 § 6 en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op diergelijke misdrijven is gesteld
Besluit
Anthonie Beekman zes dagen en Evert van der Hulst
als de meest schuldige acht dagen opsluiting in de strafkamer toe
te wijzen, hetwelk hun, zij daartoe binnen geroepen zijnde, door
den President wordt kenbaar gemaakt.
Verder wordt in hetzelfde Proces-Verbaal gelezen de beschuldiging
tegen:
G: C: Morees, oud 21 jaren
Jan Werf, oud 14 jaren
H: J: van Nunspeet, oud 14 jaren
en Pieter van Putten, oud 15 jaren
allen welken zeer gerove baldadigheid zouden hebben gepleegd in de
katoenfabrijk.
en G: IJsbach, oud 16 jaren
G: Snoek, oud 14 jaren
en W: Klijzen, oud 14 jaren
beschuldigd wordende van verregaande luiheid in de katoenfabriek.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen zij niets tot hunne
verschooning inbrengen.
De Raad gelet op Art 2 § a, en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op diergelijke misdrijven is gesteld
Besluit
De vier eersten de straf van acht dagen, en de drie laatsten ieder
zes dagen opsluiting in de strafkamer op te leggen, hetwelk zij
daar toe binnen geroepen zijnde door den President wordt kenbaar
gemaakt.
Voorts wordt gelezen in hetzelfde Proces-verbaal de beschuldiging
tegen den kolonist G: Jager wegens het misbruiken van
sterken drank en verregaande beleediging tegen den opziener W:
Taatgen.
Den beschuldigde binnen geroepen zijnde bekent hij zijn misdrijf,
gevende daarbij te kennen, dat de dronkenschap daar van alleen de
oorzaak was, waarover hij een waar berouw gevoelt.
De Raad gelet op Art 2 § c, en Art 3 § 1 van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op diergelijke misdrijven is gesteld.
Besluit
G: Jager de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in
de strafkamer, hetwelk hem hij daartoe binnen geroepen
zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Nog wordt gelezen in hetzelfde Proces-verbaal de beschuldiging
tegen A: van Bruchem welke in plaats van groote
aardappelen van zijne hoeve af te leveren, daarvoor poters zoude
hebben aangekocht.
Den beschuldigde binnen geroepen zijnde, verklaart dat hij pooters
zoude hebben gekocht, met oogmerk om die een volgend jaar op land
buiten de kolonie te poten, waarvan waarschijnlijk eenigen onder
zijne afgeleverde aardappelen waren geraakt.
De Raad houdt het er voor dat hij het voornemen wel heeft gehad,
doch daarin is belet geworden en
Besluit
A: van Bruchem in zijne betrekking als opziener door een
geschikt persoon te doen vervangen en hem voor het overige met
eene ernstige vermaning te laten heengaan, hetwelk hem hij daartoe
binnen geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Eindelijk wordt nog in datzelfde Proces-verbaal gelezen de
beschuldiging tegen den bestedeling J: C: Voorbrood welke
zich zoude hebben schuldig gemaakt aan het misbruiken van sterken
drank.
Den beschuldigde binnen geroepen, bekent hij zijn misdrijf.
De Raad gelet op Art 2 § c en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
is gesteld, voor hem die zich voor de eerste maal aan dit misdrijf
schuldig maakt.
Besluit
J: C: Voorbrood de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer hetwelk hem hij daartoe binnen
geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Verder wordt gelezen een proces-verbaal van den Raad van toezigt
van Kolonie No. 2 van den 24e dezer maand, houden de beschuldiging
tegen de kolonisten kinderen
Johannes Puper
Francis Burks
Willem Stuiver
en Pieter van der Sluis
welke allen den kolonist Gerritsma door scheldwoorden
zouden hebben beleedigd.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, bekennen zij hun
misdrijf, daarbij te kennen gevende, dat Gerritsma daartoe
zelf aanleiding zoude hebben gegeven.
De Raad houdt het ervoor dat Gerritsma door zijn gedrag
hiervan zelf mede oorzaak is en
Besluit
Hen allen met eene ernstige vermaning heen te laten gaan.
Voorts wordt gelezen een proces-verbaal van den Raad van toezigt
van Kolonie No. 1 van den 25 dezer maand houdende beschuldiging
tegen den bestedeling C: N: Goudsblom, wegens het
misbruiken van sterken drank.
Den beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent hij zijn misdrijf
De Raad gelet op Art 2 § c en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
is gesteld, voor hem die zich voor de eerste maal aan dit misdrijf
schuldig maakt.
Besluit
C: N: Goudsblom de straf op te leggen van vier dagen
opsluiting in de strafkamer hetwelk hem hij daartoe binnen
geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Verder wordt gelezen in hetzelfde Proces-verbaal de beschuldiging
tegen de kolonisten kinderen
Hendrik Huisman
Maria Vermeulen
en Anna Hilkemeijer
welke zich allen een dag buiten de kolonie hadden begeven om te
Vledder aardappelen te rooijen.
De beschuldigden niet binnen geroepen, daar de Raad deze zaak
beschouwd als de schuld van den Wijkmeester Mulder, welke
daarop had moeten toezien, waarom hem door de Directie het gemis
van eene halve week tractement is opgelegd.
Daarna wordt gelezen in hetzelfde Proces-verbaal de beschuldiging
tegen den kolonisten zoon Ferdinand Götz, oud 14 jaren,
welke den ingedeelde Johannes Hendrikus Smit oud 13 jaren
met de klomp een gat in het hoofd zoude hebben gegooid.
Den beschuldigde binnen geroepen zijnde, geeft hij te kennen, dat
zulks bij ongeluk zoude zijn geschied, alhoewel de Raad
genoeg van zijne schuld en ondeugd overtuigd is.
De Raad gelet op Art 2 § b en Art 3 § 1 van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op die misdrijven is gesteld.
Besluit:
Ferdinand Götz de straf op te leggen van acht dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem hi daartoe binnen
geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Verder wordt nog in hetzelfde Proces-verbaal gelezen de
beschuldiging tegen
Gabe Hoekstra, oud 16 jaren
Lourens Augustijn, oud 16 jaren
Jan van Limbeek, oud 14 jaren
en Jan van der Hoef, oud 14 jaren
welken allen baldadigheid hebben gepleegd aan de katoen fabriek in
een der koloniale woningen.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, kunnen zij niets tot
hunne verschooning inbrengen.
De Raad gelet op Art 2 § a en Art 3 § 1 van het reglement
van tucht waarbij opsluiting in de strafkamer van drie tot acht
dagen op die misdaden is gesteld
Besluit
G: Hoekstra, L: Augustijn, J: van Limbeek
en J: van der Hoef ieder de straf op te leggen van acht
dagen opsluiting in de strafkamer, hetwelk hun zij daartoe binnen
geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Eindelijk wordt nog in hetzelfde Proces-verbaal gelezen de
beschuldiging tegen de kolonisten zoon Johannes van Cleef
welke zich zoude hebben verzet tegen den Wijkmeester Uhl.
Den beschuldigde binnen geroepen zijnde kan hij niets tot zijne
verschooning inbrengen.
De Raad gelet op Art 2 § a en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen op dat misdrijf
is gesteld
Besluit
Johannes van Cleef de straf op te leggen van zes dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem, hij daartoe binnen
geroepen zijnde, door den President wordt kenbaar gemaakt.
Nog deelt de President de Raad mede dat de bestedelingen Johannes
Staats oud 18 jaren en Dirk de Vries oud 15 jaren,
de eerste van Kolonie No. 3, welke den 11e Augustus JL, en de
laatste van Kolonie No. 2, welke den 6e dezer maand van desertie
zijn terug gekomen, onmiddellijk na hunne terugkomst naar de Ommerschans
zijn overgebragt tot voorkoming van vernieuwde desertie.
De Raad gelet op Art 2 § d en Art 3 § 1 van het reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor eenen onbepaalden tijd naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
De overplaatsing eenparig goed te keuren.-
J. van Konijnenburg (Pres)
C. Hulst
??
J. K. Veldmeijer
F. Mandos
C. van Weert
T: H: P: van Marle
Raad van toezigt gehouden in kolonie No. 3
Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt binnengeroepen de Vrouw van den Kolonist J.G. Pennink
Hoeve No. 73, die de Wijkmeester J. van Buiten op een
verregaande wijze beleedigd heeft met schelden, ja zelfs bedreigd
hem te slaan; zij ontkend zulks gedaan te hebben, alhoewel
de raad het er wel voor houd dat zij zich aan het vorenstaande
heeft schuldig gemaakt daar zij altijd zeer brutaal is.
Daarna wordt binnen geroepen den kolonist J: J: Smit Hoeve
No. 75 die zich mede heeft schuldig gemaakt met den
Wijkmeester J. van Buiten te schelden voor schelm en meer
diergelijke onbetaamde uitdrukkingen, dat door den Onder Directeur
is gehoord geworden.
Smit is echter niet gekomen, maar wel zijne Vrouw die
verklaart dat haar man ongesteld is, waardoor hij niet heeft
kunnen komen.
Nog worden binnen geroepen Anthonie, Zoon van den kolonist
Beekman, oud 16 Jaar, en Evert, zoon van den
kolonist van der Hulst, oud 15 jaren, die met elkander op
het werk hebben getwist, en eindelijk heeft E. van der Hulst,
A. Beekman een steek met een mes in de rug gegeven,
waardoor hij wel geen gevaarlijke, maar toch eene ernstige wonde
bekomen heeft.
E. van der Hulst bekend zijn misdrijf en vraagt daarvoor
verschooning.
Nog komen binnen G: C: Moores oud 21 Jaren, Jan
Zoon van de Wed Werf, oud 14 Jaren van Hoeve No. 11, H:
J: Nunspeet bestedeling van kampen oud 14 Jaren van
Hoeve No. 4, Pieter, Zoon van den kolonist van Putten
Oud 15 Jaren, van Hoeve N0. 42.
G: IJsbach, bestedeling van de Rijp oud 16 Jaren van Hoeve
N0. 29.
G: Snoek voordochter van den kolonist Leunissen Oud
14 Jaren van Hoeve No. 15
W. Kleijzen, Bestedeling van Monnikendam oud 14 Jaren alle
welke in de katoenweverijen baldadigheden plegen en niet willen
werken.
Daarna komt binnen den kolonist W. Taatgen van Hoeve No.
92, die door den kolonist G: Jager van Hoeve No. 113, zeer
beleedigend, en zelf met de dood bedreigd is, als zijnde
laatstgemelde beschonken, die zich wel meer aan misbruik van
Sterken drank schuldig maakt;
Jager is niet voor den raad willen komen.
J: C: Voorbrood bestedeling van voorschoten uit Hoeve No.
58 oud 55 Jaren die zich aan misbruik van Sterken drank schuldig
maakt wordt het verkeerde daarvan onder het oog gebragt, hij weet
niets ter verontschuldiging intebrengen, doch beloofd al weder om
beterschap.-
En eindelijk wordt binnen geroepen den kolonist A van Bruchem
van Hoeve No. 32, die kleine aardappelen (kriel) van den
Godsdienstige Onderwijzer Jacobson gekocht heeft om die
aan de brood bakkerij in te leveren, en daarvoor dus groote of Eet
aardappelen in plaats dacht te houden, hetgeen hem echter is
verhinderd geworden; van Bruchem bekend zijn misdrijf en
beloofd zulks nimmer weder te zullen doen.
Aldus gedaan te Willemsoord den 24 October 1838
J.L. Hoving
B: Kuperus
P. Hazeloop
F. Mandos
S. de Plot
Raad van Toezigt gehouden in kolonie No. 2 op Woensdag den 24
October 1838
Alle Leden present
Binnengeroepen den onderstaanden, als aangeklaagd zijnde door G:
Gerritsma, van hem op Zondag den 21 October JL bij het
passeeren der oostvierde parten in de 2e wijk, gescholden en
beledigende woorden aan hem hebben toegevoegd;
hen ondervraagd hebbende is door Johannes Pupper wonende
in de 2e wijk hoeve No. 55 geantwoord dat hij Schinder
tegen hem heeft gezegd en anders niet.
Francis Burks, Zoon van J Burks in voorn. Wijk op
No. 60 verklaard niets tegen hem te hebben gezegd maar gelagchen
heeft van zijn gekke manier van gaan.
Willem Stuiver, Zoon van den kolonist P: J. Stuiver
in voorn wijk op No. 62 – Bekend tegen hem gezegd te hebben het
woord Vilder.
Pieter van der Sluis, Zoon van den kolonist P. van der
Sluis in voorn. wijk op no. 63 Bekend het woord Schinder
tegen hem te hebben uitgeroepen.
Allen getuigen eenpaarlijk dit alles niet met een kwaad inzicht te
hebben gedaan, maar door zijne malle en winderige gang hier toe
aangezet zijn geworden.
De Raad van oordeel zijnde dit aan de Raad van Tucht te moeten
kenbaar maken, is aldus gesloten en door ons onderteekend.
De President
A. H. Idserda
J. Verhagen
A. Keizer
C. van Weest
Morriën, Secrt
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie No. 1
Donderdag den 25 October 1838
De leden zijn alle tegenwoordig
Achtervolgens worden gehoord:
Cornelis Nicolaas Goudsblom, oud 54 jaren, ingedeelde bij
de weduwe Winkelhuis die tusschen den 19 en 24 September
JL zich schuldig gemaakt heeft aan misbruik van Sterken drank, bij
gelegenheid van het laten teekenen van administrative stukken, bij
de kolonisten, zijnde hij door den Onder Directeur en wijkmeester
beschonken gevonden.-
De beschuldigde bekent zijn misdrijf.
Hendrik Huisman, voorzoon van den kolonist Leloux,
Maria Vermeulen en Anna Hilkemeijer, welke op
donderdag den 18e dezer bij K: H: de Wit te Vledder
aardappelen hebben gerooid; op ondervraging van den president, of
hun ook door een der koloniale ambtenaren daartoe vrijheid is
verleend, wordt zulks door hun ontkennend beantwoord.
Johannes Hendrikus Smits, oud 13 jaren, ingedeelde bij den
kolonist Althoff als getuige tegen Ferdinand Götz,
voorzoon der vrouw van den kolonist Perijn, welke hem Smits,
in de katoenweverij, waar beiden werken, met een klomp naar het
hoofd heeft gegooid, hetwelk door den adsistent in de weverij, A.
Biemans mede aan den President is te kennen gegeven.-
Ferdinand Götz, oud 14 jaren tracht zich te
verontschuldigen en zegt dat hij Smits slechts gedreigd
had, toen deze zijne spoel, die van het getouw gevallen was, wilde
oprapen.
Gabe Hoekstra, Lourens Augustijn, Jan van
Limbeek en Jan van der Hoef, oud 16, 16, 14 en 14
jaren, katoenwevers op hoeve N. 69, welke herhaaldelijk door den
voorzitter en wijkmeester van hun werk bevonden zijn, bezig met
het plegen van allerlei baldadigheden, zoo als het vastmaken van
inslag katoen aan de boomen in den tuin bij de woning, enz. zijnde
er laatstelijk door den loopenden adsistent C. Verhoeks
eenige pijpjes bedorven inslag garen, in den koestal gevonden.
Hunne verontschuldiging heeft niets te beduiden.-
Johannes van Cleef oud 19 jaren, die op den 19 dezer maand,
den wijkmeester J. Uhl geweigerd heeft, het hem door
denzelven opgedragen werk te doen.
De Raad is van gevoelen het bovenstaande aan den Raad van Policie
en tucht te moeten onderwerpen.
Aldus gedaan te Frederiksoord in den Raad aldus boven
H. Faaken
J. Uhl
J. Mulder
J. K. Veldmeijer
L. Mensink, secrt
Notities bij het zittingsverslag