De leden waren tegenwoordig met uitzondering van de heren Van
Broek en van Marle die om huiselijke aangelegenheden
en familiale zaken afwezig waren.
Worden gelezen vier stuks processen-verbaal, respectievelijk van
den 27e November, 7, 8 en 9 December 1839, opgemaakt
Tegen
Jan Boomert, oud 16 jaren, ingedeeld bij den kolonist PH
Rijnbergen hoeve No 102, van Kolonie No 1, welke geweigerd
zou hebben te werken en zich tegen den opziener te hebben verzet.
A. Roffers van Kolonie No 1 beschuldigd van zich op eene
ongepaste en schandelijke wijze ten aanhooren van anderen over de
kolonie te hebben uitgelaten, door de uitdrukking te bezigen dat
de geheele kolonie moet verbranden.
Maria Spoel, oud 13 Jaren dochter van den kolonist Spoel
in Kolonie No 1, betigt van een schietspoel te hebben ontvreemd
Martinus Haakmeester oud 73 jaren, beschuldigd zoolleer te
hebben gestolen van de fabrijk van Kolonie No 2
D. Mulder wordt ten laste gelegd, dat hij aardappelen van
het land der Maatschappij mede naar zijn huis zoude hebben genomen
Hendrik Biemans, oud 29 Jaren, zoon van den Kolonist L.
Biemans van Kolonie No 1 beschuldigd van dronkenschap
Jacobus Kleinee, Zoon van den Kolonist Kleinee te
Willemsoord beschuldigd als voren
G C Moorrees, oud 22 jaren ingedeeld bij den Kolonist van
Marle en adsistent op de Katoenfabrijk te Willemsoord
beschuldigd als voren, en daar en voren een ander adsistent te
hebben geslagen
Klaas Loenen van Kolonie No 2 welke aardappelen van de
Maatschappij zoude hebben verkocht, en de goederen op de 1e mise
aan hem verstrekt grootendeels te zoek gemaakt
Andries Poelstra, Zoon van De Weduwe Poelstra van
Kolonie No 2, welke ten laste wordt gelegd tot het bekomen van
verlof de Directie te hebben misleid
Hendrik Zwier, oud 23 jaren, Zoon van den vrijboer A.
Zwier van kolonie No 2 beschuldigd van te hebben gespeeld op
de viool in een kroeg buiten de Kolonie.
Christoffel Jansen, oud18 jaren, Zoon van de Kolonist L.
Jansen van Kolonie No 2
beschuldigd als voren.
Josephus Souverijn, oud 17 jaren zoon van den Kolonist P
Souverijn van Kolonie No 2, beschuldigd als voren
Hendrik Mulder, oud 16 jaren, ingedeeld geweest bij den
Kolonist Arends in kolonie No 2, welke van desertie is
teruggebragt.
De Raad
Gehoord de beschuldigden
1. Jan Boomert welke geene voldoende reden van
verschooning kan inbrengen.
2. A. Roffers wien de koe was afgenomen omdat hij op
de rogge geweid had en met inhouding van winkelgeld gestraft was
geworden omdat zijn Zoon de taak niet had afgenomen, verklaard
over een en andere ontevreden te zijn geweest en dientengevolge in
drift te hebben gezegd de hem ten laste gelegde uitdrukking.
3. Maria Spoel zegt de weefspoel te hebben gevonden,
kunnende haar het tegendeel niet worden bewezen terwijl bij de
Raad ook geen voldoende overtuiging van schuld bestaat.
4. Martinus Haakmeester kan zich van het gepleegde misdrijf
niet vrij kennen terwijl het ook algemeen bekend is, dat hij zich
meermalen aan dieverij van leder heeft schuldig gemaakt.
5. D. Mulder ontkent de misdaad waarvan hij beticht wordt
en kan hem deselve niet voldoende bewezen worden
6. Hendrikus Biemans belijdt onberimpeld de verkeerdheit
waaraan hij zich heeft schuldig gemaakt
7. Jacobus Kleinee verontschuldigd zich op eene voor de
Raad aannemelijke wijze
8. G.C. Moorrees weet tot zijne verschooning niets aan te
voeren
9. Klaas Loenen zegt dat hij aardappelen bij de rooijens is
te kort gekomen omdat hij te hoog zou getaxeerd zijn,
dat de door hem verkochte aardappelen uit zijn eigen tuin waren,
dat hij met tegenspoeden had te kampen gehad bij de ziekte van een
kind, en toen genoodzaakt was geweest zijn eerste mise tot andere
einden aan te tasten enz.
Loenen staat bekend voor een slecht sujet, zoo dat dan ook
de ingebragte redenen van verschooning geen het minste geloof
verdienen.
10. Andries Poelstra brengt eenige reden van verschooning
in, die de raad geloofwaardig voorkomen.
11. Hendrik Zwier meende als zoon eens vrijboer, vrijheid
te hebben om ook buiten de koloniën te mogen spelen en het komt de
Raad voor, dat hij ter goeder trouw gehandeld heeft.
12. Christoffel Jansen, begreep dat hij er niet aan mis
deed om buiten de kolonie te gaan viool spelen, niet tegenstaande
hij wist, dat zulks opzettelijk zijne moeder geweigerd was.
13. Josephus Souverijn had wel de viool in handen gehad van
zwier, maar niet gespeeld zoals dat door de anderen wordt
bevestigd
14. Hendrik Mulder kan niets aanvoeren, dat hem eenigzins
tot verschooning kan strekken.
Besluit
Jan Boomert te straffen met drie dagen provoostarrest
zijnde op hem toegepast art.3 van het reglement, het geen luidt:
1e. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer naar
gelang der omstandigheden van hem die zich voor de eerste maal
aan de misdrijven onder § A tot C vermeld heeft schuldig
gemaakt.
A.Roffers te laten heen gaan, na hem het ongepaste zijner
uitdrukking te hebben onder het oog gebragt, zijnde er bij het
reglement op de door hem begane verkeerdheid geen bepaalde straf
gesteld..
M.Spoel vrij te kennen als niet schuldig zijnde bevonden.
M. Haakmeester voor eenen onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans onder nadere goedkeuring van de
Permanente Commissie naar luid van art. 3 van het reglement
luidende
3. Dubble vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde,
beschadigde, verkochte of verpande, door hem die zich voor de
eerste maal aan de misdrijven onder § e vermeld schuldig maakt,
benevens opsluiting voor 8 dagen in de Strafkamer, of ook met
verplaatsing naar de Ommerschans, naar gelang der bijzondere
omstandigheden, zullen de herhaling van dit misdrijf altijd met
verplaatsing naar de Ommerschans, buiten de vergoeding worden
gestraft.
D.Mulder vrij te spreken van straf.
Hendrikus Biemans, vijf dagen opsluiting in de strafkamer
op te leggen, naar aanleiding van art.3 van het reglement hetgeen
zegt:
1e. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer naar
gelang der omstandigheden van hem die zich voor de eerste maal
aan de misdrijven onder § A tot C vermeld heeft schuldig
gemaakt.
Jacobus Kleinee voor dit maal van straf vrij te kennen
G.C. Moorrees te straffen met drie dagen opsluiting in de
strafkamer, ingevolge art.3 van het reglement luidende:
1. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer naar
gelang der omstandigheden van hem die zich voor de eerste maal
aan de misdrijven onder § A tot C vermeld heeft schuldig
gemaakt.
Klaas Loenen te verwijzen naar de Ommerschans onder
nadere goedkeuring van de Permanente Commissie naar luid van art.
3 van het reglement luidende:
3. Dubble vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde,
beschadigde, verkochte of verpande, door hem die zich voor de
eerste maal aan de misdrijven onder § e vermeld schuldig maakt,
benevens opsluiting voor 8 dagen in de Strafkamer, of ook met
verplaatsing naar de Ommerschans, naar gelang der bijzondere
omstandigheden, zullen de herhaling van dit misdrijf altijd met
verplaatsing naar de Ommerschans, buiten de vergoeding worden
gestraft.
Andries Poelstra met eene ernstige vermaning heen te laten
gaan.
Hendrik Zwier vrij te spre ken, met vermaning om zich
vervolgens van de begane verkeerdheid te onthouden.
Christoffel Jansen, op te leggen drie dagen opsluiting in
de strafkamer, zijnde op hem toegepast art.3 van het reglement
luidende:
1. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer naar
gelang der omstandigheden van hem die zich voor de eerste maal
aan de misdrijven onder § A tot C vermeld heeft schuldig
gemaakt.
Josephus Souverijn vrij te spreken
Hendrik Mulder te verwijzen naar de Ommerschans
voor eene onbepaalden tijd onder nadere goedkeuring der Permanente
Commissie, ingevolge art. 3 van het reglement luidende:
2e verplaatsing voor eenen onbepaalden tijd naar de Ommerschans
van hen die zich andermaal aan de verkeerdheden schuldig maakt,
of de ongeregeldheden en misdrijven onder § d en f genoemd
begaat.
Aldus gedaan in den Raad voornoemd op den 9 december 1839
van Konijnenburg
C. Hulst
Feskens
P. Souverijn
J. Bollen
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie No 1
Woensdag 27 november 1839
Al de leden zijn tegenwoordig
De opziener H. Hilkemeyer beklaagt zich over den
bestedeling Jan Boomert die op den 9 dezer willekeurig van
zijn werk is gebleven.
Jan Boomert, oud 16 jaren wordt hierop gehoord en zegt
vooraf toestemming van den opziener gehad te hebben, om na den
middag niet te werken, welke permissie echter nadien was
ingetrokken, toen het werkvolk uit de sectie was overeengekomen,
om des middags tot 2 uur door te werken, uit hoofde de
Roomsch-gezinden ten 4 uren naar de kerk moesten.
De Kolonist M. Zandwijk wordt gehoord omtrent de gedane
uitdrukking door den Kolonist A. Roffers dat de geheele
kolonie mogt verbranden, ten zake zijnen ontevredenheid wegens
beboeting zijnen kinders, van het winkelgoed, omdat zij hunnen
taak als katoenwevers niet hadden afgewerkt en van het afnemen
zijnen koe, voor een onbepaalden tijd, omdat hij dezelve op
roggenland had laten weiden,
Ook kolonist Hemrika bevestigt de uitdrukking van Roffers.
Roffers bekent de boven staande uitdrukking gebezigd te
hebben, maar zegt het in drift gedaan en niet zo kwaad gemeend te
hebben.
De opziener der katoenweverij G. Eman beklaagt de
kolonistenkinderen Arie en Maria Spoel, oud 15 en
13 jaar, als hebbende beide hunne schietspoel te zoek gemaakt,
terwijl Maria, des avonds na afloop van het werk, zich uit
de hoofd-weverij naar die in de schuur op Hoeve No 47 heeft
begeven, alwaar zij ene spoel van het getouw van Kornelia
Pennings die reeds naar huis was, zou hebben medegenomen,
die zij weder naar het getouw van hare broeder zou hebben
overgebracht.
Arie Spoel zegt zijne spoel in een stuk bremland verloren
en weder eene van zijn zuster terug gekregen te hebben die door
haar gevonden was.
Maria Spoel zegt de spoel die zij aan haren broeder
gegeven heeft in het ?? gevonden te hebben, hare eigen spoel
zou van het getouw vermist zijn
De kolonist Martinus Haakmeester, oud 73 jaren, wordt
gehoord wegens het ontvreemden van een stuk zool-leder uit de
fabryk van Kolonie No 2, waar hij als schoenmaker werkzaam is, met
welk leder hij door den Adjunct Directeur is aangehouden, hij zegt
het te hebben willen gebruiken tot achterlappen voor zijne eigen
schoenen.
De betedeling G.F. Rietbroek oud 20 jaren, wordt
ondervraagd en gehoord omtrent eene ingebrachte beschuldiging door
den opziener H. Hilkemeijer tegen de kolonist D.
Mulder, Hoeve no 98
de laatste zou eenige aardappelen en eene mand mede naar
zijn huis genomen hebben, van het land, van de wed Winkelhuis,
waar hij werkzaam was,
en tot welk einde hij, volgens zeggen, van den opziener voornaamd
achter was gebleven op het land toen de verige roojers vertrokken.
G F Rietbroek zegt het gezien te hebben dat Mulder en
diens zoon aardappelen in de mand hadden, die zij hebben
medegenomen.
De kolonist Mulder die het bovenstaande wordt voorgehouden
blijft het tegen hem ingebragte feit ontkennen.
De Raad onderwerpt het bovenstaande aan dien van Politie en Tucht.
Aldus gedaan in den Raad als boven
ondertekening
H. Faaken
J. Visscher
J. Uhl
J. Bollen
A. Morrien, secretaris
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
Notities bij het zittingsverslag