Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt voorgelezen een Proces verbaal van den Raad van toezigt van
Kolonie N 1, van den 19e dezer maand houdende beschuldiging:
1e tegen den Kolonist A: Geurtsen, welke zich
zoude hebben schuldig gemaakt aan misbruik van sterken drank.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf. De
Raad gelet op Art 2 § c, en Art 3 § 1, van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op dat misdrijf is gesteld,
Besluit
A: Geurtsen de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt.
2e tegen Reintje Muizer voordochter van de Wed: Ruiter Hoeve 99, oud 23 Jaren, welke door onzedelijken omgang met den bestedeling Jan Gommers van Kolonie N 3, oud 23 Jaren, ingedeelde bij de Weduwe Jaspers Hoeve 96, zich in eene zwangere toestand bevind.
De beschuldigden beiden binnen geroepen zijnde, bekennen hun misdrijf.-
De Raad gelet op Art 2 § f en Art 3 § 2, van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor eenen onbepaalden tijd naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Jan Gommers en Reintje Muizer beiden voor eenen onbepaalden tijd te verwijzen, de een naar Veenhuizen en de andere naar de Ommerschans, waarop goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde wordt hun zulks kenbaar
gemaakt.
Verder wordt gelezen een proces-verbaal van diezelfde Kolonie van
den 20e dezer maand, houdende beschuldiging tegen den Kolonist G:
Vogelzang wegens het zetten van hazenstrikken.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, ontkent zulks,
voorgevende, dat hij de strikken gebruikte om een kat te vangen
hetwelke hem tot last was
De Raad in aanmerking nemende, dat de Adjunct Directeur en
Opziener van de Jagt een strik op zijn land gevonden hebben, waar
een haas in zat, en bij hem aan huis nog nieuwe strikken, houdt
hem voor schuldig, en beschouwd de zaak als eene ongehoorzaamheid
en daarbij gelet op Art 2 § a, en Artikel 3 § 1 van het Reglement
van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de
strafkamer op dat misdrijf is gesteld:
Besluit:
G: Vogelzang de Straf op te leggen van vier dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt.
Voorts wordt gelezen een Proces verbaal, van den Raad van toezigt
van Kolonie N 2, van den 19e dezer maand, houdende beschuldiging
1e tegen den Kolonist E. ten Dulk welke aardappelen zoude hebben verkocht buiten de koloniën. De beschuldigde binnen geroepen zijnde, verklaart aardappelen te hebben verruild voor twee mandjes.
De Raad in aanmerking nemende dat dit huisgezin reeds vroeger
wegens slordigheid voor dezelve is verschenen, hetwelk den
President bij onderzoek is gebleken, werkelijk zoo te zijn,
daarbij gelet op Art 2 § g en Art 3 § 4 van het Reglement
van tucht, waarbij overplaatsing onder de arbeiders huisgezinnen
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van E. ten Dulk te verwijzen als arbeiders
huisgezin te Veenhuizen waarop de goedkeuring van de
Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks door den President kenbaar gemaakt.
2 tegen Cornelis zoon van den Kolonist Vermeeren,
wegens verzet tegen den fabrijkbaas Kolkers.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf,
daarbij te kennen gevende, dat hij niet wel door den fabrijkbaas
behandeld werd.
De President brengt hem onder het oog, dat hij zich daarover had
kunnen beklagen, doch zich nimmer tegen zijn Superieur behoorde te
verzetten.
De Raad gelet op Art 2 § a en Art 3§ 1 van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Cornelis Vermeeren de straf van drie dagen opsluiting in
de strafkamer op te leggen, hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt.-
Nog wordt gelezen een Proces verbaal van den Raad van toezigt van
Kolonie N 3, van den 12e dezer maand, houdende beschuldiging
1e tegen de Wed: Engelman van hoeve N 122, welke een te kort op haar aardappelen zoude hebben van 21.60 Mud.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekend aardappelen voor
visch te hebben verruild en ook haar varken ervan te hebben
gemest.
De Raad in aanmerking nemende, dat het een zeer arm en slordig
huisgezin is en daarbij gelet op Art 2 § g en Art 3 § 4 van het
Reglement van tucht, waarbij overplaatsing onder de
arbeiders Kolonisten op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van de Wed: Engelman, onder de arbeiders
Kolonisten te Veenhuizen te verwijzen, waarop de
goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
2 tegen den Kolonist E: M: Pronk welke den Kolonist P: Bruijn bij hem uit het huis zoude hebben geworpen.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zulks gedaan te hebben uit hoofde P: Bruijn dronken was en twist had gezocht tegen den Kolonist van Putten welke zich juist bij hem bevond.
P: Bruijn, welke zich al mede overeenkomstig een tweede proces verbaal van den 19e dezer maand aan dronkenschap zoude hebben schuldig gemaakt, wordt hier op binnen geroepen, doch is niet verschenen.
De Raad deze zaak in overweging nemende, geeft E: M: Pronk volkomen gelijk omtrent zijne handelwijze.
De Raad verder gelet op Art 2 § c en Art 3 § 1, van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op het misdrijf van P: Bruijn is gesteld
Besluit:
P: Bruijn de straf op te leggen van drie dagen opsluiting
in de strafkamer, hetwelk hem door de Directie zal worden kenbaar
gemaakt.-
3 tegen Frans, zoon van de Wed: Pelt, welke zich
gedurig tegen den Wijkmeester Kleijzing zoude verzetten.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, kan niets tot zijner
verschooning inbrengen.
De Raad gelet op Art 2 § a en Art 3 § 1, van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen op dat misdrijf
is gesteld
Besluit
Frans Pelt de straf op te leggen van acht dagen opsluiting
in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt kenbaar
gemaakt.-
4 tegen den Kolonist C: Fellinga welke zich onwillig betoont om eenig landwerk te doen.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde verklaart te zwak te wezen
om dit werk te kunnen verrigten.
De Raad in aanmerking nemende dat hij wel eenig ligt werk kan
doen, en er geen zwaar werk van hem gevorderd wordt, daarbij gelet
op Art 2 § a en Art 3 § 1, van het Reglement van tucht, waarbij
opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat
misdrijf is gesteld
Besluit:
C: Fellinga de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt.
5 tegen den Kolonist W: L: Gutseloë, welke buiten de Kolonien zoude hebben gevochten.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.
Daar het de Raad blijkt, dat de zaak van weinig belang is
geweest, en de beschuldigde van de zijde van de Directie zeer
gunstig bekend staat.
Besluit
W: L: Gutsloe met eene ernstige vermaning heen te laten
gaan.
6 tegen de bestedeling L: J: Pape welke den Kolonist H:
J: Alexis zoude hebben beleedigd door scheldwoorden en
bedreigingen.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde bekent woordenwisseling te
hebben gehad met Alexis, daarbij te kennen gevende, dat
hij een kantschop zoude hebben verkocht.
Alexis hierover gehoord hebbende, bekent zulks gedaan te hebben, zeggende alle gereedschappen dubbel te hebben.
De Raad in aanmerking nemende, dat L: J: Pape eene zeer
brutale meid is en daarbij gelet op Art 2 § b en Art 3 § 1, van
het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen
in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
L: J: Pape de straf op te leggen van vier dagen opsluiting
in de strafkamer, hetwelk haar door den President wordt kenbaar
gemaakt.
Alexis wordt met een ernstige vermaning weg gezonden.
7 tegen de Kolonisten dochter Cornelia Langenberg welke
door onzedelijk verkeer met den bestedeling Adrianus de Jong
in eenen zwangeren toestand verkeerd
De beide beschuldigden binnen geroepen zijnde, bekennen hun
misdrijf.
De Raad gelet op Art 2 § f en Art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor eenen onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Cornelia Langenberg en Adrianus de Jong beiden te
verwijzen de een naar de Ommerschans en de andere naar Veenhuizen
hetwelk hun door den President wordt kenbaar gemaakt, en waarop de
goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
Eindelijk wordt nog gelezen in een proces- verbaal van den Raad van toezigt van Kolonie N 3, van den 19e dezer maand, de beschuldiging tegen den Kolonisten zoon Dirk Capelle, wegens beleediging en brutale uitdrukkingen tegen den Wijkmeester Kleijzing.-
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.
De Raad gelet op Art 2 § a en Art 3 § 1 van het Reglement van
tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen op dat misdrijf
is gesteld
Besluit
D: Capelle de straf op te leggen van vier dagen opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt kenbaar gemaakt.
Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord den 20 November 1841
J Van Konijnenburg
C Hulst
L: ten Broek
Damen
G: Deems
J vanos
van Marle
Raad van Toezigt gehouden in kolonie N 1
vrijdag 19 november 1841
Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt voorgeroepen en gehoord
de kolonist A: Geurtsen, van Hoeve N 15, wegens het misbruik maken van sterken drank, in de maand October JL.-
Hij bekent zijn misdrijf en zegt bij gelegenheid van Vledder
markt te veel drank gebruikt te hebben.
den kolonisten dochter Reintje Muiser, Hoeve N 99 oud 23
jaren, welke zich in zwangeren toestand bevindt; zij verklaart
verboden omgang gehad te hebben met den bestedeling Jan
Gommers van kolonie 3.
Aldus gedaan in den raad als boven en aan dien van Policie en tucht onderworpen.
H. Faaken
J Mulder
J Verhagen
van os
A. Mensink Secr
Raad van Toezigt gehouden in kolonie N 1
Vrijdag 20 november 1841.
De leden zij alle tegenwoordig
Op de Hoeve van den Kolonist G Vogelzang N 90 is door den Adjunct Directeur en opziener der jacht een strik waarin een haas bevonden, de lege strik weder gezet zijnde, was die den anderen daags weg gehaald en is deze zelfde met nog 9 andere bij Vogelzang aan huis bevonden, hij zegt de strikken lang aan huis gehad te hebben, doch dezelve nimmer uitgezet te hebben.-
Aldus gedaan in de raad als boven en aan dien van Policie en
tucht onderworpen.-
H. Faaken
J Mulder
J Verhagen
Van Os
A. Mensink secr
Raad van Toezigt bij Kolonie N 2 op Vrijdag den 19 November 1841
Alle leden Présent
Is voor de Raad geroepen den Kolonist E Ten Dulk wonende in de 2e
wijk op N 59, welke door den Onder Directeur dezer kolonie en den
Wijkmeester Keizer op den daad betrapt is Aardappelen te hebben
verkocht aan Klaas Veld wonende buiten de Kolonie.
Verders is voor den Raad geroepen Cornelis Vermeren uit hoofde
van Twist, tusschen den fabrijkbaas en voorn: Vermeren
voorgevallen.
Hem naar de oorzaak ondervraagd hebbende heeft hij Vermeeren zich
beklaagd van het eerste door den fabrijkbaas te zijn geslagen en
gewond en hierop wederkerig terug te hebben geslagen, waarop door
de Baas Kolkers bijgaande Rapport hetwelk de Raad van Toezigt de
eer heeft hierbij overteleggen
De Raad gesloten, en door ons het proces verbaal ondertekend
De President
A H Idserda
F. Keizer
A Taatgens
G Deems
Morriën
Mijn Heer Idserda Onderdirecteur
Op den 8 november 1841 Heeft K Vermeer een ketting op
zijn getouw gekregen, die aan het begin veel kapot was, moest hij
op diezelfde dag in Kast, waarmeede hij wel in zijn Schik was.
Moest ik alzo een Rezerf er op Zetten namelijk W Vinker,
die Zijn Klagte betoonde dat hij daar aan moest, ik Zeide tegen
hem, dat hij het maar goed zou doen dat het dan wel kon gebeuren
dat het nog vergoed wierd, die er dan ook met vlijd aan gewerkt
heeft, tot Zaterdag Avond, zo kwam K. Vermeer Zater middag
weder met veel praatjes beweren dat hij dat Slegte Stukje er niet
af wilde weven, Zoo Zeide ik tegen hem dat hij heen kon gaan tot
Maandag, dat dan het Slegte er af was, Zoo kwam hij dan Maandag
den 15 dezer maar wou niet weven, of hij wilde eerst weten wat hij
er aan kon verdienen, ik Zij tegen hem dat hij eerst maar eens het
werk zou verrigten, dat de verdiensten wel volgen zouden, Was hij
brutaal en Zeide tevens dat hij na huis ging, was hij tot bij de
deur, Kreg ik hem bij de Arm, en Zeide dat hij na zijn getouw Zou
gaan, gaf hij mijn een Klap aan mijn hoofd dat ik een uur er na
nog wel voelde,
Zoo verzoeke ik UEd K. Vermeer hier over voor de raad te doen
Komen
Frederiksoord den 17 November 1841
De fabrijkbaas
A. Kolkers
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie 3
Alle leden zijn tegenwoordig
Wordt binnen geroepen de Wed: Engelman Hoeve 122, die op de Aardappelen op hare hoeve geteeld, getauxeerd op 74-73 Mud 21-60 Mud te kort komt.
Zij houdt eerst sterk vol dat het land zoo veel minder opgeleverd heeft, doch zegt eindelijk daar nog bij, wel eens enkel, één mandje voor visch te hebben verruild, dat wel meermalen het geval zal geweest zijn, want het te kort is bijna 1/3 gedeelte van het geheel, dat een onmogelijkheid is, minder verkregen te hebben als getauxeerd is.
Het te min 21.60 Mud is voor dat gezin sterk 4 personen de voeding voor 30 weken, het geen haar dus niet (zonder gebrek te laten lijden) in een Jaar geheel kan worden ingehouden, wordende haar ook 25 brooden ingehouden voor te min ingeleverde rogge van den Oogst van 1840, en geniet ook doorgaande invalide uitbetaling zoodat het een uiterst armoedig huisgezin moet worden, zonder haar in te houden voor Aardappelen, dat toch ook niet kan geschieden, haar van inhouding vrij te laten.
Daarna wordt den kolonist P. Bruijn Hoeve 47, binnen
geroepen, die zich beklaagd door den kolonist Pronk de woning te
zijn uitgesmeten en geslagen geworden.
E. M. Pronk Hoeve 41, binnen geroepen zijnde bekend zulks
en heeft het gedaan om dat Bruijn beschonken zijnde bij Pronk
in huis twist maakte en nadat Pronk hem eenige malen had
verzocht te vertrekken en dat niet hielp, hem de deur heeft uit
gestoten, zoo dat Bruijn in een modder goot te regt kwam.
Daarna wordt den vrijboer P. Pijpers Hoeve 89, binnen
geroepen die 120 roeden lands met brem heeft omgeploegd die had
moeten blijven staan, hij zegt dat er geen brem op stond, maar
wordt door de Directie overtuigd dat zulks eene onwaarheid is.
Ook heeft Pijpers 4.50 Mud Aardappelen in ruil toegegeven op een paard aan een koopman te Steenwijk, hij zegt voor die Aardappelen te hebben genoten ƒ ,,.70 voor een Schepel dat hij op verre na niet van de Maatschappij bekomen kon en heeft ze om die meerdere prijs buiten de kolonie verkocht.
In de kantlijn bijgeschreven: Deze zaak is reeds vroeger
behandeld bij die van meerdere vrijboeren
Frans, zoon van de Wed: van Pelt Hoeve 79 oud 19
jaren, verzet zich van tijd tot tijd tegen den Wijkmeester J.
Klijzing en heeft dat nu zoo ver gebragt dat hij den
wijkmeester bij zijn borst nam om dat die, de koe welke op het
klaverland was vast gezet, zoo dat hij in de brem konde weiden,
wilde weg nemen en dezelve voor eenige dagen aan een ander geven,
zoo als in diergelijke geval altijd gehandeld wordt, doch die
jongen wilde dat niet toe laten en heeft toen den wijkmeester op
eene ongehoorde wijze gescholden en bedreigd. F. Pelt zegt
dat de koe niet zoo veel schade gedaan had om die af te nemen, en
toond al wederom een niet ondergeschikte en brutalen jongen te
wezen.
C: Vellinga, kolonist op Hoeve 163, is reeds eenige malen
gestraft voor de helft van zijn winkelgeld om dat hij indien er
geen werk van de Fabrijk voor hem te verrigten is, hij zelf het
gemakkelijkste landwerk niet wil verrigten, en zijn gezin Sterk 9
personen niet meer dan de helft verdiend hetgeen hetzelve als
invalide huisgezin behoeft, waarbij dus nog van wege de
Maatschappij de andere helft moet worden toegegeven, verdiend hij
nu niets dan is het te kort nog zoo veel groter, en hij zegt door
de Sub Commissie van Leeuwarden als Kleermaker herwaards
te zijn gezonden en kan uit hoofde van zwakke ligchaamstoestand
geen landwerk doen. Hij is wel geen landwerker doch gezond en 40
jaren oud en heeft (zoo als men onlangs van hem verlangde) kracht
genoeg om Aardappelen op te rapen, hetgeen hij niet gedaan heeft.
Nog wordt binnen geroepen den kolonist W: L: Gutsloe
Hoeve 72 die met zijn zwager G Molenkamp dewelke niet meer in de
kolonie is, bijde erg beschonken zijnde, op eene wreedaardige
wijze in een herberg buiten de kolonie gevochten hebben. Gutsloe
bekend zijn misdrijf en vraagd daarvan verschoning; hij is
overigens ijverig en oppassend en maakt geen gebruik veel minder
misbruik van Sterken drank.
H. J. Alexis kolonist van Hoeve 166 is door de bestedeling
L. J. Pape oud 20 jaren uit hoeve 58 op eene verregaande
wijze uitgescholden en bedreigd te slaan, L. J. Pape is
eene gemeene en brutale meid en is menigmaal de oorzaak van
ongenoegen waarom het zeer goed zou zijn, dat zij na een ander van
de Gewone Kolonien werd overgeplaatst.
Alexis heeft een kantschop bij C Pit te Blesse
laten verkoopen voor ƒ 1.- dat door dit voorval kenbaar
gemaakt wordt door genoemde L. J. Pape, hij bekend zulks
gedaan te hebben na overlijden van zijne vrouw, daar hij jn die
tijd zeer verlegen geweest was om geld, doch beloofd zoo iets
nooit weer te zullen doen.
Eindelijk worden binnen geroepen Cornelia, dochter van de
Wed: Langenberg hoeve 106 oud 20 jaren en Adrianus de
Jong oud 19 jaren bestedeling in hoeve 110, waarvan
eerstgenoemde zwanger is, door onzedelijke verkeering met
laatstgenoemde; zij bekennen hun misdrijf.
Aldus gedaan te Willemsoord, den 12 November 1841
Hoving
B Kuipers
J Klijzing
Damen
F. de Plot
Frederiksoord den 30 November 1841
Ik heb de eer UwEdGeb hiernevens in te zenden een proces-verbaal van den Raad van Policie en tucht van den 20 dezer maand, houdende, onder anderen, verwijzing onder de arbeiders huisgezinnen van de gewone kolonisten:
E ten Dulk van kolonie N 2
en de Wed: Engelman van kolonie N 3
waartegen thans van het 1e Gesticht te Veenhuizen zouden kunnen worden terug geplaatst de huisgezinnen van:
Tijmen van der Werf
en Johannes Lehmbroek, die oorspronkelijk tot de gewone kolonien behooren, bij UwEdGeb geacht Medelid bij de jongste algemeene inspectie op hunne terug plaatsing zeer hebben aangedrongen en waar omtrent ik de eer had UwEdGeb bij mijnen brief van den 19 October JL N 2547, te rapporteren.
De laatste heeft zich later wel weêr als een ontevreden, en
brutaal persoon doen kennen, maar dit schijnt zoo zijn manier van
zijn te wezen en ik vlei mij, hem hier tot meerdere
ondergeschiktheid te zullen kunnen brengen, waarom ik er dan ook
niet tegen ben, om het nog eens het hem in de gewone koloniën te
beproeven.
N. 7
’s
Gravenhage, den 6 Januarij 1842
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID.
Gelezen het bij brief des Directeurs der kolonien van den 30
November ll N 2868 ingezonden Proces vebaal van den Raad van
Policie en tucht in de Gewone kolonien van den 20 November
Besluit
1. te bekrachtigen de verwijzing
a. onder de arbeiders huisgezinnen te Veenhuizen van de gewone
kolonisten
E. ten Dulk, &
Wed. Engelman
b naar de strafkolonie te Ommerschans van de bestedeling J
Gommers en de kolonistendochter C Langenberg
c naar het 2e Gesticht te Veenhuizen van de
kolonistendochter R. Muizer en de bestedeling A. de
Jong
2. den Dir te doen opmerken dat als nu de huisgezinnen van van
der Werf en Lehmbroek naar de Gewone kolonien kunnen
worden teruggeplaatst ingevolge de resolutie van
den (opengelaten) Dec ll N
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Dir der Kol ter
uitvoering.
de PC.
Notities bij het zittingsverslag