Raad van Policie en tucht in de Gewoone Kolonien,

op den 3: September 1842


Alle leden zijn tegenwoordig.

Wordt gelezen een Proces-verbaal van de raad van toezicht van Kolonie N3, van den 2 dezen maand houdende beschuldiging. -

1. tegen Peter, zoon van den Kolonist J. Rutten, oud 24 Jaren, welke Rogge van den Kolonist S.J. Winnik, zoude hebben ontvreemd -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, geeft voor, dat dit rogge zoude zijn geweest van zijnen vader, welke hij aldaar had geborgen, met oogmerk om nader te verkoopen. -
De Kolonist Winnik komt binnen en verklaart dat het een veel kleinere hoeveelheid was geweest, welke hij aldaar gebragt had, dan hij later had weg gehaald.-

De Raad gelet op Art.2 § e en Art.3 § 3 van het Reglement van Tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer, of ook wel overplaatsing voor een onbepaalden tijdnaar de Ommerschans naar gelang der omstandigheden, op dat misdrijf is gesteld,
zoude Peter Rutten, moeten verwijzen naar de Ommerschans, doch daar hij bij de plaatsing van het huisgezin in de gewone kolonien niet tot hetzelve heeft behoord, en onlangs door bijzondere gunst in dat huisgezin is opgenomen,
hetwelk hij zich nu niet waardig heeft gemaakt, geeft de Raad de Permanente Commissie in bedenking of er ook termen zouden bestaan om Peter Rutten geheel buiten de Kolonien te doen zetten, waartoe zij als dan adresseert. -



2. tegen de weduwe J.H.J. Jaspers wegens onzedelijken omgang met de broeder van haren overleden man Jacob Jaspers, ten gevolge waarvan zij zich in eene zwangeren toestand bevindt. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, bekennen beide hun misdrijf. -

De Raad gelet op Art.2 § f en Art.3 § 2. van het Reglement van Tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans, op dat misdrijf is gesteld. -

Besluit:

Jacob Jaspers, voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar Veenhuizen, en het overige huisgezin naar de Ommerschans waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den President kenbaar gemaakt.



3. tegen den Kolonisten zoonen Mens Hoen, oud 17 Jaren, Lodewijk Kist, oud 15 Jaren, en de bestedeling J.van Biesen, oud 14 Jaren wegens verregaande baldadigheid. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne verschoning inbrengen.

De Raad gelet op Art 2 § b en art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans is gesteld, voor hen die zich andermaal, aan de vorenstaande verkeerdheden schuldig maken, daarbij tevens in aanmerking nemende, dat, M. Hoen reeds vroeger meermalen voor de raad is teregt gesteld, en tot dies voore niets heeft kunnen baten.

Besluit:

Mens Hoen voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht en, L. Kist en J. Biezen, met ene ernstige vermaning heen te laten gaan, daar de twee laatsten een waar berouw betonen, en het de Raad ook is gebleken dat zij door M. Hoen zijn aangespoord. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den President kenbaar gemaakt.



4. tegen de bestedelingen Teunis Bleiker, oud 17 Jaren en Klaas Vesper oud 17 Jaren en de Kolonisten zoon Jan van Agteren, oud 18 Jaren welke zich hebben schuldig gemaakt aan luiheid en onwil in de katoenweverij. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne verschoning inbrengen.-

De Raad in aanmerking nemende dat Teunis Bleiker verreweg de grootste deugniet is, en hij onderscheiden malen door de raad van Toezicht tot beterschap is aangespoord, daarbij tevens gelet op Art 2 § a en art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans, op dat misdrijf is gesteld. -

Besluit

T. Bleiker voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht. -
en K. Vesper en J. van Agteren met eene ernstige vermaning heen te laten gaan. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den President kenbaar gemaakt.



5. tegen den kolonistenzoon Evert van der Hulst, oud 19 Jaren, welke de adsistent der Katoenfabrijk F. Hartog zoude hebben beledigd.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde kan niets ten zijnen verschoning inbrengen.-

De Raad gelet op Art 2 § a en art 3 § 1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot achtdagen in de strafkamer op dat misdrijf gesteld.

Besluit

Evert van der Hulst, de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt kenbaar gemaakt. -



6. tegen de bestedelingen Jan Waalwijk, Jacobus de Vries en Jan Berkenkamp, en den Kolonistenzoon Adrianus Pelt, welke allen door slegt gedrag geheel ongeschikt schijnen voor de gewoone Kolonien. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne verschoning inbrengen, alleen J. Waalwijk schijnt berouw te betoonen over zijn gehouden gedrag, van wien men dus alleen eenige beterschap zoude kunnen verwachten. -

De Raad in aanmerking nemende dat J. Berkenkamp eigenlijk onder de Weezen te Veenhuizen behoort, en slechts bij zijne familie te Willemsoord gedetageerd is.

Besluit:

J. Berkenkamp terug te doen plaatsen naar Veenhuizen, J. de Vries en A. Pelt te verwijzen naar de Ommerschans, en J. Waalwijk voor dit maal met eene ernstige vermaning heen te laten gaan, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht. -



7. tegen de bestedeling G.J. de L'Orme, oud 18 Jaren, welke door verregaande baldadigheid en ondeugd, niet langer in de Gewone Kolonien kan blijven, daar hij volstrekt niet voor vermaningen vatbaar schijnt te wezen. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde kan niets ten zijnen verschoning inbrengen.-

De Raad gelet op Art 2 § g en art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans op dat misdrijf  is gesteld. -

Besluit:

G.J. de L'Orme, voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt. -



8. tegen den Kolonisten Zoon Jan Kist, welke de Zoon van den schrijver der fabrijk Baijle zoude  hebben mishandeld.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, blijft verklaren eenig verschil met hem gehad te hebben en dat hij vervolgens tegen den muur was gevallen. -

De Raad beschouwt deze zaak van weinig belang en besluit Jan Kist met een ernstige vermaning heen te laten gaan. -



Nog wordt gelezen een Proces-Verbaal van den Raad van Toezicht van Kolonie N2. van de 30 Augustus Jl, houdende  beschuldiging tegen Pieter Teeuwe voorzoon van den vrouw van Cornelis Bezuijen, wegens verregaande beledigingen den Wijkmeester Taatgen aangedaan, zoals mede blijkt uit het hierbij over gelegde Proces-verbaal van genoemde Wijkmeester. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, zoekt zich op allerlei wijze te verschonen, hetwelk al wederom op eene zeer hooge toon geschiedt, en waaraan de Raad dies geen gehoor kan geven. -

De Raad in aanmerking nemende, dat Pieter Teeuwe een zeer slecht persoon is, die in de Gewone Kolonien genoegzaam onbruikbaar is, stelt den Permanente Commissie voor, of er geen termen bestaan om hem wegens slecht gedrag uit de Kolonie te doen zetten, waartoe zij alsdan adresseert.



Verder wordt gelezen eene proces-verbaal van de Raad van toezicht van de Kolonie N:1. van den 2 dezer maand, houdende beschuldiging:

1. tegen Gabe Hoekstra, voorzoon van de vrouw van W. van der Boor, welke bij het taxeren van Rogge, een bos, buiten het kleed zoude hebben ledig geslagen. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wil zulks ontkennen, waar aan de Raad geen geloof kan hechten, uithoofde de onderdirecteur en wijkmeester zulks beide gezien hebben. -

De Raad gelet op Art 2 § a en art 3 § 1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf gesteld.-

Besluit:

Gabe Hoekstra, de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in de strafkamer hetwelk hem door den President wordt kenbaar gemaakt. -



2. tegen de huisvrouw van G. Zeilemaker, welke enige struiken Aardappelen van het land zoude hebben uitgetrokken om aan de koe te voeren. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, verklaart de struiken op het land te hebben gevonden hetwelk de raad niet voor waarheid kan aannemen, daar zij door den onder-directeur zelven gezien is. -

De Raad gelet op Art 2 § c en art 3 § 3 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van achtdagen in de strafkamer op dat misdrijf gesteld.-

Besluit:

De vrouw van G. Zeilemaker de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer, hetwelk haar door de President wordt kenbaar gemaakt.



Eindelijk geeft den President nog te kennen, dat de bestedelingen Maria de Vrede B972 van Kolonie No 3. Trientje van Bruggen B 505 van Kolonie No 2. Gerrit Launhardt B 357 van Kolonie No 2. Dirk de Waard B 519 van Kolonie No 1. en Franciscus Vrijdaal B 502 van Kolonie No 2. en de Kolonistenzoon Johannes Arsi, respectievelijk den 5 Mei, den 21 Julij, den 10 Augustus, den 17 April den 8 Augustus en den 9 Augustus 1842 zijn gedeserteerd, en na hunne terugkomst onmiddelijk naar de Ommerschans, tot voorkoming van vernieuwde desertie zijn overgebracht. -

De Raad gelet op Art 2 § d en art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld. -

Besluit:

De overplaatsing van bovengemelde personen voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerchans goed te keuren. -

Aldus gedaan in de Raad te Frederiksoord,
den 3e September 1842. -
J van Konijnenburg
G.Hulst
L.van Broek
C. van Os
P Soeverijn
P.J. Gerlag
T.H.P. Van Marle, secretaris


Bijlage 1: Raad van toezicht van Willemsoord 02-09-1842


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie No 3

Alle leden zijn tegenwoordig

Wordt binnen geroepen Peter zoon van den kolonist J. Rutte H105 oud 24 jaren, den 25 Juni jl opgenomen in de kolonie, wanneer hij van Militaire Dienst terug gekomen is,
heeft bij den kolonist S.J. Winnik, hoeve No 103, terwijl man en vrouw beide naar Amsterdam waren,
(Winnik was zijn vrouw naar Amsterdam gevolgd om dat zij daar zeer zwaar ziek lag)
een peuluwzak gevuld met rogge uit de schuur gehaald,
en de kinderen gezegd dat hij wel zorgen zou dat ze toch op hun taxatie wel uit komen zouden,
om dat hij sectie meester zijnde er wel na meten zou dat ze niet te kort kwamen,
maar die jongens wilde die zak rogge evenwel niet door hem laten mede nemen,
toen heeft hij gezegd dat hun vader het wel wist en zij niet behoefde te vrezen,
maar hem de rogge gerust konden laten mede nemen,
maar zij antwoorden dat hij dan moest wachten tot hun vader terug was,
toen heeft hij zolang gewacht tot die jongens naar de katoenweverij waren en heeft toen de zak met rogge van daar gehaald en naar de woning zijner ouders gebragt,
toen de kinderen van Winnik dit gewaar werden zijn zij naar Rutte gegaan
en wilde de zak met rogge terug hebben, daarbij hebben zich eenige menschen en kinderen uit de buurt gevoegd,
onder anderen Pothuis, vrouw Van den Berg en meer;
Vrouw Rutte ziende dat die zaak niet goed zoude afloopen, heeft toen tegen die kinderen gezegd daar is die zak rogge terug en stort hem maar weer uit, op de hoop in de schuur bij uw, dan is dat afgedaan met die rogge,
maar den kolonist Pothuis raade die kinderen dit niet te doen,
en, eerst den wijkmeester te halen, opdat die van het gebeurde zoude kennis dragen en die deze zaak dan ook zoo bevonden heeft.
P. Rutte geeft nu voor dat het rogge van zijn vaders hoeve was, die hij zijne ouders ontvreemd had
en bij Winnik ter bewaring gebragt waarvan zijn ouders niets geweten of ontdekt hadden,
dat duidelijk onwaarheid is, want in den nacht rogge van eene kleine hoop te halen is de volgende morgen door verspreiding van korrels wel zigbaar.


.
Nog wordt binnen geroepen de Wed. J.H.J.Jaspers welke zwanger is bij hare mans broeder Jacob Jaspers, oud 19 jaren, bijde bekennen hun misdrijf.



Nog wordt binnen geroepen Mens, zoon van den kolonist E. Hoen hoeve 59, oud 17 jaren die nu reeds eenige malen voor den raad geweest is,
zoo om luiheid in het weven, tuindieverijen enz.
en nu de voertuigen op den straatweg heeft doen stilhouden en allerlij ondeugden bedrijft,
in plaats nu van verschooning te vragen heeft hij nog veel in te brengen,
meent gelijk te hebben,
en staat heimelijk te laggen om dat men hem vermaand meer ijverig en oppassend te zijn, in één woord dit is een der grootte deugnieten.



Daarna worden binnen geroepen Lodewijk zoon van den kolonist J. Kiel hoeve 113 en de bestedeling J. van Biesen No36 oud 15 en 14 jaren, welke welligt door M. Hoen daartoe aangespoord mede de, den straatweg passerende menschen hebben na geroepen, maar deze toonen berouw en beloven beterschap.



Nog komen binnen,
Teunis Blijker bestedeling hoeve 98 oud 17,
Klaas Visser idem hoeve 137 oud 17,
Jan van Agteren hoeve 141 oud 18 jaren.
Deze drie verkiezen niet meer te weven, geven er niet om of ze beboet worden of niet,
en waarvan de twee eerste ook al menigmaal alhier voor de raad van Toezigt geweest zijn en gewaarschuwd,
de laatste gedraagt zich nu sedert een paar weken ijverig
maar aan de twee eerste is niets te verbeteren,
en zouden onder strenger opzigt in de gestichten, welligt tot meer order te brengen zijn.



Nog wordt binnen geroepen den kolonisten zoon Evert van der Hulst hoeve 156 oud 19 jaren, die den adsistent in de katoenweverij F. Hartog op den weg heeft aangepakt en in een grep gesmeten, om dat hij zijn broeder die in de katoenweverij werkzaam is, geslagen had.



Binnen worden nog geroepen de bestedelingen Jan van Waalwijk hoeve 128, Jacobus de Vries hoeve 128, Jan Berkenkamp hoeve 27 en Adrianus Pelt hoeve 79,
deze alle schijnen nergens meer iets om te geven, boeten, strafkamer of iets dergelijks, geven zij niet meer om,
en toonen ook nu nog volkomen deugnieten te zijn,
en het was wenschelijk dat ook zij alle vier naar Ommerschans of Veenhuizen werden overgeplaatst,
van waar J. Berkenkamp hier als gedetacheerde is.



De bestedeling G.J. de L'orme hoeve 166 oud 18 jaren is hier niet langer te houden,
niemand wil of kan hem als ingedeelde meer hebben
en is dien ten gevolge sedert 9 Junij jl in het 4e huisgezin ingedeeld,
daarbij heeft hij ll. Zondag toen M. Hoen in de strafkamer was opgesloten de kast zoo danig afgebroken, het raam er uit gehaald en steenen er uit gebroken dat hij en meer andere de strafkamer uit en in konden, zonder eenige hinder,
waarom deze dóór ondeugende jongens wel ernstig gestraft zal dienen te worden,
want opsluiting in een strafkamer of iets van dien aard is voor die jongens geene straf.



Eindelijk wordt nog binnen geroepen den kolonistenzoon Jan Kist, hoeve 13 oud 19 jaren, die Gerardus zoon van den Fabrijkschrijver Baijle in de katoenweverij geslagen heeft,
deze jongen verklaart hem niet geslagen te hebben, maar dat G. Baijle tegen den muur gevallen is, om dat hij hem van zich heeft gestoten,
na eerst door die jongen gescholden te zijn,
Jan Kist is bekend als een zeer goede jongen.

Aldus gedaan te Willemsoord, 2 Sept. 1842

J. L. Hoving
P. Hazeloop
J. Verboom
P. Hertog
F. de Plot


Bijlage 2: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 30-08-1842


GEEN transcriptie.


Bijlage 3: Proces verbaal door wijkmeester Willem Taatgen


GEEN transcriptie


Bijlage 4: Raad van toezicht van Frederiksoord 02-09-1842


GEEN transcriptie.




BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag