Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt gelezen een Proces-verbaal van de raad van toezicht van
Kolonie N3, van den 2 dezen maand houdende beschuldiging. -
1. tegen Peter, zoon van den Kolonist J.
Rutten, oud 24 Jaren, welke Rogge van den Kolonist S.J.
Winnik, zoude hebben ontvreemd -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, geeft voor, dat dit rogge
zoude zijn geweest van zijnen vader, welke hij aldaar had
geborgen, met oogmerk om nader te verkoopen. -
De Kolonist Winnik komt binnen en verklaart dat het een
veel kleinere hoeveelheid was geweest, welke hij aldaar gebragt
had, dan hij later had weg gehaald.-
De Raad gelet op Art.2 § e en Art.3 § 3 van het Reglement van
Tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer, of ook
wel overplaatsing voor een onbepaalden tijdnaar de Ommerschans
naar gelang der omstandigheden, op dat misdrijf is gesteld,
zoude Peter Rutten, moeten verwijzen naar de Ommerschans,
doch daar hij bij de plaatsing van het huisgezin in de gewone
kolonien niet tot hetzelve heeft behoord, en onlangs door
bijzondere gunst in dat huisgezin is opgenomen,
hetwelk hij zich nu niet waardig heeft gemaakt, geeft de Raad de
Permanente Commissie in bedenking of er ook termen zouden bestaan
om Peter Rutten geheel buiten de Kolonien te doen zetten,
waartoe zij als dan adresseert. -
2. tegen de weduwe J.H.J. Jaspers wegens
onzedelijken omgang met de broeder van haren overleden man Jacob
Jaspers, ten gevolge waarvan zij zich in eene zwangeren
toestand bevindt. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, bekennen beide hun
misdrijf. -
De Raad gelet op Art.2 § f en Art.3 § 2. van het Reglement van
Tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans,
op dat misdrijf is gesteld. -
Besluit:
Jacob Jaspers, voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar
Veenhuizen, en het overige huisgezin naar de Ommerschans
waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den
President kenbaar gemaakt.
3. tegen den Kolonisten zoonen Mens Hoen, oud 17
Jaren, Lodewijk Kist, oud 15 Jaren, en de bestedeling J.van
Biesen, oud 14 Jaren wegens verregaande baldadigheid. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne
verschoning inbrengen.
De Raad gelet op Art 2 § b en art 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans
is gesteld, voor hen die zich andermaal, aan de vorenstaande
verkeerdheden schuldig maken, daarbij tevens in aanmerking
nemende, dat, M. Hoen reeds vroeger meermalen voor de raad
is teregt gesteld, en tot dies voore niets heeft kunnen baten.
Besluit:
Mens Hoen voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans,
waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht en, L. Kist en J. Biezen, met ene
ernstige vermaning heen te laten gaan, daar de twee laatsten een
waar berouw betonen, en het de Raad ook is gebleken dat zij door M.
Hoen zijn aangespoord. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den
President kenbaar gemaakt.
4. tegen de bestedelingen Teunis Bleiker, oud 17
Jaren en Klaas Vesper oud 17 Jaren en de Kolonisten zoon Jan
van Agteren, oud 18 Jaren welke zich hebben schuldig gemaakt
aan luiheid en onwil in de katoenweverij. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne
verschoning inbrengen.-
De Raad in aanmerking nemende dat Teunis Bleiker verreweg
de grootste deugniet is, en hij onderscheiden malen door de raad
van Toezicht tot beterschap is aangespoord, daarbij tevens gelet
op Art 2 § a en art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij
overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans,
op dat misdrijf is gesteld. -
Besluit
T. Bleiker voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans,
waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht. -
en K. Vesper en J. van Agteren met eene ernstige
vermaning heen te laten gaan. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks door den
President kenbaar gemaakt.
5. tegen den kolonistenzoon Evert van der Hulst,
oud 19 Jaren, welke de adsistent der Katoenfabrijk F. Hartog
zoude hebben beledigd.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde kan niets ten zijnen
verschoning inbrengen.-
De Raad gelet op Art 2 § a en art 3 § 1 van het Reglement van
tucht waarbij opsluiting van drie tot achtdagen in de strafkamer
op dat misdrijf gesteld.
Besluit
Evert van der Hulst, de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer, hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt. -
6. tegen de bestedelingen Jan Waalwijk, Jacobus
de Vries en Jan Berkenkamp, en den Kolonistenzoon Adrianus
Pelt, welke allen door slegt gedrag geheel ongeschikt
schijnen voor de gewoone Kolonien. -
De beschuldigden binnen geroepen zijnde kunnen niets tot hunne
verschoning inbrengen, alleen J. Waalwijk schijnt berouw
te betoonen over zijn gehouden gedrag, van wien men dus alleen
eenige beterschap zoude kunnen verwachten. -
De Raad in aanmerking nemende dat J. Berkenkamp eigenlijk
onder de Weezen te Veenhuizen behoort, en slechts bij zijne
familie te Willemsoord gedetageerd is.
Besluit:
J. Berkenkamp terug te doen plaatsen naar Veenhuizen,
J. de Vries en A. Pelt te verwijzen naar de Ommerschans,
en J. Waalwijk voor dit maal met eene ernstige vermaning
heen te laten gaan, waar op de goedkeuring van de Permanente
Commissie zal worden ingewacht. -
7. tegen de bestedeling G.J. de L'Orme, oud 18
Jaren, welke door verregaande baldadigheid en ondeugd, niet langer
in de Gewone Kolonien kan blijven, daar hij volstrekt niet voor
vermaningen vatbaar schijnt te wezen. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde kan niets ten zijnen
verschoning inbrengen.-
De Raad gelet op Art 2 § g en art 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld. -
Besluit:
G.J. de L'Orme, voor een onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de
Permanente Commissie zal worden ingewacht. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt. -
8. tegen den Kolonisten Zoon Jan Kist, welke de
Zoon van den schrijver der fabrijk Baijle zoude
hebben mishandeld.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, blijft verklaren eenig
verschil met hem gehad te hebben en dat hij vervolgens tegen den
muur was gevallen. -
De Raad beschouwt deze zaak van weinig belang en besluit Jan
Kist met een ernstige vermaning heen te laten gaan. -
Nog wordt gelezen een Proces-Verbaal van den Raad van Toezicht van
Kolonie N2. van de 30 Augustus Jl, houdende beschuldiging
tegen Pieter Teeuwe voorzoon van den vrouw van Cornelis
Bezuijen, wegens verregaande beledigingen den Wijkmeester Taatgen
aangedaan, zoals mede blijkt uit het hierbij over gelegde
Proces-verbaal van genoemde Wijkmeester. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, zoekt zich op allerlei
wijze te verschonen, hetwelk al wederom op eene zeer hooge toon
geschiedt, en waaraan de Raad dies geen gehoor kan geven. -
De Raad in aanmerking nemende, dat Pieter Teeuwe een zeer
slecht persoon is, die in de Gewone Kolonien genoegzaam
onbruikbaar is, stelt den Permanente Commissie voor, of er geen
termen bestaan om hem wegens slecht gedrag uit de Kolonie te doen
zetten, waartoe zij alsdan adresseert.
Verder wordt gelezen eene proces-verbaal van de Raad van toezicht
van de Kolonie N:1. van den 2 dezer maand, houdende beschuldiging:
1. tegen Gabe Hoekstra, voorzoon van de vrouw van
W. van der Boor, welke bij het taxeren van Rogge, een bos,
buiten het kleed zoude hebben ledig geslagen. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wil zulks ontkennen, waar
aan de Raad geen geloof kan hechten, uithoofde de onderdirecteur
en wijkmeester zulks beide gezien hebben. -
De Raad gelet op Art 2 § a en art 3 § 1 van het Reglement van
tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer
op dat misdrijf gesteld.-
Besluit:
Gabe Hoekstra, de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer hetwelk hem door den President wordt
kenbaar gemaakt. -
2. tegen de huisvrouw van G. Zeilemaker, welke
enige struiken Aardappelen van het land zoude hebben uitgetrokken
om aan de koe te voeren. -
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, verklaart de struiken op
het land te hebben gevonden hetwelk de raad niet voor waarheid kan
aannemen, daar zij door den onder-directeur zelven gezien is. -
De Raad gelet op Art 2 § c en art 3 § 3 van het Reglement van
tucht waarbij opsluiting van achtdagen in de strafkamer op dat
misdrijf gesteld.-
Besluit:
De vrouw van G. Zeilemaker de straf op te leggen van acht
dagen opsluiting in de strafkamer, hetwelk haar door de President
wordt kenbaar gemaakt.
Eindelijk geeft den President nog te kennen, dat de bestedelingen
Maria de Vrede B972 van Kolonie No 3. Trientje van
Bruggen B 505 van Kolonie No 2. Gerrit Launhardt B
357 van Kolonie No 2. Dirk de Waard B 519 van Kolonie No
1. en Franciscus Vrijdaal B 502 van Kolonie No 2. en de
Kolonistenzoon Johannes Arsi, respectievelijk den 5 Mei,
den 21 Julij, den 10 Augustus, den 17 April den 8 Augustus en den
9 Augustus 1842 zijn gedeserteerd, en na hunne terugkomst
onmiddelijk naar de Ommerschans, tot voorkoming van
vernieuwde desertie zijn overgebracht. -
De Raad gelet op Art 2 § d en art 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd, naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld. -
Besluit:
De overplaatsing van bovengemelde personen voor een onbepaalden
tijd, naar de Ommerchans goed te keuren. -
Aldus gedaan in de Raad te Frederiksoord,
den 3e September 1842. -
J van Konijnenburg
G.Hulst
L.van Broek
C. van Os
P Soeverijn
P.J. Gerlag
T.H.P. Van Marle, secretaris
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie No 3
Alle leden zijn tegenwoordig
Wordt binnen geroepen Peter zoon van den kolonist J.
Rutte H105 oud 24 jaren, den 25 Juni jl opgenomen in de
kolonie, wanneer hij van Militaire Dienst terug gekomen is,
heeft bij den kolonist S.J. Winnik, hoeve No 103, terwijl
man en vrouw beide naar Amsterdam waren,
(Winnik was zijn vrouw naar Amsterdam gevolgd om dat zij
daar zeer zwaar ziek lag)
een peuluwzak gevuld met rogge uit de schuur gehaald,
en de kinderen gezegd dat hij wel zorgen zou dat ze toch op hun
taxatie wel uit komen zouden,
om dat hij sectie meester zijnde er wel na meten zou dat ze niet
te kort kwamen,
maar die jongens wilde die zak rogge evenwel niet door hem laten
mede nemen,
toen heeft hij gezegd dat hun vader het wel wist en zij niet
behoefde te vrezen,
maar hem de rogge gerust konden laten mede nemen,
maar zij antwoorden dat hij dan moest wachten tot hun vader terug
was,
toen heeft hij zolang gewacht tot die jongens naar de
katoenweverij waren en heeft toen de zak met rogge van daar
gehaald en naar de woning zijner ouders gebragt,
toen de kinderen van Winnik dit gewaar werden zijn zij
naar Rutte gegaan
en wilde de zak met rogge terug hebben, daarbij hebben zich eenige
menschen en kinderen uit de buurt gevoegd,
onder anderen Pothuis, vrouw Van den Berg en meer;
Vrouw Rutte ziende dat die zaak niet goed zoude afloopen,
heeft toen tegen die kinderen gezegd daar is die zak rogge terug
en stort hem maar weer uit, op de hoop in de schuur bij uw, dan is
dat afgedaan met die rogge,
maar den kolonist Pothuis raade die kinderen dit niet te
doen,
en, eerst den wijkmeester te halen, opdat die van het gebeurde
zoude kennis dragen en die deze zaak dan ook zoo bevonden heeft.
P. Rutte geeft nu voor dat het rogge van zijn vaders hoeve
was, die hij zijne ouders ontvreemd had
en bij Winnik ter bewaring gebragt waarvan zijn ouders
niets geweten of ontdekt hadden,
dat duidelijk onwaarheid is, want in den nacht rogge van eene
kleine hoop te halen is de volgende morgen door verspreiding van
korrels wel zigbaar.
.
Nog wordt binnen geroepen de Wed. J.H.J.Jaspers welke
zwanger is bij hare mans broeder Jacob Jaspers, oud 19
jaren, bijde bekennen hun misdrijf.
Nog wordt binnen geroepen Mens, zoon van den kolonist E.
Hoen hoeve 59, oud 17 jaren die nu reeds eenige malen voor
den raad geweest is,
zoo om luiheid in het weven, tuindieverijen enz.
en nu de voertuigen op den straatweg heeft doen stilhouden en
allerlij ondeugden bedrijft,
in plaats nu van verschooning te vragen heeft hij nog veel in te
brengen,
meent gelijk te hebben,
en staat heimelijk te laggen om dat men hem vermaand meer ijverig
en oppassend te zijn, in één woord dit is een der grootte
deugnieten.
Daarna worden binnen geroepen Lodewijk zoon van den
kolonist J. Kiel hoeve 113 en de bestedeling J. van
Biesen No36 oud 15 en 14 jaren, welke welligt door M.
Hoen daartoe aangespoord mede de, den straatweg passerende
menschen hebben na geroepen, maar deze toonen berouw en beloven
beterschap.
Nog komen binnen,
Teunis Blijker bestedeling hoeve 98 oud 17,
Klaas Visser idem hoeve 137 oud 17,
Jan van Agteren hoeve 141 oud 18 jaren.
Deze drie verkiezen niet meer te weven, geven er niet om of ze
beboet worden of niet,
en waarvan de twee eerste ook al menigmaal alhier voor de raad van
Toezigt geweest zijn en gewaarschuwd,
de laatste gedraagt zich nu sedert een paar weken ijverig
maar aan de twee eerste is niets te verbeteren,
en zouden onder strenger opzigt in de gestichten, welligt tot meer
order te brengen zijn.
Nog wordt binnen geroepen den kolonisten zoon Evert van der
Hulst hoeve 156 oud 19 jaren, die den adsistent in de
katoenweverij F. Hartog op den weg heeft aangepakt en in
een grep gesmeten, om dat hij zijn broeder die in de katoenweverij
werkzaam is, geslagen had.
Binnen worden nog geroepen de bestedelingen Jan van Waalwijk
hoeve 128, Jacobus de Vries hoeve 128, Jan Berkenkamp
hoeve 27 en Adrianus Pelt hoeve 79,
deze alle schijnen nergens meer iets om te geven, boeten,
strafkamer of iets dergelijks, geven zij niet meer om,
en toonen ook nu nog volkomen deugnieten te zijn,
en het was wenschelijk dat ook zij alle vier naar Ommerschans
of Veenhuizen werden overgeplaatst,
van waar J. Berkenkamp hier als gedetacheerde is.
De bestedeling G.J. de L'orme hoeve 166 oud 18 jaren is
hier niet langer te houden,
niemand wil of kan hem als ingedeelde meer hebben
en is dien ten gevolge sedert 9 Junij jl in het 4e huisgezin
ingedeeld,
daarbij heeft hij ll. Zondag toen M. Hoen in de strafkamer
was opgesloten de kast zoo danig afgebroken, het raam er uit
gehaald en steenen er uit gebroken dat hij en meer andere de
strafkamer uit en in konden, zonder eenige hinder,
waarom deze dóór ondeugende jongens wel ernstig gestraft zal
dienen te worden,
want opsluiting in een strafkamer of iets van dien aard is voor
die jongens geene straf.
Eindelijk wordt nog binnen geroepen den kolonistenzoon Jan
Kist, hoeve 13 oud 19 jaren, die Gerardus zoon van den
Fabrijkschrijver Baijle in de katoenweverij geslagen
heeft,
deze jongen verklaart hem niet geslagen te hebben, maar dat G.
Baijle tegen den muur gevallen is, om dat hij hem van zich
heeft gestoten,
na eerst door die jongen gescholden te zijn,
Jan Kist is bekend als een zeer goede jongen.
Aldus gedaan te Willemsoord, 2 Sept. 1842
J. L. Hoving
P. Hazeloop
J. Verboom
P. Hertog
F. de Plot
GEEN transcriptie.
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie.
Notities bij het zittingsverslag