Raad van Policie en tucht in de Gewone Kolonien,

op den 19 December 1842.


Alle leden zijn tegenwoordig met uitzondering van het lid G. van Os.

De President geeft den Raad te kennen dat de bestedeling Dirk de Vries B 283, uit het huisgezin van de Wed Goossen den 4 Mei 1842 gedeserteerd, den 17 dezer maand te Ommerschans is terug gebragt.

De Raad gelet op Art 2 § d en Art 3 § 2 van het Reglement van tucht waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dit misdrijf is gesteld.

Besluit:

Dirk de Vries voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans.



Voorts wordt gelezen een proces verbaal van den Raad van toezigt van kol N 3, van den 17e dezer maand, houdende beschuldiging:

1e tegen den Wijkmeester Verboom welke volgens de overgelegde verklaring van den kolonist J. Spel door tusschenkomst van den kolonist Vreelink, rogge buiten de koloniën zoude hebben verkocht.

Spel wordt binnen geroepen en nader gehoord, verklarende, dat de dochter van Vreeling tegen zijne ingedeelde zoude gezegd hebben, dat haar Vader, des avonds, nog naar Steenwijk moest, om rogge weg te brengen en dat hij hem ook had zien gaan met zakken van de Maatschappij, zonder echter te weten wat er in was.

De Wijkmeester Verboom ontkent de verklaring van Spel, zeggende, dat hij Vreeling zakken had geleend, om aardappelen te halen, welke hij buiten de kolonie verbouwd had.

De kolonist Vreeling doet dezelfde  verklaring.

De Raad houdt de beschuldiging van Spel voor zeer onbewezen en

Besluit:

J. Spel met eene ernstige vermaning heen te laten gaan.


2 tegen den kolonist J. Bouwman, wegens verkoop van aardappelen buiten de kolonie.

De beschuldigde, binnen geroepende zijnde, verschijnt de Vrouw, zeggende een mud aardappelen te hebben verkocht.

De ingedeelden M. Koolen en J. Polman verklaren, dat de bouwboer de Kuiper, van Vinkenga, met den wagen aardappelen had weggehaald.

De Raad, in aanmerking nemende, dat Bouwman reeds twee malen, den 12 Febr. en den 27e April dezes jaars, voor den Raad is verschenen, wegens verkoop van goederen en dat dit huisgezin tevens geheel ongeschikt voor de gewone koloniën schijnt te wezen; daarbij gelet op Art 2 § e en Art 3 § 3 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dit misdrijf is gesteld, voor hem die zich daaraan ander maal schuldig maakt:

Besluit:

het huisgezin van J. Bouwman voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.



3. tegen de kolonisten kinderen H. Lutgerink en E. Wulfflink, welke laatste door onzedelijk verkeer met elkanderen in eenen zwangeren toestand zoude verkeeren.

De beschuldigden, binnen geroepen zijnde, is H. Lutgerink alleen verschenen, bekennende hun beider misdrijf.

De Raad, gelet op Art 2 § f en op Art 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld:

Besluit:

H: Lutgerink en E. Wulfflink beiden te verwijzen, den eenen naar de Ommerschans en de andere naar Veenhuizen, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.



4. tegen den kolonist J. N. Kleijnee welke zich aan dronkenschap zoude hebben schuldig gemaakt.

De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.

De Raad gelet op art 2 § e en Art 3 § 2 van het Reglement van tucht, daarbij tevens in aanmerking nemende, dat hij om dezelfde reden den 6 maart 1841 is gestraft en dat overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans van hem die zich andermaal aan dat misdrijf schuldig maakt, is gesteld.

Besluit:

Het huisgezin van J. N. Kleijnee voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans.

De Raad stelt de Permanente Commissie echter voor, of er geene termen zouden bestaan, om deze straf te veranderen in acht dagen opsluiting in de strafkamer voor den man, daar het huisgezin voor het overige zeer wel en oppassend is, hetwelk men om die reden gaarne zoude zien.



5 tegen de bestedelingen J. van Waalwijk, oud 17 jaren en P. H. Blankhart, oud 18 jaren, welke den kolonist J. Themmen eenen ijzeren pen zouden hebben ontvreemd.

De beschuldigden binnen geroepen zijnde bekennen hun misdrijf.

De Raad gelet op Art 2 § e en Art 3 § 3  van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer, benevens dubbelde vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld.

Besluit:

J. van Waalwijk en P. H. Blankhart ieder de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer, wordende zij van de vergoeding vrij gesproken, daar het ontvreemde terug bekomen is.




Verder wordt gelezen een Proces Verbaal van den Raad van toezigt van kol N.2 van den 9 dezer maand houdende beschuldiging

1 tegen den kolonisten-dochter Adolphine Maillie welke door onzedelijken omgang met den reeds ontslagen kolonisten Zoon H. J. van Olphen in eenen zwangeren toestand verkeert, alsmede tegen Catharina Bredenbeek, welke door onzedelijken omgang met Joannes Taatgen broeder van den Wijkmeester Taatgen alsmede in eenen zwangeren toestand zoude verkeeren.

De beschuldigden binnen geroepen zijnde is het de Raad gebleken, dat zij allen zijn gedeserteerd.

De Raad gelet op Art 2 § f en Art 3 § 2 van het Reglement van tucht waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dit misdrijf is gesteld

Besluit:

Adolphine Maillie, Catharina Bredenbeek en Joannes Taatgen, allen voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, ingeval zij in de kolonien mogten terug komen.



2 tegen den kolonist P. Bijsterveld, welke zijne dochter, die niet tot de kolonien behoort, zoude hebben gehuisvest, welke dochter bij hem is bevallen

De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent, dat zijne dochter bij hem was bevallen, daar zij zoo spoedig niet te huis had kunnen komen.

De Raad besluit de beschuldigde voor dit maal met eene ernstige vermaning heen te laten gaan, doch ingeval zulks weer mogt gebeuren, het huisgezin dadelijk te verwijzen naar de Ommerschans.

De beschuldigde binnen geroepen zijnde wordt hem zulks door den President kenbaar gemaakt.



3 tegen de bestedeling Trijntje Stevens oud 18 jaren, wegens luiheid in de fabriek.

De beschuldigde binnen geroepen zijnde belooft beterschap.

De Raad besluit de beschuldigde voor dit maal met eene ernstige vermaning heen te laten gaan, doch de eerste maal, dat zij zich wederom onwillig betoont, haar dadelijk te verwijzen naar de Ommerschans.

De beschuldigde binnen geroepen zijnde wordt haar zulks door den President kenbaar gemaakt.

Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord, den 19 December 1842

J. van Konijnenburg Pres.
C. Hulst
L. Ten Broek
P. Hertog
Soevereijn
T: H: P: van Marle secretaris


Bijlage 1: Raad van toezicht van Willemsoord 17 december 1842


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N. 3.-

Alle Leden zijn tegenwoordig;

Wordt binnen geroepen den Kolonist J. Bouwman hoeve 146 die zegt 267 Mud Aardappelen te kort te zijn gekomen, op de tauxatie; doch M. Koolen en J. Polman die bij hem ingedeeld zijn geweest verklaren, dat hij Aardappelen verkocht heeft aan J. Kuperus, I. Kremer, H. Wolters en de Kuiper van Vinkenga alle buiten de kolonie wonende, dat ook door zijn buren en andere gezien is.

Bouwman ontkent zulks, maar staat als zoodanig wel bekend, daar hij ook al van zijn huisraad verkocht en verpand heeft, waarvoor hij vroeger door den Raad van Tucht is gestraft geworden, en den man veel van sterken drank houdende, is dit gezin bestaande uit man, vrouw en een jong kind, zoo om het een als ander; en waar op van wege de Maatschappij ’s weeks nog gemiddeld ƒ 1.20 moet worden gegeven aan toelage, voor de gewone koloniën geheel ongeschikt.



Nog worden binnen geroepen de kolonisten kinderen H. Lutgerink oud 26 jaar en E. Wulfflink oud 20 jaar waarvan laatstgenoemde ten gevolge van onzedelijke verkering zwanger is. Zij bekennen hun misdrijf, reden waarom hun geen ontslag is uitgereikt.



Daarna wordt de kolonist J. N. Kleijnee binnen geroepen die beschonken op den weg gevonden is, door zijn buurman Kramer hetgeen door hem bekend wordt en beterschap belooft.



Nog wordt binnen geroepen den kolonist J. Spel Hoeve 19, welke bij gaande briefje geschreven heeft, doch wil hier niets antwoorden op hetgeen men hem vraagt dat tot eenig onderzoek kan dienen doch zegt in den Raad van Tucht alles kenbaar te zullen maken, alleen dit zegt hij van den Wijkmeester niets van ontvreemding te weten, en den kolonist Vreelink wien Spel in zijn briefje noemt, verklaart van geen rogge ontvreemding op generlei wijs iets te weten.-



Eindelijk worden nog binnen geroepen de ingedeelden J. van Waalwijk oud 17 jaar en P. H. Blankhart oud 18 jaar, in hoeve 128 die van den kolonist J. Themmen Hoeve 129 een koe-pen gestolen en verkocht hebben, doch hem van den eigenaar terug bezorgd. Zij bekennen hun misdrijf en beloven zoo iets niet meer te zullen doen, doch om het voorbeeld heeft men gemeend hun naar den Raad van Tucht te moeten verwijzen.

Aldus gedaan te Willemsoord 17 December 1842

Hoving
G. Hazeloop
J. Verboom
P. Hartog
F de Plot

Bijlage 2: Brief van kolonist Spel


                                           Wulmsoort

Onder verklaart dezes wort u Gewaarschout dat willem vreeling de 3 november Zaavons tussen 8 en 9 uure mit Een kruijwaagen mit rog mit twee Zaken van de wijkmeester jan verboom Buijten de Kolonie is gegaan en klaas vreeling  heeft den 4  smorgens de Zaken werom gebragt. Zoo gaat het eerst een mens verraad in den zelfs ??? mit een ???? maar het is al famili onder malkander maar me heer J: van Konijnenborg zal spoedig daar van weeten.- Zoo u daar Geen werk van maakt want Zoo Zuijver Als God Is Zoo Zuijver is dit Ook
????


Bijlage 3: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 9 december 1842


Raad van toezigt gehouden in Kolonie N 2 op Vrijdag den 9 December 1842.

Alle Leden present.

Zijn voor de Raad geroepen de onderstaande als-

Adolphine Maillie oud 23 Jaren dochter van den Kolonist en Vrijboer J. Maillie wonende in de 3e Wijk op hoeve N. 89, zwanger zijnde, zoo men zegt van de Zoon van den kolonist van Olphen die reeds ontslagen is den 12 Aug JL.-

is niet gecompareerd

Catharina Breedenbeek oud 26 Jaren dochter van den Kolonist J. C. Breedenbeek, wonende in de 3e Wijk op hoeve N 97. als in eene Zwangere Staat zijnde van de Broeder van den Wijkmeester Taatgen mede in die Wijk woonachtig en genaamd Johannes Taatgen oud 22 Jaren welke beiden niet zijn gecompareerd.

den Kolonist Bijsterveld, wonende in de 2e Wijk op hoeve N. 65, bij welke zijne dochter als niet tot de kolonien behoorend en onverwachts bevallen is- hem ondervraagd hebbende naar de omstandigheid van dit geval heeft hierop geantwoord dat zijne dochter bij hem zijnde, ongesteld wierd, waarop de Doctor van Noordwolde is gehaald en in de toestand waar deze vrouw zich bevond het onraadzaam was, haar naar haren man te Noordwolde te transporteren, en alzoo bevallen is ten Huizen van haar Vader.

Nog is voor den raad geroepen Trijntje Stevens, Wees, oud 18 Jaar ingedeelde bij den kolonist Janssen uit hoofden van haare doorgaande Luiheid in het werken op de fabrijk.
Is niet gecompareerd.

Frederiksoord ten dage en Jare voorn:

De President
A. H. Idserda
A. Croll
W. Taatgen
Soevereijn
Morriën


Bijlage 4: Begeleidende brief van de directeur 31 december 1842


Ik heb de eer UwEdGeb in te zenden het proces-verbaal van den Raad van policie en tucht in de gewone kolonien, van den 19 dezer maand, met opmerking aangaande de verwijzing van het huisgezin van Kleinée, dat ook zijn persoonlijke gedrag, overigens zeer goed is, en hij zelfs maar zeldzaam van sterken drank misbruik maakt, waarom gelijk de Raad voorstelt, de straf, naar de letter van het reglement uitgesproken, wel in 8 dagen opsluiting door UwEdGeb zou kunnen worden gewijzigd.-

En daar de woningen te Ommerschans volstrekt meer dan bezet zijn, meen ik UwEdGeb mede te moeten advyseren, om de verwijzing van het huisgezin van J. Bouwman naar de Ommerschans te wijzigen in eene verplaatsing onder de arbeiders te Veenhuizen, te meer daar het misdrijf van dit huisgezin eigenlijk hierin bestaat, dat geen goederen en veldvruchten aan hetzelve goed zijn toevertrouwd.-


Bijlage 5: Besluit door de 'hoofdambtenaren belast met de zaken der Maatschappij' 13 januari 1842 N1


DE HOOFDAMBTENAREN BELAST MET DE ZAKEN DER MAATSCHAPPIJ

Gelezen het van den Heer Directeur der kol bij brief van den 31 Dec ll N 3360 ingezonden Proces verbaal van den Raad van Policie en Tucht in de Gewone kolonien van den 19 Decemb ll

Besluiten

1. te bekrachtigen de daarbij gedane verwijzing naar de Strafkolonie te Ommerschans van de bestedeling D. de Vries, en van de kolonisten kinderen H. Lutgerink, A. Maillie en C. Breedenbeek en J. Taatgen, alsmede de verwijzing naar Veenhuizen van het kolonisten kind E. Wulfflink.

2. de verwijzing naar de Strafkolonie van den gewonen kolonist J. H. Kleinée en gezin overeenkomstig het voorstel van den Raad, te veranderen in de straf van acht dagen opsluiting van den man.

3. de verwijzing van het gezin van den gewonen kolonist J. Bouwman overeenkomstig het voorstel van den Heer Directeur der kolonien te veranderen in eene overplaatsing naar Veenhuizen onder de arbeiders huisgezinnen

Afschrift dezes zal worden gezonden, bij brief ten geleide, aan den Heer Directeur der kolonien ter uitvoering.


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 536 bij 13 januari 1843 N1

Notities bij het zittingsverslag