Raad van Policie en Tucht in de Gewone Kolonien,

op den 23 Januarij 1845


Paar kleine stukjes transcriptie, meeste (cursief) samenvatting


Nav Raad van toezicht van kolonie 1 van 22 januari, houdende beschuldiging:

1. tegen Trijntje Veen, vrouw van kolonist J. Mei (K1H56), die heeft geweigerd te tekenen voor goederen die ze volgens de directie gehad heeft en volgens haar niet; betrokkenen niet aanwezig, dus uitstel.



2. tegen Adam Snijders (K1H19), broeder van de vrouw van Cornelis van der Bosch, heeft laatstgenoemde met een mes bedreigd → ernstige vermaning. Zie ook deze pagina op de site.



3. tegen de bestedeling Jan Arends, ingedeeld bij S. Jans van Lubeck (K1H20), verregaande luiheid en ondeugd → Onbepaalde tijd Ommerschans.



Nav Raad van toezicht van kolonie 2 van 11 november 1844, houdende beschuldiging:

- tegen de bestedeling Trijntje Stevens, ingedeeld bij de kolonist J.H. Boersma (K2H16), desertie → onbepaalde tijd Ommerschans.



Nav Raad van toezicht van kolonie 2 van 22 januari, houdende beschuldiging:

1. tegen den kolonist C. van Ooijen, welke rogge de Maatschappij toebehoorende, zoude hebben ontvreemd. De beschuldigde binnengeroepen zijnde, blijft zulks ontkennen.
De getuigen B. Knuppel, Lels en G. van Willigen verklaren allen gezien te hebben, dat van Oijen rogge in zijnen zak had die hem eruit was gevallen, hebbende de Willige gezien, dat hij de rogge in de zak had geborgen, terwijl hij in tegenwoordigheid van Knuppel de zak op de hoop zoude hebben geledigd, met te zeggen, dat het de eerste maal was.

De Raad genoegzaam overtuigd zijnde van het misdrijf van van Oijen, daarbij tevens in aanmerking nemende, dat hij vroeger om diergelijke misdrijven is gestraft geworden enzovoort → gezin naar Ommerschans.

Cornelis van Ooijen woont K2H53, Bartholomeus Knuppel is ambtenaar, Ide Lels woont K2H83 en Gerrit de Willige K2H100.


2. tegen de kolonistenzoon Hendrikus Isaak Frankot (K2H79): desertie → onbepaalde tijd naar de strafkolonie op de Ommerschans.



Eindelijk wordt nog gelezen een proces verbaal van den raad van toezigt van kolonie No 3, van den 21 dezer maand, houdende beschuldiging:

1. tegen de kolonist Barend L. Matteman (K3H121): belediging van de Israelitische leeraar, waardoor stoornis in de godsdienstoeffening had plaats gehad → ernstige vermaning.



2. tegen de kolonistenzoon Johannes Verwer (K3H158): zonder verlof de kolonien verlaten → Onb.tijd Ommerschans.



3. tegen Jan van Agteren (K3H141); desertie → Onb.tijd Ommerschans.



4. tegen de kolonistenzoon Jan Pat(t)erellij (K3H149): desertie → Onb.tijd Ommerschans.



5. tegen de kolonist Harmen Beekman (K3H148), welke volgens aanklagte van zijnen buurman Lammert J. Kramer (K3H147) turf van de Maatschappij zoude hebben ontvreemd en rogge & aardappelen verkocht → ernstige vermaning



6, tegen de kolonistendochter Jacobina Ponse, wegens onzedelijken omgang met den bestedeling Arie Harmsen, ingedeeld bij eerstgenoemde, ten gevolge waarvan zij in eenen zwangeren staat verkeert.
De beschuldigden, binnen geroepen zijnde, bekennen beide hun misdrijf.

De Raad, gelet op Art: 2 § f en Art: 3 § 2, van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dit misdrijf is gesteld,

besluit:

Arie Harmsen voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar Veenhuizen en Jacobina Ponse naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, wordt hun zulks kenbaar gemaakt, waarop Jacobina Ponse verzoekt, dat hare moeder die aan eene ligchamelijke ongesteldheid laboreert, waarin zij door niemand beter dan door hare dochter kan geholpen worden, haar mag volgen, daar men haar, uit hoofde van die ongesteldheid, ook moeijelijk in een ander huisgezin zoude kunnen indeelen.

Jacobina of Jacomina Ponse, haar moeder en hun ingedeelde Arie Harmsen wonen K3H80.


Eindelijk geeft de President nog aan den Raad te kennen dat de bestedeling Barendje Hendrik Mast (K3H161) al wegens desertie op de Ommerschans zit.
 


Bijlage 1: Raad van toezicht van Frederiksoord 22-01-1845


Geen transcriptie.


Bijlage 2: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 11-11-1844


Geen transcriptie.


Bijlage 3: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 22-01-1845


Raad van Toezigt gehouden in kolonie No 2 op woensdag den 22 january 1845

Alle leden present zijnde is voor den Raad geroepen Cornelis van Ooijen, kolonist wonende in de 2e wijk op hoeve No 53, ter zake van dat hij van Ooijen op donderdag den 16 dezer door den onderbaas der katoenweverij litt. D gelegen in voorn. wijk, B. Knuppel, geattrappeerd is geworden, van het wegdragen van rogge in zijn buiszak, en welke zaak zich in dezer voege heeft toegegaan:

op gepasseerde Kersnacht heeft W. van Helm die destijds ingedeeld was, bij van Ooyen, aan van Weert (zijnde de Nachtwagt), verzocht om voor hem die nacht te waken met de zoon van van Ooyen,
hetwelk door van Weert is van de hand gewezen als zijnde in die tijd reeds suspicie op van Ooyen,
t welk aan den onderbaas Knuppel door van Weert kenbaar is gemaakt,
waarvan Knuppel aan den Wijkmeester Keizer kennis heeft gegeven,
dewelke om de zaak te ontdekken, aan Knuppel verzocht van Ooyen gade te slaan,
t welk dan ook gebeurt is, doordien Knuppel jemand zonder weten van van Ooijen op de zolder, waar hij van Oijen bezig was rogge te verschieten,
en die door een sein te kennen zoude geven als van Oijen rogge bij zich stak,
t welk gebeurde en alzoo door Knuppel is aangehouden ?? de rogge uit zijn buis hetwelk hij uittrok zag vallen.

Van Oyen binnengekomen zijnde, zegt geen theekopje vol van zijn ronden(?) te hebben genomen en overigens alles ontkent.
Als getuigen tegen van Oyen zijn G van Willigen die gezien heeft dat van Oyen de rogge van de hoop heeft genomen en in zijn zak heeft gestoken en ook dat de rogge uit de zak geschut(?) is en een zoon van den kolonist Leltz heeft op den 10 dier maand reeds gezien dat de rogge uit zijn zakken is gevallen.



Hendrikus Izaak Francot die de 8 maart 1844 gedeserteerd is geweest en op 15 dec jl terug gekomen naar de reden zijner desertie ondervraagd heeft geantwoord dat, daar hij op de nominatie stond om bij de eerste gelegenheid naar de Ommerschans te zullen worden overgeplaatst, gedeserteerd is.


Bijlage 4: Raad van toezicht van Willemsoord 21-01-1845


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie No 3

Alle leden zijn aanwezig behalve Hazeloop die krankzinnig is waarvoor Kleijzing plaats neemt.

Wordt binnen geroepen den kolonist B.J. Matteman, hoeve No 121 die den Israelitische Leraar zeer onbeleefd behandeld, zoo als uit de navolgende schriftelijke klagte van den leraar blijkt. dezelve is als volgt:

Ik vind mij in de onaangename noodzakelijkheid, door deze aanklagte bij Uwedele te doen omtrent het lid mijner gemeente Barend Juda Matteman en deszelfs zoon Barend, welke beiden al eenen geruimen tijd zich niet ontzien hebben verreweg de palen(?) der aan mijne heilige ambtsbetrekkingen verschuldigde achting en eerbied te buiten te gaan, zoo in mijne tegenwoordigheid als absentie, en wel door laster en zeuren
en ten laatste op den voor den Israelieten zoo heiligen als plegtigen verzoendag in het bede huis Gods, door versmading zo ontering den bij de Godsdienst in gebruik zijnde Ceremonieel en door  luidt zoeken met andere ik mij gedwongen zag hen te bevelen het kerkgebouw te doen verlaten,
dat nog door hen niet zoo dadelijk geschiede waardoor dan een onze Godsdienst stennis(?) plaats greep,
dat wijders meergenoemde B.J. Matteman en dezelfs zoon van dien tijd af in het kerkgebouw nog niet zijn verschenen maar gedurig voortgaan mij te beschimpen en te belasteren zoo wel mijnen naam als die mijne familie.

Matteman bekend ongenoegen met den leraar gehad te hebben doch beloofd zich weer te verzoenen door verschooning voor zijn gehouden gedrag te vragen; dat gebeurd is en hij nu weer geregeld alsmede zijn zoon te kerk gaat.



Nog wordt binnen geroepen Johannes zoon van den kolonist Verwer Hoeve No158 oud 24 jaar, die den 21 October 1844 in de kolonie opgenomen, den 29e weggeloopen, en den 5e November j.l terug gekomen is.
Hij geeft voor te Amsterdam op reis herwaards een pakje met eenig goed in een herberg vergeten te hebben, dat hij terug gehaald heeft, zonder te weten dat zulks zonder bekomen verlof niet mogt.
Hij schijnt zeer onnozel te wezen.



Daarna wordt binnen geroepen Jan van Agteren hoeve No 141, oud 20 jaren, die den 29 November j.l. weggeloopen en den 30e terug gekomen is.
Hij schijnt zelf niet te weten waarom gedeserteerd te zijn en beloofd het niet weer te zullen doen.



Ook wordt binnen geroepen Jan zoon van den kolonist Patrelli hoeve No 149 oud 37 jaren, die den 6 November j.l. weggeloopen en den 14e terug gekomen is.
Hij zegt ongenoegen met zijne ouders gehad te hebben, en is daarom naar Gorinchem gegaan doch daar zijnde begreep hij dat het beter was terug te keeren dan de ouders beide alleen te laten.
Deze is anders oud en vooral wijs genoeg om te weten dat hij niet zonder verlof de kolonie mag verlaten.



Nog worden binnen geroepen de kolonisten L.J. Kramer Hoeve No 147 en H. Beekman hoeve No 148 die onophoudelijk twisten, Kramer zegt nu dat Beekman turf steelt van de bulten aan den losplaats dezer kolonie, rogge verkocht heeft aan een hut bewoner in het Eezerveld, tegenover Beekman en aardappelen verkocht heeft aan den tolgaarder Kampp te Blesse.
Beekman ontkend alles, met uitzondering van de rogge, hij zegt 1/4 Mud verkocht te hebben in de ziekte zijner vrouw, aan de door Kramer genoemde hutbewoner.



Eindelijk worden nog binnengeroepen Jacobina, dochter van de Wed. Ponse Hoeve No 80, oud 26 jaren en Arie Harmsen bestedeling in Hoeve No 80 oud 20 jaren, die zoo onzedelijk hebben verkeerd dat eerstgenoemde zich in zwangerschap bevind. Zij bekennen beiden hun misdrijf.
 
Aldus gedaan te Willemsoord den 21 Januarij 1845
J.L. Hoving
J. Verboom
J. Klijzing
A. Feskens
F. de Plot


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag