Raad van Policie en Tucht in de Gewone Kolonién

op den 10e Juny 1847



Alle leden zijn tegenwoordig

De nieuw gekozen gemeensman G:C: Jaket in plaats van den gedeserteerden W:L: Gutzloe, wordt als zoodanig erkend en bevestigd

Worden gelezen drie Processen verbaal van den Raad van toezigt van kolonie No 1 van 18 Mei, van den 2e & 9 Juny dezer maand houdende beschuldiging

1 tegen den bestedeling Marynus Sense, wegens herhaalde desertie en ontvreemden van gelden van den kolonist Arsie waar hij was ingedeeld
De President geeft den Raad te  kennen dat genoemde bestedeling reeds naar de Ommerschans is overgebragt, tot voorkoming van nieuwe desertie

De Raad gelet op Art. 2§d en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld.

Besluit:

De overplaatsing van M Sense naar de Ommerschans goed te keuren




2 tegen de kolonist R. Smit, welke volgens het hiermede bijgevoegde Proces verbaal van de fabriekbaas Kolkers eenige krammen en haakjes uit de smederij zoude hebben ontvreemd.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§e en Art.3§3 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

R. Smit de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer benevens vergoeding van 50 centen zijnde de dubbelle waarde van het ontvreemde
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt



3 tegen de kolonist J:W: Wijgh wegens verregaande verzet tegende opziener Zorn en den verkoop van koloniale kleedingstukken
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, kan niets tot zijne verschooning inbrengen

De Raad in aanmerking nemende, dat  hij reeds vroerger om eerst genoemde misdrijf voor dezelven is te regt gesteld en daarbij gelet op Art. 2§a en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld, voor hen die zich daaraan andermaal schuldig maken,

Besluit:

Het huisgezin van J:W: Wijgh voor en onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt

In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van Konijnenburg: Aan de Perm Comm wordt voorgesteld dit huisgezin met overplaatsing naar een andere wijk, desnoods na vooraf acht dagen te zijn opgesloten, te straffen om te beproeven, of de man onder ander opzigt bruik- of handelbaarder zou kunnen worden. VK

In de kantlijn bijgeschreven door een lid van de permanente commissie: Conform overplaatsing met acht dagen


4 tegen de bestedeling Harm Jans de Vries, wegens het misbruiken van sterken drank
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§e en Art.3§1 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

H:J: de Vries de straf op te leggen van 3 dagen opsluiting in de strafkamer
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt



5 tegen de bestedelingen Pieter Tjabbens & Johannes Oosterhof, welke beide de 18 Mei jl zonder verlof de koloniën hebben verlaten en den 5e Juny daaraanvolgende zijn terug gebragt.
De President geeft den Raad te kennen dat beide wezen tot voorkoming van vernieuwde desertie zijn overgebragt naar het gesticht Veenhuizen

De aanmerking nemende dat beide jongens nog geen 16 jaren oud zijn en daarbij gelet op Art.16 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

P. Tjabbens en J: Oosterhof ieder de straf op te leggen van acht dagen in de strafkamer, waarvan de uitneming aan de Directie van het 1e gesticht zal worden opgedragen.

In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van Konijnenburg: Hierover aan de Perm Comm geschreven bij  brief van Directeur ten deze 8 Juny jl N1656



6
tegen de bestedeling Joachim Franciscus Cirri, wegens het ontvreemden van gelden van den kolonist Overhof benevens verregaande luiheid
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, kan niets tot zijne verschooning inbrengen.

De Raad gelet op Art. 2§e en Art.3§3 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

J.F. Cirri de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer en hem van de vergoeding vrij te spreken, omdat Overhoff de 50 centen heeft terug bekomen
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt



Verder wordt gelezen een Proces verbaal van den Raad van toezigt van kolonie N2, van den 20 Mei jl houdende beschuldiging tegen den bestedeling Jan van der Vaart wegens herhaalde desertie
De president geeft den Raad te kennen, dat genoemde bestedeling tot voorkoming van vernieuwde desertie bereids is overgeplaatst naar de Ommerschans.

De Raad gelet op Art. 2§d en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

De overplaatsing van J. van der Vaart voor onbepaalde tijd naar de Ommerschans bij dezen goed te keuren



Nog wordt voorgelezen een procesverbaal van den Raad van toezigt van kolonie 3 van de 9e dezer maand houdende beschuldiging:

1 tegen de huisvrouw van den kolonist K. Huisman, welke drie dagen zonder verlof de kolonie zoude hebben verlaten
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent haar misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§d en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Het huisgezin van K. Huisman voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Perm Comm zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar gemaakt.

In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van Konijnenburg: Wordt voorgesteld om de straf in acht dagen opsluiting te verzachten



2
tegen Hendrika Tappers behuwd zuster van den kolonist P.C. van Rijp, die onzedelijke omgang met de gedeserteerde kolonist Gutsloe, in een zwangere toestand zoude verkeeren
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, is niet verschenen

De Raad gelet op Art. 2§f en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Hendrika Tappers voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar de goedkeuring van de Perm Comm zal worden ingewacht



3 tegen Johanna Maria Schuurman, wegens onzedelijke omgang met den gedeserteerde kolonistenzoon Gerrit Fraterman, ten gevolge waarvan eerste in eene zwangere staat verkeert
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent hare misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§f en Art.3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Johanna Maria Schuurman voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans waar op de goedkeuring van de Perm Comm zal worden ingewacht
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar gemaakt



4 tegen de kolonisten J:D: van der Kooi, J: Teunissen en W:C: Bödeker, welke allen bij het uitzoeken van aardappelen eenige ouden hebben mede genomen
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, bekennen allen hun misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§e en Art.3§3 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

J.D. Kooi, J. Teunissen en W.C. Bödeker ieder de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer en hen van de vergoeding vrij te stellen om de geringe hoeveelheid.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks kenbaar gemaakt



5 tegen de kolonist J. Themmen, welke bij het vervoeren van pootaardappelen naar het land een zak met aardappelen zoude hebben ontvreemd
De beschuldigde binnen geroepen zijnde,ontkent zulks zeggende dat het zijn buis was geweest dat zich boven op de kruiwagen bevond

Van de getuigen M. Kuperus, F  Kist, A. Vreeling en J. Teunissen verklaart slechts een gezien dat hij boven op de aardappelen, welke in de kruiwagen waren uitgestort eene zak zoude gehad hebben, de anderen vermeenen zulks ook doch kunnen dit niet met zekerheid zeggen

De Nekker die hem  heeft gezien en gesproken, verklaart almede niet met zekerheid te kunnen zeggen, of hij een zak op de kruiwagen zoude hebben gehad.

De Raad heeft geene voor hen voldoende bewijzen kunnen bekomen, die tot de veroordeeling van de beschuldigde hebben kunnen leiden.
De meeste getuigen zeggen niet zeker te weten of het een zak geweest is, dan wel het buis van Temmen, hetgeen hij zegt dat het was

Jacet (de pooter) aan wien hij de aardappelen bragt en thans lid van den Raad is, zegt dat er bezwaarlijk een zak met aardappelen op de ¾ mud die gestort in de kruiwagen lagen kon getransporteerd worden en hij het er dus ook voor houdt dat wanneer er wat op gelegen heeft, het het buis van Temmen zoude zijn geweest, wordende de beschuldigde dus vrijgesproken
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt



6 tegen den bestedeling A. Zwart, welke 1,25 mud aardappelen zoude hebben ontvreemd en in de brem verborgen.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf

De Raad gelet op Art. 2§e en Art.3§3 van het Reglement van tucht, waarbij dubbelle vergoeding van het ontvreemde benevens opsluiting van acht dagen in de strafkamer of ook wel overplaatsing naar de Ommerschans, op dat misdrijf is gesteld, naar gelang der omstandigheden,

Besluit:

A. Zwart voor onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Perm Comm zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt


Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord den 10 Juny 1847

C. Hulst
L. ten Broek
G Deems
C: de Vries
G.C. Jacet
F.J.P. van Marle secretaris


Bijlage 1: Raden van toezicht van Frederiksoord op diverse datums


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 1 op de onderstaande datums

Alle leden zijn tegenwoordig

Zitting van den 28 April 1847
Niets behandeld

Zitting van den 5e Mei 1847
Niets behandeld

Zitting van den 12 Mei 1847
Niets behandeld

Zitting van den 18 Mei 1847
Is in den Raad verschenen Marynus Sensen, oud 16 jaren ingedeelde bij den kolonist Arsei N134 en onderhouden zijnde over zijne herhaalde desertie, zegt dat hij zulks de eerste keer gedaan heeft met vreese van de boete van Eén gulden met welke men hem bedreigd had, wanneer hij de opgegeven taak niet zou hebben volbragt en de tweede maal omdat hij niet durfde terugkeren tot het gezin bij het welk hij was ingedeeld.

Hieraan intusschen hecht zich een andere gebeurtenis vast van de gemelden Sensen ruim zoo nadelig als de desertie zelve aangezien hij gelden van den kolonist Arsel toekomende onder zich gehouden heeft en dezelve vertierd hebbende, daarna in de onmogelijkheid was ze te kunnen teruggeven.
Deze jongeling is bereids overgeplaatst naar de Ommerschans.


   
Is in de Raad gekomen en voorgelezen een procesverbaal  van den fabrijkbaas Kolkers waarin deze te kennen geeft dat op den middag van den 10e Mei jl door den kolonist R: Smit wonende hoeve N127, terwijl de smidsbaas en andere knechten zich verwijderd hadden, eenige ijzeren krammen en haakjes zijn weggenomen, welke ook door de beschuldigde op de eerste aanvrage van de genoemde Fabrijkbaas zijn vertoond, welk feit overigens in den breede vermeld is in opgemeld procesverbaal, het welk in originale hier nevens wordt overlegd.

De beschuldigde R. Smit binnengeroepen en te dezer zake onderhouden zijnde erkend daarin voorkomende daad er bijvoegende dat hij deze krammen en haakjes had willen gebruiken bij het maken van een varkenshok en aan eenige andere kleinere reparatien aan zijne woning, waarom als bestemd ten gebruike van een huis der Maatschappij, hij gemeend had niet zulk een groot misdrijf te plegen, terwijl hij hoop dat men in de beoordeling dier daad hierop zal gelieven te letten



Zitting van den 25e  Mei 1847
Niets behandeld

Zitting van den 2e Juny 1847
Is voor den Raad verschenen de kolonist Johannes Willem Wijgh wonende op hoeve N61 ter zake van verzet tegen de opziener Zorn, de welke  zich beklaagde dat hij gelijk vroeger zoo ook van weigerde te werken met bijvoeging van allerlei grove smaad en scheld redenen.

De wijkmeester Uhl hem hierover ondervraagd hebbende bekwam hij geen antwoord, terwijl de beschuldigde veinsde door eene bezwijming overvallen te worden, waarop deze zijne veinserij doorgrondende hem onmiddellijk in de strafkamer liet brengen alwaar hij weldra wel weder bekwam.

De voorzitter herinnerd den beklaagde dat dit nu voor de tweede maal was, dat hij ter zake van onwil voor den Raad most verschijnen en hoe hij deswege reeds vroeger voor den Raad van Policie en Tucht is veroordeeld geworden.
Nog geeft de voorzitter te kennen dat het aan hem bekend is gemaakt dat door dezelven kolonist koloniale kleedingstukken zijn verkocht geworden, het welk ook door dezelven erkend is, kunnende hij echter zich den  prijs niet meer herinneren welke hij daarvoor ontvangen heeft.



Is al verder voor den Raad verschenen de persoon van Harm Jans de Vries, ingedeeld bij weduwe Richter wonende op hoeve N35 ter zake van dronkenschap en wel dat hij op den 14 Mei jl zich aan het misbruik van sterken drank op een grove wijze heeft schuldig gemaakt en wel bij het gaan naar Steenwijk (welke tocht daar te boven zonder verlof door hem is ondernomen)
De beschuldigde hierover onderhoudende zijnde erkent het hem  te laste gelegde wanbedrijf



Zitting van den 9e Juny 1847
Zijn voor de Raad verschenen Pieter Sjabbens oud 14 jaren en Johannes Oosterhof oud ruim 14 jaren, beide ingedeelden bij de kolonist van der Thorn wonende op de hoeve N76 als hebbende zich op 28 Mei jl zonder verlof uit de kolonién verwijdert, van welke desertie zij op den 5e Juny daaropvolgende zijn terug gebragt.
De beschuldigden erkennen hun ten laste gelegde misdaad en kunnen geen redenen opgeven waarom zij zulks gedaan hadden, weswegens zij op morgen de 10e dezer van hier zullen overgebragt worden naar Veenhuizen N1 ingevolge last des directeurs der kolonién

Aldus gedaan op den 9e Juny 1847


Zitting van den 9e Juny 1847
Is in den raad verschenen Joachim Franciscus Cirri, oud 31 jaren, ingedeelde bij den kolonist Mulder, wonende hoeveN98, beschuldigd van op de 17e Mei jl ontvreemd te hebben van de kolonist Overhof, hoeve N3 vijftig centen, welke ontvreemding door de beschuldigde in de beginne bij de wijkmeester ontkend is, maar naderhand zoo wel bij die al in den Raad is erken geworden.

De voorzitter onderhoud de beschuldigde daar en boven over zijn verregaande en aanhoudende luiheid tot welk tweede beschuldiging de beklaagde het zwijgen doet, kunnende hij overigens dezelve niet ontkennen, daar de rapporten der opzieners en de werkstaten der verschillende wijkmeesters zulks overvloedig getuigen

Gedaan op datum als boven

De President
H Faaken

De Leden
W Taatgen
A. Lucassen
G: de Vries

De secretaris
J Heerkens de Vries


Bijlage 2: Proces verbaal door fabrieksbaas Kolkers


Aan uwede Heer C Hulst
Adj Directeur der vrije kolonie
Frederiksoord den 10 Mei 1847

Procesverbaal

Op heden den 10 Mei 1847 des voor middags tussen half twaalf en twaalf uur, dat er een lijk begraven zou worden, gingen drie roomsche knegten uit de smederij het lijk na,
op dat moment brag de smidbaas Herema met de leerling J. Veldmeijer een kaggel uit de smederij naar boven,
daar zijnde zag Herema door het ijzergat hetwelk boven de smederij is dat Roelof Smit nieuwe krammen kreeg en stak die in de vestjaszak,
toen Herema van boven kwam gaf hij het mijn te kennen,
ik ging mede na de smederij en vroeg R. Smit, wat hij in de zak gestoken had,
het antwoord was een krammetje,
hij kreeg er een uit,
ik Zij nog meer,
toen weer een,
Ik Zij nog meer toen kreeg hij alles uit de zak, het welk zamen bedroeg zes krammen en drie haakjes.
Ik vroeg wie toond gij dat gijntje,
zijn antwoord was ik ben een dief, maar ach verschoon mijn ik zal het niet meer doen, hout het stil
Maar ik zij dat mag ik niet stilhouden volgens mijn betrekking, zoo geeft ik bij deze kennis van bovenstaande

De fabrijkbaas
A Kolkers


Bijlage 3: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 20-05-1847


Procesverbaal

Op heden den 20 Mei 1847 de Raad van toezigt vergaderen zijnde, wordt binnengeroepen de bestedeling Jan van der Vaart ingedeeld in de 2 wijk van Kolonie N2 bij de kolonist  Van Ooijen hoeve N36, ter zake van zich te hebben schuldig gemaakt aan herhaalde desertie en het verkoopen van eenige kleedingstukken hem vroeger op zijn kleedingfonds uitgereikt.

Op de vraag, wat hem aanleiding gegeven heeft, om zich heimelijk te verwijderen, blijft hij het antwoord schuldig.

Intusschen heeft de directie hem maar voorlopig naar de Ommerschans doen overbrengen, om voor te komen, dat hij weder de Kolonién verlate; en de Maatschappij kosten veroorzaakt.

Niets meer te behandelen zijnde gaat de Raad uiteen op dag maand en jaar voornoemd

De President
A H Idserda

De Leden
A Keizer
A. Croll
G. Deems

De secretaris
Morriën


Bijlage 4: Raad van toezicht van Willemsoord 09-06-1847


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 3

Alle leden zijn tegenwoordig

Wordt binnen geroepen de vrouw van den kolonist Huisman hoeve N4, die drie dagen naar Amsterdam geweest is, zonder daartoe verlof bekomen te hebben, Zij bekent zulks en zegt het gedaan te hebben omdat hare zuster te Amsterdam overleden was
Van wiens nalatenschap zij niet bekomen had,wat haar toekwam, om dat zoo mogelijk in orde te brengen, en uit hoofde zij wel wist, dat op hunne rekening van oververdienste schuld in plaats van tegoed stond, zij geen verlof bekomen kon, heeft zij het gewaagd drie dagen de kolonie te verlaten, in welken tijd zij naar Amsterdam en terug geweest is.



Nog wordt binnen geroepen Hendrika Tappers, oud 28 jaren behuwd zuster van de kolonist P C van Rijp hoeve N30, die in zwangerschap verkeert.
Zij zegt onzedelijke verkering te hebben gehad met den kolonist WL Gutzloe bevorens hoeve N29 welke den 1e Mei jl weggeloopen is.



Daarna wordt binnen geroepen Johanna Maria Schuurman oud 41 jaren ingedeeld op hoeve N99, die mede zwanger is
Zij bekent zulks en noemt als met haar onzedelijk te hebben verkeerd Gerrit Fraterman die den 10e Mei 1845 de kolonie heimelijk heeft verlaten uit hoeve N53



Nog worden binnen geroepen de kolonisten
LD van der Kooi, hoeve N8
J Teunisse, hoeve N17
W Bödeker, hoeve N27
Welke bij het uitzoeken van de aardappelen eenige in hunne zakken mede namen
Zij bekennen alle drie zulks gedaan te hebben evenwel meende zij, omdar het maar weinige waren daaraan geen kwaad van beduidenis gedaan te hebben en vragen zij dat misdrijf verschooning.
Het is dan ook alleen om het voorbeeld aan anderen, dat men deze, die van de knapste kolonisten zijn voor den Raad geroepen heeft en verzocht men hen met eene ernstige vermaning te laten gaan.



Ook wordt binnen geroepen de kolonist J Themmen hoeve N21, die al mede in aardappelen werkende eenige uit zijne zakken gehaald zijn, en hij met eene kruiwagen waarop poot-aardappel waren op het land gekomen bij de kolonist Jacet hoeve N15, die aardappelen pootte, op hoeve N4 zonder een zak met aardappelen op zijne kruiwagen.

Themmen is namelijk gegaan van den wijkmeester Verboom om poot-aardappelen te brengen bij de genoemde poter op hoeve N4, tot aan de vrijboer de Nekker hoeve N16, de straatweg passerende bij genoemde vrijboer is hij den dam bij het huis opgereden met eene zak waarin de aardappelen waren op de kruiwagen met aardappelen, dat gezien is door:
Meintje Kuperus, oud 20 jaren
Fennigje Kist, oud 15 jaren
Adriaantje Vreeling, oud 20 jaren
Johanna Theunissen, oud 15 jaren

Toen heeft men hem met de Nekker zien spreken en daarna is Themmen voort gegaan, doch op het land gekomen zonder zak op de kruiwagen.

Eerst Themmen en daarna de Nekker hoorende ontkennen beide.

Het is echter zeer zeker dat de Nekker de zak met aardappelen bekomen heeft.

Themmen bekent bij de Nekker opgereden te zijn, doch zegt zonder zak met aardappelen, hij zegt alleen de kruiwagen met aardappelen geladen te hebben  doch geene zak,
maar waarom dan daar opgereden, 7 hoeven vóór die, waar hij weezen moest

en daar gekomen, was hij weder op de straatweg dat hij ook wel moest omdat hij greppels, het oude mergelgat etc passeren moest waar hij met eene kruiwagen met aardappelen niet langs kon, en waarom zonder eenig doel dan zóó gek geloopen.
Op dat alles weet Themmen niets te antwoorden



Eindelijk wordt binnen geroepen de bestedeling A. Zwart uod 26 jaren uit hoeve N140 die poot-aardappelen kruijende 1,25 Mud ontvreemd en in eenen akker brem verborgen heeft.
Hij bekent en zegt het gedaan te hebben omdat zij zoo weinig te eten hadden.

Aldus gedaan te Willemsoord, den 9e Juny 1847

JL  Hoving
J van Agteren
J Klijzing
Jaket
F de Plot



BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag