Raad van Policie en Tucht in de gewone koloniën

op den 22 July 1847


De President geedt den raad te kennen dat overeenkomstig de hierbij overlegde twee processen verbaal van den van toezigt van koloni N2 van den 8e en 21 dezer maand de bestedelingen Joseph Lodewijk Bieber, Floris Siegelaar en Pieter Pouw allen heimelijk de kolonien hebben verlaten en nadat zij zijn teruggebragt door Geregtsdienaars onmiddellijk naar de Ommerschans zijn gevoert.

De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

De overplaatsing van J:L: Bieber, F: Siegelaar en P: Pouw voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans goed te keuren


Voorts worden gelezen de processen verbaal van den Raad van toezicht van kolonie No 1 van den 23 Juny en 21 dezer maand houdende beschuldiging:

1 tegen de bestedeling Hendrik van Dolderen wegens verkoop van diverse kleedingstukken;
De President geeft de Raad te kennen dat de beschuldigde later is gedeserteerd geweest en onmiddellijk nadat hij door een geregtsdienaar is teruggebragt, tot voorkoming van vernieuwde desertie onmiddellijk is overgebragt naar de Ommerschans

De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

De overplaatsing van H: van Dolderen  bij dezen goed te keuren.


2 tegen den kolonistenzoon Adam Snijders wegens het ontvreemden van tuinvruchten, en verkoop van een kantschop.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, kan niets tot zijne verschooning inbrengen.

De Raad in aanmerking nemende, dat genoemde Snijders reeds vroeger voor den Raad heeft teregt gestaan en hij geheel ongeschikt is voor de gewone koloniën, daarbij gelet op Art: 2§c en Art: 3§3 van het Reglement van tucht waarbij dubbelle vergoeding van het ontvreemde, benevens acht dagen opsluiting in de strafkamer, of ook wel overplaatsing naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld, naar gelang der omstandigheden,

Besluit:

Adam Snijders voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.

In de kantlijn is door een lid van de permanente commissie bijgeschreven dat op 6 augustus 1847 onder agendapunt N1 hierover een besluit is genomen.

Zie ook dit verhaaltje op de site.


3 tegen de bestedeling Jan Akkerman wegens het ontvreemden van een plank
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, zegt die plank te hebben gevonden;

De Raad in aanmerking nemende de ouderdom van genoemde jongeling beschouwende die zaak meer als eene ongehoorzaamheid dan wel als opzettelijke ontvreemding, en daarbij gelet op Art: 2§a en Art: 3§1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Jan Akkerman de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in de strafkamer
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.


Nog wordt gelezen een Proces verbaal van den Raad van toezigt van kolonie N3 van den 20 dezer maand houdende beschuldiging:

1 tegen den kolonist J. Jaspers die den 9 april jl eigendunkelijk de kolonién heeft verlaten, en den 1 Mei is terug gekomen.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.

De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Het huisgezin van J. Jaspers voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.

In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van Konijnenburg: Daar het huisgezin bovendien slordig is, is zijn overplaatsing naar de Ommerschans noodzakelijk, vK


2 tegen de kolonistenzoon Yte Hendrik Ites wegens het vernielen van enige struiken aardappelen bij het schoonmaken van een akker.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, zegt niets met opzet te hebben gedaan en dat de aardappelen zeer vuil waren;
De kolonist Wardenier verklaart dat de aardappelen niet zoo vuil waren of men kon ze wel zien, waarom hij het dus wel beter had kunnen doen;
 
De Raad gelet op Art: 2§e en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Y:H: Ites de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer, het welk hem door den President wordt kenbaar gemaakt.


3 tegen de kolonistenvrouwen Friess en Nicola wegens het onophoudelijk twisten met elkander, en het ontvreemden van katoenen garens;
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, beklaagt de eene zich over den andere zonder dat met zekerheid kan gezegt worden, wie eigenlijk de aanleidende oorzaak is,
terwijl men de ontvreemding van katoenengarens meerder beschouwdt als een verwijt voortspruitende uit hun twisten, dan wel als eene wezenlijke zaak.

De Raad gelet op Art: 2§b en Art: 3§1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Vrouw Friess en Vrouw Nicola ieder de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in de strafkamer.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, wordt hun dit kenbaar gemaakt.


4 tegen de kolonistenzoon Johan Andries de Ouden, welke van 1 Mei jl eigendunkelijk de koloniën heeft verlaten en den 26e daaraanvolgende is teruggebragt;
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, zegt dat hij eigendunkelijk is gegaam, omdat hem het verlof was geweigerd;

De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

J:A: den Ouden voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht;
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.


5 tegen de bestedeling Leendert Carel Kohler, welke den 23 July jl is gedeserteerd en de 26e daaraanvolgende van Zwolle is teruggebragt en daarna overgeplaatst naar de Ommerschans tot voorkoming van vernieuwde desertie;

De Raad gelet op Art: 2§d en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld, daarbij tevens in aanmerking nemende de noodzakelijkheid of schoon hij anders nog geen 16 jaren oud is,

Besluit:

De overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans van L:C: Kohler goed te keuren

In de kantlijn bijgeschreven door directeur der koloniën Van Konijnenburg: Dit kind zou na 3 maanden tijdsverloop weer voor zijne terugplaatsing in aanmerking kunnen worden gebragt. VK


6 tegen de kolonistenzonen Johan Rudolph en Johan Arnold Bödeker wegens het plegen van verregaande baldadigheden in de katoenweverij en het vernielen van een paar kousen van een hunner medekolonisten volgens het hiermede  bijgevoegde procesverbaal van den Onder directeur der fabrieken.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, kunnen niets tot hunne verschooning inbrengen;

De Raad gelet op Art: 2§a en Art: 3§1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

J:R: & J:A: Bödeker ieder de straf op te leggen van vier dagen opsluiting inde strafkamer en tevens een paar nieuwe kousen op rekening van Bödeker aan Hoen uit te reiken.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, wordt hun zulks kenbaar gemaakt.


Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord 22 July 1847

C. Hulst
G.C. Jaket
L. ten Broek
G Deems
C: de Vries
F.J.P. van Marle, de secretaris


Bijlage 1: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 08-07-1847


Procesverbaal

Op heden den 8: July 1847 de Raad van Toezigt in kolonie N2 zitting nemende, waarbij alle leden tegenwoordig waren, wordt binnengeroepen de bestedeling Joseph Lodewijk Bieber, oud 16 jaren, ingedeeld bij den kolonist Lem, hoeve N85, die zich heeft schuldig gemaakt herhaalde male van zijn werk te loopen, waarom hij van desertie is teruggebragt, op bovengenoemde datum naar Ommerschans is overgebragt, om verder onkosten te voorkomen, de raad hierna uiteengaande op dag maand en jaar hierboven aangewezen

Frederiksoord, 8 July 1847
A W Idserda
A. Croll
A Keizer
G. Deems
Morriën


Bijlage 2: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 21-07-1847


Procesverbaal

Op heden den 21 July 1847 de Raad van Toezigt in kolonie N2 zitting nemende , is bij rondvraging aan de leden, die allen tegenwoordig zijn, den President gebleken, dat er geene andere zaken te behandelen zijn dan die hier bestaande,
dat Floris Siegelaar, oud 20 jaren en Pieter Pouw oud 19 jaren, beide bestedelingen en ingedeeld geweest in de tweede wijk van deze kolonie,
de eerste bij den kolonist van der Sluis, en de laatste bij Inpijn,
op den 30 Juny heimelijk de kolonien hebben verlaten en dat zij op den 5 July daaraan volgend te zijn aangebragt te Ommerschans door den veldwachter van Wolvega, Grietenij West Stellingwerf, waar zij zich heen begeven hadden.

Ter voorkoming van herhaalden desertie heeft men hen maar te Ommerschans alwaar zij zich toch al bevonden gehouden.

Dit een en ander heeft de Raad voornoemd gemeend ter kennisse  te moeten brengen van dien van Politie en Tucht, waarna hij uiteengaat op dag maand en jaar hierboven aangewezen

Frederiksoord, 21 July 1847
A W Idserda
A. Croll
A Keizer
G. Deems
Morriën


Bijlage 3: Raden van toezicht van Frederiksoord op diverse data


Raad van toezigt gehouden in kolonie N. 1

Alle leeden zijn tegenwoordig

Zitting van den 16 Juny 1847
Niets behandeld

Zitting van den 23 Juny 1847
De President zegt dat ter zijner kennisse gebragt is dat door Hendrik van Dolderen, oud 27 jaren, ingedeeld bij den kolonist Leffef zou zijn verkocht gevonden koloniale kleeding;
Tot geven van inlichtingen is in den Raad geroepen Jan Heere oud 14 jaar ingedeeld bij dezelfde kolonist, welke heeft verklaart dat genoemde van Dolderen op aanzoek van zekeren Jan van Rooij aan dezen zou gegeven hebben ter verkoop een broek en buis het welk zou zijn verkocht geworden aan zekeren van den Linde.

Dat wijders de genoemde van Dolderen door de weduwe Broekhuizen, koloniste wonende op hoeve N38 zou zijn gewaarschuwd geworden om zulks niet te doen.
De beschuldigde in den Raad geroepen zijnde om ter dezer zake ondervraagd erkent kleedingstukken aan de gemelden Jan van Rooij ter verkoop gegeven en daarvoor ontvangen te hebben 50 centen

Het is den Raad voorgekomen dat de beschuldigde wiens geestvermogens  aanmerkelijk schijnen geleden te hebben door de meer genoemde Jan van Rooij is verleid geworden en wel met het inzigt om daardoor voor zich zelve een oneerlijke winst te bejagen blijkbaar uit de geringe schier niet noemenswaardige som van 50 centen welke aan van Dolderen door Jan van Rooij is uitgekeerd

Zitting van den 30 Juny 1847
Niets behandeld

Zitting van den 7 July 1847
Niets behandeld

Zitting van den 14 July 1847
Niets behandeld

Zitting van den 21 July 1847
De President geeft te kennen dat hij vermeend heeft voor den raad te moeten doen verschijnen Adam Snijders oud bijna 30 jaren inwoonende bij zijnen behuwd broeder C. van den Bos, kolonist woonende op hoeve N. 19, beschuldigd van herhaalde malen uit de tuinen in zijne buurt en den verderen omtrek de aard- en peulvruchten te hebben ontvreemd, en deze ongeoorloofde handelingen op meer dan een tijdstip, tot nog voor weinige dagen te hebben voort gezet, zijnde hij bij deze tuindieverij  meermalen op heterdaad betrapt geworden.

Dat de beklaagde zich wijders heeft schuldig gemaakt aan het ontvreemden van Koloniale werkgereedschappen en het verkoopen van dezelve. 
Immers is het gebleken dat hij op den 16 July jl van zijnen zwager heeft weggenomen een kantschop, welke door hem is verkocht geworden aan iemand te Wapserveen wiens naam hem onbekend is voor de som van vijftien centen.

De Raad van toezigt zich herinnerende dat hij bij Procesverbaal dd 6 April dezes jaars door gemelden beschuldigde reeds heeft doen kennen als een nutteloos en gevaarlijk voorwerp, voor geene verbetering vatbaar, herhaald thans deze kwalificatie van den persoon met te meerder ernst en aandrang daar het vergrijp toen door hem aan de goederen der maatschappij gepleegd in het wegnemen van pootaardappelen uit de gaten waarin ze bereids gelegd waren zich hernieuwd heeft bij het opwassen en rijpen der nieuwe aardvrucht.

Terwijl zijne stoutmoedige en baldadige ontvreemdings zucht zich thans uitstrekkende tot  de akkers der Maatschappij, en de tuinen der hoevenaren, ook der teboven andere goederen niet onaangetast laat. Blijvende hem boven dien bij voortduring een halstarrige en verregaande  luiheid kenmerken.



Al eerder is door de Wijkmeester Taatgen aan den Raad het berigt gegeven dat door de kolonist van der Wilk bij hem gebragt is eene plank blijkbaar afgescheurd van een hek en ontnomen aan Jan Akkerman, bestedeling oud 14 jaar wonende bij wed. de Ruiter hoeve N6
De beschuldigde in den Raad geroepen  en te dezer zake ondervraagd zijnde geeft ten antwoord dat hij de onderwerpelijke plank in eene sloot in de heide had gevonden heeft en aan zijne huismoeder tot brandstof wilde geven.
De Raad mag niet onopgemerkt laten dat deze knaap zich blijft kenmerken door aanhoudende luiheid, zijnde hij bereids onderscheidene malen hiervoor in de strafkamer gezet.

Aldus gedaan in den Raad voornoemd der 21 July 1847
De Voorzitter
H Faaken

Leden
W. Taatgen
A. Lucassen
C. de Vries

De Secretaris
J.Heerkes de Vries


Bijlage 4: Raad van toezicht van Willemsoord 20-07-1847


Raad van Toezigt gehouden in kolonie N3

Alle leden zijn tegenwoordig

Wordt binnen geroepen de kolonist J. Jaspers hoeve N130, die den 9 april 1847 gedeserteerd is en den 1 mei ll teruggekomen is;
Hij zegt te geloven in zinsverbijstering te hebben verkeerd, daar hij ook dadelijk toen hij zijnen verkeerden stap inzag, terug gekomen is.



Nog wordt binnen geroepen Ytes Hendrik, zoon van den kolonist Ites, oud 19 jaren, hoeve N93, die op de hoeve  bij den kolonist Wardenier aardappelland gehakt heeft en daarbij zoo veel aardappel struiken uitgehakt heeft, dat de genoemde kolonist er over klaagde, en het gebleken is schandalig behandeld te zijn, deze jongen is al meermalen om luiheid en onwil moeten worden gestraft.
Hij zegt nu, dat de aardappelen zóó erg met onkruid begroeid waren, dat hij het niet beter doen kon, doch dat is onwaarheid, daar de schoolkinderen op dezelve hoeve aardappelen schoongemaakt hebben dat goed is geschied;



Eindelijk worden binnen geroepen Vrouw Friess en Vrouw Nicola hoeve 72 & 73, die zoo erg op elkaar verbitterd zijn dat zij om beuzelingen het grootste ongenoegen maken elkander voor hoer, dief etc. uitschelden waaraan een half wijks volk te pas komt;
Vrouw Nicola brengt nu hier een paar sokken, welke hierbij aan die boveneinden zijn van Katoengaren, die vrouw Friess voor harer man gebreden heeft, maar uit hoofde zij bevreesd was – zegt vrouw Nicola – dat Friess hetzelf verraden zou, heeft vrouw Friess die sokken mij gegeven dat was vóór de onenigheden;
Vrouw Friess daarentegen verzekerd dat Vrouw Brouwer hoeve N70 borstrokken van Katoengaren gebreden heeft voor vrouw Nicola, maar van deze sokken zegt zij niets te weten;
Men heeft wat de ontvreemding van dat Katoengaren betreft nog niets met zekerheid kunnen ontdekken, doch men is bezig te zien gewoon te worden wat daarvan zijn; Voor ’s hands zoude het wenselijk zijn één van beide te verplaatsen, daar hun gekijf schandelijk is.



Nog wordt binnen geroepen Johan Andries, zoon van den kolonist den Ouden hoeve N168, oud 24 jaren, die is op den 1e Mei jl gedeserteerd en den 26e  daaraanvolgende teruggekomen.
Hij weet niets ter verschooning uit te brengen.



Leendert Carel Kohler, bestedeling op hoeve N154, oud 15 jaren, is den 23 Juny jl gedeserteerd en den 26 d.a.v. van Zwolle teruggebragt; deze is reeds naar Ommerschans overgebragt.



Eindelijk worden nog binnengeroepen Johan Rudolph en Johan Arnold, zonen van de kolonist Bödeker hoeve N27, oud 17 & 16 jaren die in de katoenweverij zich zeer door ondeugden onderscheiden volgens het bijgaand procesverbaal van den onder direkteur der fabrijken;
Zij erkennen hun  misdrijf en beloven beterschap, waarvan echter niet veel te geloven is

Aldus gedaan te Willemsoord, den 20 July 1847
JH  Hoving
J van Agteren
J Klijzing
Jacet
F de Plot


Bijlage 5: Proces verbaal door de onderdirecteur der fabrieken


Aan den Onderdirecteur
Van Kolonie  No 3
Te
Willemsoord

Proces Verbaal

Door de kinderen van de kolonist Bodeker wonende op Hoef No 27, Johannes en Arnoldus voordurend baldadighedens in de Katoenweverij Letter O pleegen

Als eenige weefgetouwen met Pik besmeren, een paar kousen, de welken den wever Jan Hoen bekwamen uiteen getrokken en verscheurd,
Vorens Zij vermaant en wekelijks beboet zijn brengt zulks echter geen beterschap te weegt, uit hoofden dezelven overgeven aan de beoordeling van den Raad van Onderzoek en Tucht om na goedvinden in deze Zaak te handelen


Willemsoord den 25 Julij 1847
De Onderdirecteut voor het Fabrijkwezen
L ten Broek


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag