Zitting van de Zaturdag den 29e April 1843

De President opend de vergadering, alle Leden zij tegenwoordig.

Wordt voor dezelve gebragt de Koloniste Elizabeth Helmos, N4747, schuldig aan het verkoopen van twee hemden, 1 doek, 2 paar kousen en 1 muts, voorgeevende aan een met ontslag vertrokken Koloniste. Men laat haar aftreden.

Gezien Artikel 13 hiervoren gemeld,

wordt besloten haar te straffen met dubbele vergoeding a f 8.50 en opsluiting voor den tijd van 8 dagen.



Ten tweeden verschijnt voor den Raad; Frederik Johannes Zonneveld van der Gugten, N5001. Schuldig aan desertie voor de 1e maal. Hij weet niets ter zijner verschooning in te brengen. Men laat hem aftreden.

Gezien Artikel 11 hiervoren omschreven.

Raad besluit hem te straffen met 8 dagen opsluiting, de 2 eerste te water en brood en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van vier maanden.


Ten derde verschijnt voor den Raad: Gerrit Ploog, N493, schuldig aan ongehoorzaamheid jegens zijne zaalopziener, dewijl hij zeer slordig was op zijn keuken, waarover hij hem herhaalde seizen had onderhouden, zeer onverschillig over het hem ten laste gelegde, laat men hem aftreden.

Gezien Artikel 9 van het Reglement van Tucht, luidende als volgt

Alle ongehoorzaamheid jegens de koloniale ambtenaren zal met verplaatsing in de discipline zaal voor drie tot acht dagen worden bestraft en indien deszelve met brutaliteit gepaard gegaan is, met opsluiting voor dezelfden tijd in de provoost.

De Raad besluit hem te straffen met acht dagen opsluiting zonder meer.



Ten Vierde brengt de President ter kennisse van den Raad, dat bij de Inspectie van den Weledele Gestrengen Heer Visser in den zaal bij den zaalopziener Uhl, de Kolonist Wessaguin eetende was bevonden voordat het eten was opgeschept.

Gemelde Heer Inspecteur hun vragende hoe hij aan dat eten kwam, gaf hij te kennen hetzelve van zijn vrouw Antje Pieters N3809 te hebben ontvangen. De president laat gezegde A. Pieters voor den Raad komen, hetwelk zij verzocht had aan de kok Anna Maria Vleege, N562 voor haar kind op te scheppen.

Anna Maria Vleege wordt mogelijk voor den Raad geroepen, verklarende dat Aaltje Pieters voor haar kind vooruit zoude opscheppen omdat gemeld kind naar de Leering of cathegesatie moest.

De President, zeer ontevreden over hunne handelswijze, gelast hun af te treden.

De Raad neemt in overweging dat Antje Pieters het eten voor haar kind op eene slinkse wijze heeft verkregen, verklarende haar strafbaar aan Artikel 13 van het Reglement, en besluit haar te straffen met acht dagen opsluiting en de kok A.M. Vleege, uit hoofde zij buiten tijd en zonder voorkennis van den zaalopziener eten opschept, strafbaar is aan Artikel 9 mede hiervoren omschreven, en alzoo haar condemnent tot opsluiting mede voor den tijd van acht dagen.


De schuldigen worden allen binnengeroepen en door de Secretaris de geslagen vonnissen kennelijk gemaakt, waarna zij aftreden en ter opsluiting worden weggevoerd.

Niemand op den rondvraag van den voorzitter iets meer ter verhandeling hebbende, wordt de vergadering gesloten.

Aldus gedaan op dato als boven (was getekend) A. Hulst, J.F. Krieger, P. Postema, J. Steenbeek, Bourlard, Hamersman en Zijlstra, allen Leden van den Raad. Voor extract conform.


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1623

Notities bij het zittingsverslag