Zitting gehouden op Zaturdag den 10e Juny 1843

Alle de Leden zijn tegenwoordig, de President opend de Vergadering.

Wordt voor dezelve gebragt:

Schreijnder Johannes Philippus Schoonderbeek P.K. N15, schuldig aan desertie voor de 3e maal. Hij heeft geene redenen ter verschooning. Men laat hem aftreden.

Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld

De Raad besluit hem te straffen met 14 dagen opsluiting , de 3 eerste en de 3 laatste te water en brood en 25 rietslagen en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van 4 maanden.



Ten tweede brengt men voor den Raad de Kolonist Sasker Salms de Boer, N3639, deserteur voor de 3e maal. Niets wetende in te brengen, laat men hem aftreden.

Gezien Artikel 11 hiervoren omschreven

Met eenparigheid van stemmen wordt besloten den schuldige te straffen met 14 dagen opsluiting, de 3 eerste en de 3 laatste te water en brood, 30 rietslagen en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van 4 maanden.



Ten derde verschijnt voor den Raad Jacobus Kloppenburg N4814 schuldig aan het verkoopen van een paar kousen. Hij weet niets in te brengen. Men gelast hem af te treden.

Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven,

Na gehouden deliberatie wordt besloten hem te straffen met dubbele vergoeding a f 1.90 en opsluiting voor den tijd van acht dagen zonder meer.



Ten vierde verschijnt voor den Raad Celia Fransma Amsterdam N3184 schuldig aan onzedigen omgang met anderen, waardoor zij in eenen zwangeren staat is verkeerende. De Voorzitter, haar vragende met wien zij onzedig heeft geleefd, zegt zij met den ontslagen Kolonist Hoendervoogd. Na alvoren door den President serieuselijk te zijn bestraft, over haar slegte gedragingen wordt zij gelast af te treden.

Gezien Artikel 16 van het Reglement van Tucht, luidende als volgt

Onzedelijk gedrag in woorden, als vloeken, schelden, razen etc. of met daden  door zedelooze omgang met anderen zal met verplaatsing in de discipline zaal van een tot acht dagen worden gestraft en bij herhaling daarvan met opsluiting zoo noodig in boeyen en te water en brood om den anderen dag.

Men besluit haar te straffen met acht dagen opsluiting.



Ten vijfde verschijnt voor den Raad den Kolonist Izaak van Sitteren, N1466, Joseph Meijer, N1211 en Jan Roda, N283 schuldig aan brutaliteit tegen den opziener der gebouwen, tijdens hij hun bestrafte zij niet genoeg werkten. Zij weten niets in te brengen, als zeggende de Baas had een kwaaie bui. De Voorzitter zegt hun dat, indien zij als scheepstimmerlieden niet beter willen werken, en de beveelen van den opziener der gebouwen niet behoorlijk nakwamen, hij zich verplicht zoude achten, hen ander werk te moeten geven.

Gezien Artikel 9 van het Reglement van Tucht luidende als volgt

Alle ongehoorzaamheid jegens de koloniale ambtenaren zal met verplaatsing in de discipline zaal voor drie tot acht dagen worden bestraft en indien deszelve met brutaliteit gepaard gegaan is, met opsluiting voor dezelfden tijd in de provoost.

Met eenparigheid van stemmen wordt besloten de schuldigen te straffen met 3 dagen opsluiting zonder meer.



Ten zesde wordt voor den Raad gebragt den Kolonist Johannes Hermanus Haank, N1422, deserteur voor de 1e maal, hebbende voor zijn desertie 2 broeken verkogt waarin de Kolonist Ambrosius Noteboom N847 hem behulpzaam is geweest om dezelve voor hem te verkoopen, welke Kolonist insgelijks wordt ontboden en verschijnd. De President vraagt hun of het vorenstaande conform de waarheid is, hetwelk zij bijde met JA beantwoorden. Verder ter hunner defensie niets weten in te brengen,laat men hen buiten staan.

Gezien Artikel 11 en Artikel 9 van het Reglement van Tucht, hiervoren omschreven.

Met gemeen overleg wordt door den Raad besloten J.H. Haank N1422 te straffen met 14 dagen opsluiting, de 3 eerste en de 3 laatste te water en brood en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van vier maanden en A. Noteboom opsluiting gedurende acht dagen zonder meer.



Ten zevende verschijnt voor den Raad Maria de Vrede P.K. N53, schuldig aan het verkoopen van een paar kousen, een gebedenboek, een hemd en een doek; geene redenen ter verschooning wetende in te brengen, laat men haar aftreden.

Gezien Artikel 13 hiervoren gemeld

wordt besloten haar te straffen met acht dagen opsluiting en dubbele vergoeding a ƒ 5.20.



Ten achtste wordt voor den Raad gebragt Idoba de Roode N3124, schuldig aan het verkoopen van een voerlaken rok, een hemd en een gebedenboek; zij heeft niets ter verschooning in te brengen. Zij wordt buitengelaten.

Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven

De Leden van de Raad besluiten haar te straffen met 8 dagen opsluiting en dubbele vergoeding a ƒ 6.50.


De schuldigen worden allen binnengelaten, de Secretaris leest hun de geslagen vonnissen voor, waarna zij aftreden en ter opsluiting weggevoerd.

Niemand op rondvraag van den President iets hebbende voor te stellen wordt de Vergadering gesloten.

Aldus gedaan op dato als boven (was getekend) A. Hulst, J.F. Krieger, P. Postema, J. Steenbeek, Otterbeen, Smies en Uhl, alle Leden van de Raad. Mij present, de secretaris,Pous.


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1623

Notities bij het zittingsverslag