Alle de Leden zijn tegenwoordig, de President opend de
Vergadering.
Wordt voor dezelve gebragt:
Schreijnder Johannes Philippus Schoonderbeek P.K. N15,
schuldig aan desertie voor de 3e maal. Hij heeft geene redenen ter
verschooning. Men laat hem aftreden.
Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld
De Raad besluit hem te straffen met 14 dagen opsluiting , de 3
eerste en de 3 laatste te water en brood en 25 rietslagen en het
dragen van een distinctief pak voor den tijd van 4 maanden.
Ten tweede brengt men voor den Raad de Kolonist Sasker
Salms de Boer, N3639, deserteur voor de 3e maal. Niets
wetende in te brengen, laat men hem aftreden.
Gezien Artikel 11 hiervoren omschreven
Met eenparigheid van stemmen wordt besloten den schuldige te
straffen met 14 dagen opsluiting, de 3 eerste en de 3 laatste te
water en brood, 30 rietslagen en het dragen van een distinctief
pak voor den tijd van 4 maanden.
Ten derde verschijnt voor den Raad Jacobus Kloppenburg
N4814 schuldig aan het verkoopen van een paar kousen. Hij weet
niets in te brengen. Men gelast hem af te treden.
Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven,
Na gehouden deliberatie wordt besloten hem te straffen met
dubbele vergoeding a f 1.90 en opsluiting voor den tijd van acht
dagen zonder meer.
Ten vierde verschijnt voor den Raad Celia Fransma
Amsterdam N3184 schuldig aan onzedigen omgang met anderen,
waardoor zij in eenen zwangeren staat is verkeerende. De
Voorzitter, haar vragende met wien zij onzedig heeft geleefd, zegt
zij met den ontslagen Kolonist Hoendervoogd. Na alvoren
door den President serieuselijk te zijn bestraft, over haar slegte
gedragingen wordt zij gelast af te treden.
Gezien Artikel 16 van het Reglement van Tucht, luidende als volgt
Onzedelijk gedrag in woorden, als vloeken, schelden, razen etc. of met daden door zedelooze omgang met anderen zal met verplaatsing in de discipline zaal van een tot acht dagen worden gestraft en bij herhaling daarvan met opsluiting zoo noodig in boeyen en te water en brood om den anderen dag.
Men besluit haar te straffen met acht dagen opsluiting.
Ten vijfde verschijnt voor den Raad den Kolonist Izaak
van Sitteren, N1466, Joseph Meijer, N1211 en Jan
Roda, N283 schuldig aan brutaliteit tegen den opziener der
gebouwen, tijdens hij hun bestrafte zij niet genoeg werkten. Zij
weten niets in te brengen, als zeggende de Baas had een kwaaie
bui. De Voorzitter zegt hun dat, indien zij als
scheepstimmerlieden niet beter willen werken, en de beveelen van
den opziener der gebouwen niet behoorlijk nakwamen, hij zich
verplicht zoude achten, hen ander werk te moeten geven.
Gezien Artikel 9 van het Reglement van Tucht luidende als volgt
Alle ongehoorzaamheid jegens de koloniale ambtenaren zal met verplaatsing in de discipline zaal voor drie tot acht dagen worden bestraft en indien deszelve met brutaliteit gepaard gegaan is, met opsluiting voor dezelfden tijd in de provoost.
Met eenparigheid van stemmen wordt besloten de schuldigen te
straffen met 3 dagen opsluiting zonder meer.
Ten zesde wordt voor den Raad gebragt den Kolonist Johannes
Hermanus Haank, N1422, deserteur voor de 1e maal, hebbende
voor zijn desertie 2 broeken verkogt waarin de Kolonist Ambrosius
Noteboom N847 hem behulpzaam is geweest om dezelve voor hem
te verkoopen, welke Kolonist insgelijks wordt ontboden en
verschijnd. De President vraagt hun of het vorenstaande conform de
waarheid is, hetwelk zij bijde met JA beantwoorden. Verder ter
hunner defensie niets weten in te brengen,laat men hen buiten
staan.
Gezien Artikel 11 en Artikel 9 van het Reglement van Tucht,
hiervoren omschreven.
Met gemeen overleg wordt door den Raad besloten J.H. Haank N1422
te straffen met 14 dagen opsluiting, de 3 eerste en de 3 laatste
te water en brood en het dragen van een distinctief pak voor den
tijd van vier maanden en A. Noteboom opsluiting gedurende acht
dagen zonder meer.
Ten zevende verschijnt voor den Raad Maria de Vrede
P.K. N53, schuldig aan het verkoopen van een paar kousen, een
gebedenboek, een hemd en een doek; geene redenen ter verschooning
wetende in te brengen, laat men haar aftreden.
Gezien Artikel 13 hiervoren gemeld
wordt besloten haar te straffen met acht dagen opsluiting en
dubbele vergoeding a ƒ 5.20.
Ten achtste wordt voor den Raad gebragt Idoba de
Roode N3124, schuldig aan het verkoopen van een voerlaken
rok, een hemd en een gebedenboek; zij heeft niets ter verschooning
in te brengen. Zij wordt buitengelaten.
Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven
De Leden van de Raad besluiten haar te straffen met 8 dagen
opsluiting en dubbele vergoeding a ƒ 6.50.
De schuldigen worden allen binnengelaten, de Secretaris leest hun
de geslagen vonnissen voor, waarna zij aftreden en ter opsluiting
weggevoerd.
Niemand op rondvraag van den President iets hebbende voor te
stellen wordt de Vergadering gesloten.
Aldus gedaan op dato als boven (was getekend) A. Hulst, J.F.
Krieger, P. Postema, J. Steenbeek, Otterbeen, Smies en Uhl, alle
Leden van de Raad. Mij present, de secretaris,Pous.
Notities bij het zittingsverslag