De Raad door de President geconvoceerd Zijnde, waren alle Leden
tegenwoordig, uitgenomen de Zaalopziener Vrieze welke door ziekte
verhinderd was den vergadering bij te wonen –
Door de President is aan den Raad voorgelegd een Aanklagte tegen
de wees J. Schelhuizen welke op den 14 Juny 1830
is gedeserteerd en op den 22ste daaraanvolgende is
teruggekomen –
De Raad heeft daarop de beschuldigden voor Zich doen komen ten
einde denzelve te hooren in Zijne middelen van defensie –
De Beschuldigde heeft daarop geantwoord dat de beweegredenen
welke aanleiding tot Zijne desertie hebben gegeven, hierop neder
kwamen dat hij uit hoofde van Zwak gezicht Zich niet in staat
gevoelde om het Landwerk te verrigten en alzoo besloten had, om
hier van bevrijd te zijn, te deserteeren.
De Raad, het door de beschuldigden voorgegevene niet aannemelijk
voorkomende,
Heeft Besloten
De Beschuldigden Ingevolge artl 4 van het Reglement van Tucht te
condemneeren tot opsluiting in de Strafkamer voor den tijd van 8
agtereenvolgende dagen om den anderen dag te water en brood –
Verlangende de Raad dat hieraan onverwijld Executie Zal worden
gegeven –
Gedaan te Veenhuizen 1e Etablissement De Datum als boven
J. Poelman
Textor
Kuiper
J.H. Kloekers
F. Holsteyn, sekretaris
Notities bij het zittingsverslag