Proces Verbaal van het verhandelde in de Raad van Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlaten Kinderen in het 1e Gesticht te Veenhuizen Zitting van

Saturdag den 8 December 1832


De Raad door den Heere President geconvoceert zijnde waren alle de Leden tegenswoordig.

Door den Heere President werd aan de Raad kennelijk gemaakt dat bij hem was ingekomen aanklachte gedaan door den wijkmeester R. Oost tegen de weezen Willem de Vries, Jacobus Zaar, Jacob Pieter Helverda, Frederik Arends en Cornelis Rommelsen derwelke zich hadden schuldig gemaakt aan het ontvreemden van wortelen die ingekuild waren voor de winter; begroot op een hoeveelheid van een Ned. Mudde ter waarde van fl 1,11(?)

De Raad heeft de beschuldigde doen binnen staan ten einde hun hierover te horen.
Daar zij met de ontvreemde wortelen waren betrapt konden zij niets ter hunner verontschuldiging inbrengen als zijnde van de misdaad overtuigd.

De Raad heeft daarop de beschuldigde doen buiten staan om over de aan hen op te leggen straf te delibereren.

De Raad heeft besloten Zoo als dezelve besluit bij dezen om de beschuldigden als hebbende Art. 3 van het Reglement van Tucht overtreden en wel vervat bij par. 8 “ontvreemding, verwaarlozing en beschadiging van eens anders goed, of dat der Maatschappij tot welk laatsgenoemde mede gerekend wordt te behoren de eigene Kleeding des kinderen en de bij hen in gebruik zijnde koloniale goederen” waar op de Straf bij meergenoemd Art 4 is toegepast.
“Dubbelde vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde of beschadigde uit zijn tegoed bij de Maatschappij benevens opsluiting in de Strafkamer van een tot acht dagen, om den anderen dag te water en te brood en bij herhaling met boeyen aan.”

Te condemneren volgens gezegd 4e Art. als-

J. Zaar, F. Arends & C. Rommelsen tot opsluiting in de Strafkamer voor den tijd van acht dagen om den anderen dag te water & Brood, met dubbelde vergoeding van het door hun ontvreemde uit hun tegoed bij de Maatschappij en wel voor ieder in het bijzonder 1/5 gedeelte ten bedragen van fl 0,40 c. en

Willem de Vries en Jacob Pieter Helverda tot gelijke straf met de boeyen aan, des zijnde door herhaling van dezelfde misdaad (zie ons Proces Verbaal van den 18 Sept. jl).

Verlangende de Raad dat hier aan onverwijld Executie zal worden gegeven en is hiervan Proces Verbaal gedresseerd waarna men de beschuldigde heeft doen binnen staan en is na aan hen gedaane voorlezing dit door de President en alle de Leden ondertekend.

Gedaan te Veenhuizen aan het 1e Gesticht op dag en datum als boven is gemeld
Poelman adj Dir.
L. Vrieze zaalopziener
Kluvers Ond Dir binnen
J.H. Kloekers, zaalopziener
Kuipers Ond

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1618

Notities bij het zittingsverslag