Extract uit het Register der Notulen van het verhandelde in den Raad van Tucht voor weezen, Vondelingen en verlatene Kinderen bij het 1e Gesticht te Veenhuizen

Zitting van Maandag den 29 Mei 1842


Present
J. Poelman, President
A. Textor  }
G. Kuipers  }
J. Meijer     }   Leden
E. Buuck  }
L. Coelen
secretaris

De raad door den President  geconvoceert zijnde waren alle de Leden tegenwoordig.
De president opent de vergadering en maakt de raad kennelijk dat onder geleide van drie landbouwers uit Wester en Zuidervelde zijn opgebragt  de weezen

Coenraad Kleijdijk
Hendrik Sligter
Jan Trompetter
Karel Fes
Nicolaas Smit
en Jacob Keijzer

welke in het veld dier gehuchten, alwaar plaggen gestoken waren, en ten drogen staande voor den winterbrand, bezig waren met aardappelen te kooken in een ouden ijzeren pot van een der bewoners uit het naburig Zuidervelde ontvreemd (dien zij hebben terug gebragt).
Op de plaats vond men een hoop aardappelen schillen, vele hopen zoden of plaggen verbrand, de overblijfselen van een Haas, die zij zeiden gevonden, doch naar alle waarschijnlijkheid gestrikt hebben, de aardappelen uit de Kolonie mede genomen, en Zoo doende eene menage aldaar gehouden, nogtans onder bedreiging van een der bovengemelden met name Jan Trompetter aan de Landbouwers die hen opbragten dat zij hun zulks betaald zouden zetten, door alle de plaggen in brand te zullen steken.-

De raad heeft de hier voren genoemde Jongelingen doen binnen staan om hen ten deze te horen, daar zij bekende de aanklagte conform de waarheid was en geene der beschuldigden iets ter hunner verdediging had in te brengen, zoo heeft de raad hen doen buiten staan om over de aan hen op te leggen Straf te delibereren.
Daar zij Art 3 van het reglement van Tucht hadden overtreden vervat onder § 8 Ontvreemding, verwaarloozing en beschadiging van eens anders goed of dat der Maatschappij,  tot welk laatste mede gerekend wordt te behooren de eigen kleeding der kinderen en de bij hen in gebruik zijnde koloniale goederen.-
waar op Art 4 § 8 bepaald, Ontvreemding, verwaarlozing en beschadiging van eens anders goed
Dubbelde vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde of beschadigde uit zijn tegoed bij de Maatschappij, benevens opsluiting van één tot acht dagen in de strafkamer; om den anderen dag te water en brood .

De raad heeft met algemeene Stemmen de aangeklaagde gecondemneerd tot opsluiting voor den tijd van acht dagen in de Straf kamer om den anderen dag te water en brood en hun ieder in het bijzonder te debiteren voor eene gulden, om daar uit de vergoeding te vinden van de geleden schade aan aardappelen van de Maatschappij en de eigenaar van de plaggen of zoden Schadeloos te stellen voor hun geleden verlies.-

Waar van Proces Verbaal is opgemaakt.

De gecondemneerden hebbende doen binnen staan heeft de president hun het schandelijke der daden voorgehouden en de gevolgen geschilderd, wanneer zij bleven volharden in zulke af te keuren daden, het in de toekomst wanneer zij één maal in de gewoone Maatschappij terug keerden, bedroef voor hun er uit zag daar zij alsdan meerder vrij, zich heel spoedig zouden vergrijpen en dan niet als kinderen maar naar de letter van de wet wierden gestraft; zoo dat zij des te meer indagtig mogten zijn, hun gedrag te verbeteren, waar op intusschen bijzonder zal worden gelet.-

Gedaan te Veenhuizen op dag en datum als boven is gemeld.

was get. J. Poelman, President  A. Textor  G. Kuipers      J. Meijer  E.Buck
allen Leden der Raad
mijn bekend
L. Coelen, secretaris

Voor Extract Conform
De secretaris
L. Coelen

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1619

Notities bij het zittingsverslag