Present
J. Poelman, President
A. Textor }
G. Kuipers }
J. Meijer } Leden
E. Buuck }
L. Coelen
secretaris
De raad door den President geconvoceert zijnde waren alle de
Leden tegenwoordig.
De president opent de vergadering en maakt de raad kennelijk dat
onder geleide van drie landbouwers uit Wester en Zuidervelde zijn
opgebragt de weezen
Coenraad Kleijdijk
Hendrik Sligter
Jan Trompetter
Karel Fes
Nicolaas Smit
en Jacob Keijzer
welke in het veld dier gehuchten, alwaar plaggen gestoken waren,
en ten drogen staande voor den winterbrand, bezig waren met
aardappelen te kooken in een ouden ijzeren pot van een der
bewoners uit het naburig Zuidervelde ontvreemd (dien zij hebben
terug gebragt).
Op de plaats vond men een hoop aardappelen schillen, vele hopen
zoden of plaggen verbrand, de overblijfselen van een Haas, die zij
zeiden gevonden, doch naar alle waarschijnlijkheid gestrikt
hebben, de aardappelen uit de Kolonie mede genomen, en Zoo doende
eene menage aldaar gehouden, nogtans onder bedreiging van een der
bovengemelden met name Jan Trompetter aan de Landbouwers die hen
opbragten dat zij hun zulks betaald zouden zetten, door alle de
plaggen in brand te zullen steken.-
De raad heeft de hier voren genoemde Jongelingen doen binnen staan
om hen ten deze te horen, daar zij bekende de aanklagte conform de
waarheid was en geene der beschuldigden iets ter hunner
verdediging had in te brengen, zoo heeft de raad hen doen buiten
staan om over de aan hen op te leggen Straf te delibereren.
Daar zij Art 3 van het reglement van Tucht hadden overtreden
vervat onder § 8 Ontvreemding, verwaarloozing en beschadiging van
eens anders goed of dat der Maatschappij, tot welk laatste
mede gerekend wordt te behooren de eigen kleeding der kinderen en
de bij hen in gebruik zijnde koloniale goederen.-
waar op Art 4 § 8 bepaald, Ontvreemding, verwaarlozing en
beschadiging van eens anders goed
Dubbelde vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde of
beschadigde uit zijn tegoed bij de Maatschappij, benevens
opsluiting van één tot acht dagen in de strafkamer; om den anderen
dag te water en brood .
De raad heeft met algemeene Stemmen de aangeklaagde gecondemneerd
tot opsluiting voor den tijd van acht dagen in de Straf kamer om
den anderen dag te water en brood en hun ieder in het bijzonder te
debiteren voor eene gulden, om daar uit de vergoeding te vinden
van de geleden schade aan aardappelen van de Maatschappij en de
eigenaar van de plaggen of zoden Schadeloos te stellen voor hun
geleden verlies.-
Waar van Proces Verbaal is opgemaakt.
De gecondemneerden hebbende doen binnen staan heeft de president
hun het schandelijke der daden voorgehouden en de gevolgen
geschilderd, wanneer zij bleven volharden in zulke af te keuren
daden, het in de toekomst wanneer zij één maal in de gewoone
Maatschappij terug keerden, bedroef voor hun er uit zag daar zij
alsdan meerder vrij, zich heel spoedig zouden vergrijpen en dan
niet als kinderen maar naar de letter van de wet wierden gestraft;
zoo dat zij des te meer indagtig mogten zijn, hun gedrag te
verbeteren, waar op intusschen bijzonder zal worden gelet.-
Gedaan te Veenhuizen op dag en datum als boven is gemeld.
was get. J. Poelman, President A. Textor G.
Kuipers J. Meijer E.Buck
allen Leden der Raad
mijn bekend
L. Coelen, secretaris
Voor Extract Conform
De secretaris
L. Coelen
Notities bij het zittingsverslag