Extract uit de Notulen van het verhandelde in de Raad van Tucht voor Weezen bij het 1e Gesticht te Veenhuizen

Zitting van den 8 September 1855


Present
Rensing, President
Leden: G. J. Hendriks, W. Heidema, L. Vrieze, A. van den Berg
& J. F. Morriën, secretaris

De Raad te zaâm gekomen zijnde, wordt door den Voorzitter geopend.

Wordt voorgebragt den Wees Hk Waalwijk N204, die bij gelegenheid van de jaarlijksche speeldag der kinderen op 6e dezer, uit een kraam een duitsche pijp heeft ontvreemd ter waarde van 60 centen.

De beschuldigde bekent zich aan deze diefstal te hebben schuldig gemaakt.

Gezien art. 4 onderdeel 8 van het Reglement van Tucht voor Weezen, waarbij de straf van opsluiting in de strafkamer om den anderen dag te water en brood, met dubbelde vergoeding van het ontvreemde bepaalt wordt.-

In aanmerking nemende, dat deze jongeling vroeger ook reeds voor deze Raad heeft te regt gestaan wegens ontvreemdingen, en wel: op 9 December 1854 van een paar kousen, op den 5e Januarij JL. van wortelen, en op 24 Augustus JL. van appelen uit de tuin van Do Jansen.


Vervolgens wordt den Wees Johs. Smeets N38 P.K. ontboden, aan wien is ten laste gelegd,
1e dat hij bij het aardappelrooijen eene kleine hoeveelheid daar van had afgenomen en
2e dat hij zijnen zaalopziener L. Vrieze heeft uitgejouwd, gescholden en op eene verregaande wijze getergd, en zelfs zaalmakkers heeft willen overhalen om genoemde Zaalopziener met steenen te werpen.

Gezien art. 1 en 4 onderdeel 1 en 8, alsmede art 9 van het Reglement van Tucht, waarbij de straf bepaalt wordt voor ongehoorzaamheid en diefstal, als mede van eene overplaatsing naar de Ommerschans.-

In aanmerking nemende dat deze bestedeling vroeger onderscheidene malen voor deze Raad heeft te regt gestaan, en wel op 12 November 1853 wegens diefstal van 20 cents van een zaalmakker, op 9 December 1854, toen hij zich zonder permissie buiten de kolonie heeft begeven, en aldaar een verboden huis bezocht, en op 16 Maart JL. wegens wegloopen van de Kerkgangers, en alzoo wegblijven uit de Kerk.

In aanmerking nemende dat Smeets uit het Roomsch Katholiek Weeshuis aan de Stijger te Rotterdam, naar hier voor straf is overgeplaatst.

Gehoord het gevoelen van de Raad omtrent beide jongelingen Waalwijk en Smeets

Wordt besloten

De door Waalwijk ontvreemde pijp aan den eigenaar, die bekend is, terug te geven, en enkele vergoeding in dezen toetepassen.

Wijders om de Weezen Waalwijk en Smeets te straffen met 8 dagen opsluiting in de strafkamer om den anderen dag te water en brood, en daar na overplaatsing voor eene onbepaalde tijd naar de Ommerschans, dat laatste echter onder approbatie van de permanente Kommissie.

Aldus gedaan op dato als boven
De President en Leeden
was getekend: Rensing, G. J. Hendriks, W. Heidema, L. Vrieze, A. van den Berg
& J. F. Morriën secretaris

Voor Copie Conform
De Secretaris
J. F. Morriën


Bijlage 1: Velletje met aantekeningen


H. Waalwijk Wees N. 204
Geb 14 Junij 1836
opgezonden uit Amsterdam
aangek 12 Junij 1843

J. Smeets N. 1064 B
Geb 15 febr 1838
aangek 29 Dec 1852
is te Veenhuizen gevestigd
geplaatst op contract ad f 60,- met het Arm en Weesbestuur der R.C. Gem aan den Steiger te Rotterdam

Zie 3 Jan 1854 N. 5
Zie 16 Jan 1855 N15
Zie 17 April 1855 N18
Zie 1 Maart 1855 N10
Zie 25 Sept 1855 N12
Zie 7 Dec 1852 N3


Bijlage 2: Besluit van de permanente commissie


Nr 4
’s Gravenhage, den 22 Oct 1855

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief van den Dir der Kolonien van den 11 dezer N 2836 en de daarbij ingezonden Processen verbaal van de Raden van Tucht bij de Gestichten te Ommerschans en Veenhuizen over de maand September ll.

Besluit

te bekrachtigen de verwijzing voor een onbepaalden tijd naar de Strafkolonie te Ommerschans van den Wees H. Waalwijk N204 en van den bestedeling J. Smeets N1064B.

Afschrift dezer zal worden gezonden aan den Dir der Kolonien ter uitvoering.-
de P.C.

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, bij post van 22 oktober 1855 N 4, invnr 817

Notities bij het zittingsverslag