Present
Rensing, President
Leden: G. J. Hendriks, W. Heidema, L. Vrieze, A. van den Berg
& J. F. Morriën, secretaris
De Raad te zaâm gekomen zijnde, wordt door den Voorzitter
geopend.
Wordt voorgebragt den Wees Hk Waalwijk N204, die bij
gelegenheid van de jaarlijksche speeldag der kinderen op 6e dezer,
uit een kraam een duitsche pijp heeft ontvreemd ter waarde van 60
centen.
De beschuldigde bekent zich aan deze diefstal te hebben schuldig
gemaakt.
Gezien art. 4 onderdeel 8 van het Reglement van Tucht voor
Weezen, waarbij de straf van opsluiting in de strafkamer om den
anderen dag te water en brood, met dubbelde vergoeding van het
ontvreemde bepaalt wordt.-
In aanmerking nemende, dat deze jongeling vroeger ook reeds voor
deze Raad heeft te regt gestaan wegens ontvreemdingen, en wel: op
9 December 1854 van een paar kousen, op den 5e Januarij JL. van
wortelen, en op 24 Augustus JL. van appelen uit de tuin van Do
Jansen.
Vervolgens wordt den Wees Johs. Smeets N38 P.K. ontboden,
aan wien is ten laste gelegd,
1e dat hij bij het aardappelrooijen eene kleine
hoeveelheid daar van had afgenomen en
2e dat hij zijnen zaalopziener L. Vrieze heeft uitgejouwd,
gescholden en op eene verregaande wijze getergd, en zelfs
zaalmakkers heeft willen overhalen om genoemde Zaalopziener met
steenen te werpen.
Gezien art. 1 en 4 onderdeel 1 en 8, alsmede art 9 van het
Reglement van Tucht, waarbij de straf bepaalt wordt voor
ongehoorzaamheid en diefstal, als mede van eene overplaatsing naar
de Ommerschans.-
In aanmerking nemende dat deze bestedeling vroeger onderscheidene
malen voor deze Raad heeft te regt gestaan, en wel op 12 November
1853 wegens diefstal van 20 cents van een zaalmakker, op 9
December 1854, toen hij zich zonder permissie buiten de kolonie
heeft begeven, en aldaar een verboden huis bezocht, en op 16 Maart
JL. wegens wegloopen van de Kerkgangers, en alzoo wegblijven uit
de Kerk.
In aanmerking nemende dat Smeets uit het Roomsch Katholiek Weeshuis aan de Stijger te Rotterdam, naar hier voor straf is overgeplaatst.
Gehoord het gevoelen van de Raad omtrent beide jongelingen Waalwijk
en Smeets
Wordt besloten
De door Waalwijk ontvreemde pijp aan den eigenaar, die bekend is,
terug te geven, en enkele vergoeding in dezen toetepassen.
Wijders om de Weezen Waalwijk en Smeets te
straffen met 8 dagen opsluiting in de strafkamer om den anderen
dag te water en brood, en daar na overplaatsing voor eene
onbepaalde tijd naar de Ommerschans, dat laatste echter
onder approbatie van de permanente Kommissie.
Aldus gedaan op dato als boven
De President en Leeden
was getekend: Rensing, G. J. Hendriks, W. Heidema, L. Vrieze, A.
van den Berg
& J. F. Morriën secretaris
Voor Copie Conform
De Secretaris
J. F. Morriën
H. Waalwijk Wees N. 204
Geb 14 Junij 1836
opgezonden uit Amsterdam
aangek 12 Junij 1843
J. Smeets N. 1064 B
Geb 15 febr 1838
aangek 29 Dec 1852
is te Veenhuizen gevestigd
geplaatst op contract ad f 60,- met het Arm en Weesbestuur der
R.C. Gem aan den Steiger te Rotterdam
Zie 3 Jan 1854 N. 5
Zie 16 Jan 1855 N15
Zie 17 April 1855 N18
Zie 1 Maart 1855 N10
Zie 25 Sept 1855 N12
Zie 7 Dec 1852 N3
Nr 4
’s Gravenhage, den 22 Oct 1855
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID
Gelezen den brief van den Dir der Kolonien van den 11 dezer N
2836 en de daarbij ingezonden Processen verbaal van de Raden van
Tucht bij de Gestichten te Ommerschans en Veenhuizen over
de maand September ll.
Besluit
te bekrachtigen de verwijzing voor een onbepaalden tijd naar de
Strafkolonie te Ommerschans van den Wees H. Waalwijk N204
en van den bestedeling J. Smeets N1064B.
Afschrift dezer zal worden gezonden aan den Dir der Kolonien ter
uitvoering.-
de P.C.
Notities bij het zittingsverslag