De President de Raad geconvoceerd hebbende waren alle leden
tegenwoordig.
Door de President is aan den Raad voorgelegd een Aanklagte tegen
Kolonist Bijkers (?) en deszelfs Huisvrouw welke
zig niet ontzien hebben om de Huisvrouw van Kolonist van der
Heyde op den 10de deezen met Scheldwoorden te bejegenen en
te mishandelen.
De Raad heeft hierop getuigenis gehoord welke daarbij
tegenwoordig zijn geweest, als zijnde de Kolonisten Hunia,
van der Schaft, LaRooy, Ter Geusendam,
welke eenparig verklaard hebben dat het in bovenstaande aanklagte
vermelde heeft plaatst gehad.
Daarop heeft de Raad de beschuldigden voor Zich doen komen ten
einde dezelve te hooren in haare middelen van defensie.
De door hun ingebragte verontschuldiging door den Raad niet voor
voldoende kunnende worden aangenomen heeft dezelve besloten zoo
als bij besluit bij deeze. De beschuldigden ingevolge art 3van het
Reglement van Tucht voor Kolonisten Huisgezinnen te condemneeren
tot opsluiting in de Strafkamer gedurende 3 agtereenvolgende
dagen.
Verlangende de Raad dat hieraan onverwijld Executie zal worden
gegeven.
Gedaan te Veenhuizen de Datum als boven
Poelman
Kuiper
Textor
C. Hagen
J. van Eijle
F. Holsteyn secretaris
Notities bij het zittingsverslag