Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



18 februari 1823: Johannes van den Bosch presenteert zijn plannen voor de nieuwe kolonie Veenhuizen en beredeneert waarom het anders moet dan tot nu toe


De begeleidende brief, gedateerd 18 februari 1823, en het ongedateerde plan bevinden zich in invnr 64. In de brief gaat het over het mislukken van het eerdere plan weeskinderen bij gezinnen in te delen.


Frederiksoord den 18 february 1823

WelEdele Heeren!

Ik heb de eer UWelEd hier nevens aantebie­den een ontwerp ter vestiging der vondelin­gen en huisgezinnen voor welke het gouver­nement voornemens is te kontracteren.

Ik heb daar bij ontvouwd de drangredens die aansporen om van de thans gewone wijze aftewijken en ik kan en moet UWEd de ver­zeke­ring geven, dat die drangredenen werke­lijk niet vergroot zijn, maar in wezend­lijkheid in eene veel sterker graad bestaan, dan ik heb ontwikkeld; en zulks uit hoofde dat dit stuk wellicht publiciteit zullende erlangen en uit een meer uitvoerige schets sterker gevol­ge zoude worden afgeleid dan wezentlijk bestaan of te ongegronde veronderstellingen aanleiding zou worden gegeven.

De gebreken die bestaan en die uit de liederlijkheid van veel huisge­zinnen voort­vloeijen, zijn onaangenaam maar het is geen­zints boven ons bereik om die te beteugelen, zo wij de vereischte maatregelen nemen.
Zonder deze echter vrees ik dat bij eene plotzelijke uitbreiding, dezelve van eene ern­stige geaardheid worden zullen en het welge­lukken der onderneming twijfelachtig zoude maken.

Mogt mijn ontwerp UWE goedkeuring en gros wegdragen, dan zoude ik voorstellen van, na daar in de nodige verbeteringen ge­maakt te hebben, hetzelve aan Zijne Konink­lijke Hoogheid, onze voorzitter, ter goedkeu­ring aantebieden. Zodra deze is aangekomen kunne wij toebereidselen gaan maken tot de uitvoering.

Hier toe zal het vooral nodig zijn, dat wij tijdig overeenkomst treffen met groote leve­ranciers wegens de leverantie der materialen; dat is met hun de prijzen bepalen, waardoor zij de materialen zullen leveren. De steen moeten wij grotendeels zelve bakken, dewijl dezelve anders te duur worden.

Verder behoren wij mijns inziens de gebouwen dan te besteden met bekendstel­ling van de prijs voor welke de aannemers de materialen bij de leveranciers bekomen kun­nen. Deze handelwijze zal na de informatie die ik reeds heb ingewonnen, ons veele dui­zenden uitwinnen en hoeden voor malversa­tie. Na zodanige opgave is ook de kalkulatie ontworpen.

(...)

Met betuiging van hoogachting heb ik de eer te zijn

UWEd DWDienaar
J. van den Bosch

Het feitelijke plan bevindt zich in invnr 64 de scans 387 en verder. Het is bedoeld als discussiestuk voor de andere leden van de commissie van weldadigheid, maar intussen begint Johannes al met de feitelijke voorbereidingen voor de bouw.

Ontwerp voor de Nieuwe Kolonien

Ontwerp betrekkelijk het vestigen van Vondelingen, en daar bij behorende Huisgezinnen.


De ondervinding doet dagelijks zien, dat een groot getal der behoeftigen huisgezinnen, welke in het laatste jaar, uit de steeden gezonde worden, meest al zijn van eene zodanige geaardheid, dat hun de administratie hunner eigene goederen, niet kan worden toe betrouwd.

Aan weinige huisgezinnen onder dezelve kan dien graad van vertrouwen geschonke worden, dat men hun het eigen beheer, over hunne veldvruchten, en verdiensten durft overlaten, waarom zij dan ook overeenkomstig de bepalingen van de Maatschappij onder administratie blijve, en blijve moeten;

de oorzaak daarvan is voornamelijk te zoeken in de liederlijke en verkwistende aard der vrouwen; in tijden van overvloed, word alles met verkwistende ruimte aangetast, en in tijde van schaarsheid, lijd men gebrek; het is algemeen bekend dat deze geaardheid aan onze behoeftigen volks klasse, zo algemeen eige is, dat dezelve als een der algemeenste oorzaken der armoede moet beschouwd worden.

Dit verschil tusschen de latere en vroegere kolonisten, bij welke laatste deze eigenschap veel minder algemeen was, laat zich zeer wel verklaren, wanneer men namentlijk in aanmerking neemt, dat met de tegenswoordige goedkope prijs der levensmiddelen, en de veelvuldige gelegenheid om arbeid te bekomen (daar duizende menschen aan publieke werken arbeid en onderhoud vinden), ieder die slegts arbeide wil, geredelijk in zijn onderhoud kan voorzien,

dan is het niet te verwonderen, dat de zodanige der thans naar de Kolonien opgezondenen wordende, uit zulke huisgezinnen bestaan, die de Gemeentens het meeste tot last verstrekken, dat is, de luiste en liederlijkste en de zodanige alleen mag men hopen door een langdurig verblijf in de kolonien hunne diepingewortelde verkeerdhedens te ontwenne:

door strafbepalingen zulle dezelve niet van eene graad van gestrengheid vergezeld gaan, welke de Maatschappij niet kan of vermag uitteoefenen, kan men in deze weinig verwagten, want zij die voormaals in hunne woonsteden niet gevreest hebben, zich aan al het pijnelijke eener volstrekte ontbering, van het noodzakelijke blood te stellen, zelfs in de strengste saisoenen, welker vurige neiging tot verkwisting, niet heeft kunne worden beteugeld, door de herhaalde kwelling, die de bitterste armoede hun, in hunne vorige toestand heeft doen ondervinden, bij zodanige voorwerpen, zeg ik, word die neiging niet uitgeroeid, door de vrees dat zij het bestier hunner eigener goederen verliezen zullen, en de Maatschappij in hunne behoefte voorzien zal. -

Met onze tegenwoordige inrichtingen, intusschen, is het invoeren van een zo streng opzicht, als in deze gevorderd wordt niet mogelijk, bij gebrek aan bergplaatsen, is men niet verpligt het onafgedorste koorn, en aardappelen in de woningen van de Kolonisten opteslaan, de neiging tot verkwisting, die reeds door de vrees voor armoede niet heeft kunne beteugeld worden, spoort wel ras aan tot dieverij, en de goederen aan hun toevertrouwd, worde onder veelderlij preteve ontvreemd, en alzo leid onze tegenswoordige inrichting in dat opzicht niet alleen tot verkwisting maar tevens tot onzedelijkheid.

Die preteve zelf zijn van eene aard, dat het niet altijd gemakkelijk is, den schuldige te overtuigen. Dan eens hebben ratten en muizen hunne voorraad verminderd, dan eens heet het dat het koorn niet uitgeleverd heeft die hoeveelheid waarop het getauxeerd was, en dan eens is het getal der schuldige zo groot dat het straffen nagenoeg ondoenelijk is.

Dat diergelijke voorbeelden ook op veele vroeger gevestigde Kolonisten een schadelijke uitwerking te weeg brengd, is nog dit jaar daar uit gebleken, dat veele kolonisten niet die hoeveelheid rogge hebben ingeleverdt, die ze verschuldigdt waren, en volgens tauxatie hadde kunnen uitleveren, daar brave kolonisten, ruim zo veele rogge hebben uitgeleverdt, als waar op hunne oogst getauxeerd was.

Alle huisgezinnen daar aan schuldig, naar de Ommerschans op te zenden, is bij gebrek aan ruimte ondoenelijk; het te kort op hunne verdiensten te korten is moeijelijk, daar zij dan juist zo veel arbeiden, als voor hunne voeding nodig is, en is men ten deze aanzien gestreng, dan zijn de klagten na buiten zo menigvuldig , en zo onaangenaam, dat men ook ten deze aanzien eene ?? van moeijlijkheden te voorzien heeft, terwijl het bovendien, niet altijd mogelijk is de schuldige van schuld te overtuigen, en dus den lastigste en meest strafwaardige het best de straf ontduikt.

Alles wat menschelijke vlijt vermag, is zeker dit jaar aangewend, om diergelijke misbruiken voor te komen, dan het is zo gemakkelijk van tijd tot tijd eenige bossen koorn op een laken uit te slaan, waardoor de rijpste koorns uitvallen, en geene uiterlijke kentekenen aan de bossen kunne dat verraden; tot zodanige en andere praktijken is ’s nagts, en ’s avonds, zo dikwerf gelegenheid, en de verkwanseling, daar van in kleine partijtjes van (b:v) twee tot drie ponden, tegens sterke drank en anderen snoeperijen, is niet dan zeldzaam te ontdekken; -

Het koorn kan bovendien, niet plotseling na den oogst worde afgedorst, het moet een geruime tijd in de schuren broeijen, en dat gepaard met den daaropvolgende aardappelenoogst maakt het volstrekt noodzakelijk het koorn 3 a 4 maanden onder het beheer der kolonist te laten.

Eene trapsgewijze verbetering, in het zedelijke karakter van de kolonist, het voorbeeld dat de meer oppassende tot ruimer, en beter bestaan geraakt, kan hier alleen het redmiddel zijn.

Dan dit kan niet geboren, althans niet verwagt worden, zo men de menschen eerst in de gelegenheid steld, van een verkwister zijnde, ook nog een dief te worden.

Zo is het dan ook uit dien hoofde, volstrekt nodig, van onze inrichtingen zodanig te modificeren, dat men niemand het beheer van goederen toe bertrouwd, zo lang hij niet getoond heeft dit te verdienen, en hem op die wijze, buite de mogelijkheid steld van een dief te worden, en zijne liederlijke neigingen te blijve voldoen, en deze maatregel is van te meer aanbelang, daar wij met de ophande zijnde sterke uitbreiding van het stelzel van Kolonisatie ons behoren voortestellen dat onder het groot getal der gezondene, veele van het slegste soort van menschen zulle worde gezonden.

Kinderen bij zodanige huisgezinnen in te delen, acht ik hoogstgevaarlijk; dat deze al vroeg door de schadelijke voorbeelden, die ze ontvangen, bedorve zoude worden behoeft geen betoog.

Het gering getal huisverzorgers tot dit ogenblik vereischt, heeft het tot nu toegelaten eenigzints kies te zijn, in de keuze, voor zo verre deze van de Permanente Kommissie heeft afgehangen, dan bij eene plotselijke uitbreiding van kolonisatie, is dit voor 3 à 4000 vondelingen en weezen, niet mogelijk, en het toezicht der Centrale, of Hoofddirectie zal tevens in evenredigheid van derzelve uitbreiding verzwakken.

Er ligt zeker iets onaangenaams, in de bekentenis opgesloten, dat eene onzer maatregelen niet geheel aan onze verwagting en aan onze wenschen voldoet, en dat wij nieuwe gebreken ontdekken welke wij niet hadde voorzien.

Dan door deze te ontveinzen, zoude het kwaad niet worde verholpen. Nimmer hebben wij aanspraak gemaakt op onfeilbaarheid, en in de verdere ontwikkeling van ons plan, zulle wij meermalen hinderpalen ontmoeten, die nieuwe voorzorgen zullen noodzakelijk maken.

Genoeg zij het ons te weten, dat de Mensch tusschen den honger, dadelijk te ondervinden en het volbrengen zijner pligten gesteld, zeker het laatste verkiest, en daar wij de middelen daartoe in handen hebben, zo hebben wij ook daar in de zekerheid, van ons doel, niet te kunnen missen.

Onze zucht om Menschen onder ons beheer gesteld, niet nauwer te beperken, dan ter bereiking van het doel nodig is, mogen ons wel eenigermaten doen zien dat wij te goed voor hun gevoelden.

Dit kan meer gestrengheid vorderen, maar het plan niet doen mislukken; de inrichtingen aan de Ommerschans bewijzen dat met de vereischte gestrengheid ook het meest verbatterd menschenras, ons doel bereikt kan worden.

Tot eene ongepaste  gestrengheid, in deze echter dadelijk over te gaan, de vrije inrichtingen door dwangkolonien te doen vervangen, is nog raadzaam, nog noodzakelijk, - genoeg zij het met de ophanden zijnde gewigtige uitbreiding de zaken, der wijze te schikken, dat wij ieder mensch naar mate van zijne meerderen, of minder zedelijke geaardheid, op dat punt plaatsen kunnen dat, hij alleen met de opoffering van dat gedeelte zijner vrijheid, dat zijn eige welzijn volstrekt vorderd, aan zijn bestemming voldoet.

Trouwens het tegenwoordige gebrek dat wij behandelen legt niet zozeer in onze inrichting, als wel in de moeijelijke toepassing derzelve, uit den aard der omstandigheden voortvloeijende; ware de kolonien meer afgelegen, niet door menschen omringd, die de swakheden der Kolonisten misbruikten, en tot haar bijzonder voordeel aanwenden, hun voor de ontvreemden goederen, genever en snoeperijen leverde (dat niet te beletten is daar zo veel publieke wegen de kolonien doorsnijden) dan voorzeker zoude de opgegevene gebreken geen plaats kunne vinden.

De onmogelijkheid om het ontvreemde, te verkopen, zou van zelve de neiging tot ontvreemding hebbe uitgeblust. Dan daar dit nu, door de omstandigheden niet te verhinderen is, moeten wij zulks onmogelijk maken, door den Kolonist de bewaring van zaken te onthouden, welke hem niet kunne worden toebetrouwd.

En om dit doel te bereiken, en tevens den onschuldige, of zedelijke niet aan strenger bepalingen te onderwerpen, als nodig is, zoude de volgende bepalingen tot rigtsnoer diene te worden aangenomen.

A. dat den oppassende, en vertrouwen verdienende Kolonist, in de gelegenheid gesteld worde, zijn eigene hoeve te bebouwen, en het beheer zijner goederen, worde toebetrouwd, zoals thans geschied.

B. dat den werkzame man, wiens verkwistende geaardheid geen beheer van goederen is toebetrouwd, de vruchten van zijne arbeid geniet, maar buiten de mogelijkheid gesteld worden, over iets anders dan zijn reeds verkregen eigendom te beschikken.

C. dat de luiaard eindelijk, in eene volstrekte noodzakelijkheid gebragt word, door arbeid in zijn onderhoud te voorzien, gelijk in de dwangkolonie plaats heeft.

D. En hier mede zou eindelijk vereenigd behoren te worden, het vooruitzicht van door onafgebroken vlijt, en goed gedrag tot een hogere trap van welvaart, en ruimer genot te kunne opklimmen.

Aan het eerste doel A word door onze inrichting in de vrije Kolonien, aan de vorderingen van de derde C door de inrichtingen van de Ommerschans genoegzaam beantwoord, gelijk meede aan de vierde eisch D. door de groten Hoevens aan die Kolonie verbonden, op billijke voorwaardens aan nijverige Kolonisten aftestaan, zodat alleen de inrichting ter bereiking van het tweede doel, te bekrijgen aan het verband tusschen de gezamenlijke Inrichtingen aan te komen, overblijft, waartoe wij thans overgaan.

Eene inrichting waar bij de Kolonist eenvoudig als arbeider word aangemerkt waarbij hij de beschikking verkrijgt over het loon,  door hem verdiendt, maar geen beheer heeft over eenige goederen- voldoet mijn inziens aan het gevorderden-.

In deze omstandigheid geplaatst, zou het niet alleen nutteloos zijn,  maar zelfs schadelijk, hem koeijen te verschaffen, vooreerst kan hij van de verzorging van het vee, zonder bouwland geen voordeel trekken.
In de tweede plaats kan hun dit niet verschaft worden, dan tot aanmerkelijke schade van de Maatschappij, om dat daar voor niet alleen grond, maar uitgestrekte locale nodig zijn, en daar zodanig eene inrichting tot geene het minste voordeel van de Kolonist strekke zou, meen ik, dan ook dat dezelve niet verder in aanmerking komen kan.
Eene geschikte lijfberging, voorzien van de nodige stook- en slaapplaatsen, is alzo alles wat in deze gevorderd worde.

Het is tevens van belang, deze woningen dermaten in te richten, dat een nauwkeurig toezicht over hen, kan worde uitgeoefend, en dus dezelve na bij, of naast elkanderen gebouwd worde, waardoor de kosten er huisvesting merkelijk worde verminderdt, hun onderhoud zou echter hoofdzakelijk op der veldarbeid behoren te berusten, en alleen in zoverre de fabriekarbeid als eige behoefte vorderde.

De verdiensten tot onderhoud van een huisgezin, dat een vrije woning heeft op f 5,00 wekelijksch bepalende, zal zo men daarbij nog 50 a 100 Cts ’s weeks aan fabriek, en andere arbeid voegen, kan aan een huisgezin een zo ruim bestaan opleveren, als den behoeftigen in een Land, zo goedkoop als deze provincie, met eenige billijkheid slegts vorderen kan, en derhalve zal zo veel grond ter bearbeiding voor een huisgezin bestemd, behore te worden als f 250,-,-  aan arbeidsloon kan opleveren en deze door den opbrengst moete kunnen worde vergoed bove, en behalve de kosten van administratie.

Het produkt van een morgen bouwland eenmaal behoorlijk tot cultuur gebracht,  kan zelf met de tegenwoordige prijzen op f 100,-,- geschat worden, dat van een morgen klaverland op f 50,-,-, alzo zal voor ieder huisgezin 3 morgen lands nodig zijn, rekent men nu nog de kosten van administratie tegens de opbrengst van ½ morgen per huisgezin, dan zou er 3 ½ morgen vereischt worde, hetwelk overeenstemd met de hoeveelheid grond, thans aan een huisgezin afgestaan, dan om in deze niet te weinig te rekene, stelle men 4 morgens.

De inrichting ten aanzien van de landbouw kan gevoegelijk zijn als die der Ommerschans, dat is aan een groten hoeve onder het onmiddelijke toezicht van den hoevenaar, kunne het vereischte aantal huisgezinnen, ter bearbeiding geattacheerd worden, brengd men deze hoevens tot 50 morgens, dan zullen gevoegelijk 12 a 13 huisgezinnen, aan de bearbeiding werk vinden, en de opbrengst daarvan ruim dit arbeidsloon, met de kosten van administratie zelf met de tegenwoordige prijzen vergoeden.

Bij die huisgezinnen welkens sterkte gemiddeld op vijf bepaald is, zal gemiddeld een kind, tot ondersteuning kunne worden ingedeeld, hier is de aanleiding tot onzedelijkheid niet te duchten gelijk wij straks, bij de vrije Kolonien hebben doen opmerken, bovendien het toezicht naderbij en het hulpmiddel, mogt de onzedelijkheid van het huisgezin dit in andere opzichten vorderen, gelijk wij straks nader zulle ontvouwen,- bij de hand - de vondelingen die niet ingedeelt worden kunne gevoeglijk in zalen eene gelijk aan de Ommerschans worde verpleegd.

Deze inrichting verdiend allezins als algemeen beginzel de voorkeur; de kinderen op deze wijze opgevoed, worde beter verpleegd,  beter gesurveilleerd, en hun onderhoud is minder kostbaar. De ondervinding bevestigt dit zodanig aan de Ommerschans dat een nader betoog, hiervan, als overbodig beschouwd kan worden.

Van deze kinderen echter zoude eenige der oudste (bij voorb) 3 of 4 op ieder groten hoeve geplaatst, en aldaar tot boere meide of knegts kunne worden opgeleid en aldus voor hunne toekomstige bestemming geheel worde voorbereid.

Ook het onderhoud der kinderen, zou hoofdzakelijk op de landbouw berusten, de ondervinding doet zien, dat de gemiddelde opbrengst van den arbeid van kinderen, van 6, tot 16 jaren, in waarde meer bedraagd, dan de kosten van hun onderhoud, en in het algemeen, is het veel gemakkelijker deze tot den landbouw bekwaam te maken, dan meer bejaarde, zodat ook deze inrichting aan geen moeijelijkheid onderheven geacht kan worden, en met eene goede verdeling der kinderen is het zeer gemakkelijk door hun al den arbeid te doen verrichten welke de bebouwing van eene hoeve vorderdt.

In onze vrije Kolonien word door de kinderen, zeker de meeste arbeid en wel het beste verrigt.
Het onderscheid der sexe, leverd hierin ook geen bezwaar op, want daar de middelen van hun onderhoud eigenlijk moete gevonden worde, uit de opbrengst van de grond, zo is het voldoende dat deze wel bearbeid worden, om door middel van eene zekere hoeveelheid gronds, een bepaald getal van kinderen te onderhouden;

zijn nu de mannelijke kinderen alleen voldoende om de grond te bearbeiden, dan kunne de meisjes gebruikt worden, ter vervaardiging van fabriekmatige stoffen, zelf van de zodanige, die anders uit hoofden der lage prijzen buiten lands, hier met geen voordeel kunne worden vervaardigd, gelijk (bijvoorb:) de garens die hier te lande niet kunnen worde gesponnen, daar deze arbeid geen behoorlijk loon opleverdt.

Met de voorgestelde inrichting echter zou dit mogelijk zijn, daar dan dat het geheel produckt van arbeid van deze meijsjes als zuiver winst beschouwd kan worden.
Als worden ze, gelijk gezegd is, in hunne behoefte door middel van het produkt van den landbouw voorzien, dewijl het echter van belang is, dat de kinderen bestaan door middel van arbeid en zij in dat beginzel worde opgevoed, zo kan een billijk loon aan hunne behoefte geeevenredigd, aan hunne arbeid worde toegekent, om het eeve of het produkt van hunne arbeid al, of niet, de volle waarde weder opbrengd, want daar in hun onderhoud door die opbrengst der gronds voorzien word, namentlijk door dat geene wat de grond meerder opbrengt dan nodig is, om den arbeid der jongens, en de kosten van administratie te betalen.

Op dit beginzel toch is alle landbouw gevestigd, het arbeidsloon moet den arbeidende huisvader in staat stellen, om vrouw, en kinderen te onderhouden, derhalve moet het produckt, van een mans arbeid genoeg opleveren, om gemiddeld in het onderhoud van hem zelve, en 2 a 3 kinderen te voorzien daar de vrouw eener landarbeider gerekend kan worden de kost voor haar zelf te verdienen.

Steld men nu den arbeid aan 3 jongens, de jaren door gerekend,  op die van een man, en den arbeid van 3 meisjes op die van een vrouw (dat zeker, als men de verdiensten van vrouwelijke handwerken berekend, als spinnen, etc. te weinig is, daar de vrouw eens arbeiders altijd nog met de huisarbeid belast blijft) dan leverd den arbeid van 6 kinderen genoegzaam op, om in het onderhoud van 7 kinderen te voorzien,  ook dit is genoegzaam door ons eigene ondervinding bevestigd, dat wij hier den arbeid der kinderen niet te hoog aangeslage hebben.

Het onderhoud van zeeve kinderen eindelijk is, almede niet meer kostbaar dan dat van een huisgezin, zelf kostten zeeve kinderen zeker minder dan een man, vrouw en 4 kinderen. Is nu 4 morgens gronds voor de huisgezinnen voldoende? gelijk wij straks gezien hebbe, dan zeker is dit ook het geval voor 7 kinderen en dus kan dit alsmede ten maatstaf verstrekken, hoe veel grond voor dezelve nodig is.

Ook hier kan gevoegelijk met geringe verandering dezelfde inrichting, als aan de Ommerschans gevolgd worden, dat is Hoevens van 50 morgens groot, onder het opzicht van een hoevenaar door de kinderen bebouwd worden.

De meijsjes kunne aan de ligte veldarbeid, als aardappelen inleggen en rapen, wiede etce deel nemen, dat zij in het algemeen gaarne doen en voor hunne gezondheid noodzakelijk is.

De grootste jongens kunne den zwaarste arbeid verrigten, desnoods door anderen Kolonisten daarin ondersteund worden, en op de Hoevens voor de huisgezinnen bestemd, eenige ligtere arbeid in vergelding verrigten.

Ieder hoeve zal dan aan 80 a 90 kinderen arbeid verschaffen, en hun onderhoud dooreen gerekend op f 40,-,- stellende waarvan de fabriekmatige arbeid zeker f 10,-,- bedraagd, dan zal dat onderhoud voor het genoemde getal niet meer als 25 a f 2700,-,- bedragen, en dus door de opbrengst eener hoeve gemakkelijk bestreeden kunne worden.

Om de kosten van administratie niet te verzwaren, zou zodanig een etablissement gevoegelijk uit 125 huisgezinnen en 1000 kinderen bestaan kunnen, van de eerste zoude 20 huisgezinnen op de groten hoevens plaats vinde, en dus 105 huisgezinnen, voor arbeiders bestemd, en 8 hoevens voor hun nodig zijn.

100 kinderen stelle bij deze huisgezinnen ingedeeldt, 80 op de hoeve, voor het overschietende getal van 820 kinderen word dan nog 464 morgens lands gevorderdt, dus iets meer als 9 hoevens of een totaal getal van 17 hoevens.

Daar het echter voordeelig is voor de Maatschappij van veel gronde te hebben, in eevenredigheid der perzonen, die daar op onderhouden worden en hunne arbeid zeer wel toereikt om 20 hoevens te bebouwen, wenschte ik, dat getal tot bazis aantenemen, echter op ieder dier hoevens aanvankelijk niet meer dan 40 morgens lands tot cultuur te brengen, omdat de overige 10 morgens later zeer wel zonder bijzonder kosten te vorderen, tot cultuur gebragt kunne worden, en waar van doel en middelen straks nader zullen ontwikkeld worden.

Bij de inrichtingen in de vrije kolonien, behoef ik thans niet stil te staan, behalve eene geringe verandering in de woningen, heb ik dies aangaande geen modificatien voor te stellen en eevemin van die der bedelaars of dwang kolonien, welke volkomen aan het oogmerk voldoet,  zo dat ik thans tot de wijze hoedanig de Kolonisten, in het vervolg te vestigen, dat is ter aanwijzing van het verband dezer inrichtingen, kan overgaan.

In de eerste plaats ben ik van gevoelen, dat er jaarlijksch een zeker getal Hoevens op de gewone wijze aangelegd behoort te worden, en dat wel in evenredigeheid der contributien en bestedinge.

De personen jaarlijksch uit de contributien en de bestedelingen te vestigen zoude aanvankelijk deze Hoevens bewonen, de zodanige echter die de ondervinding deed zien, dat voor deze bestemming ongeschikt waren, zoude naar de groten etablissementen als daghuurders worde overgebragt.

De verplaatsing dezer ongeschikte, zoude behoren te geschieden op decisie van de raad van policien te Steenwijk, om alle partijdigheid in deze voortekomen.

Uit de bestaande kolonien zoude alsmede naar die kolonie op decisie van den raad van policien worde overgebracht, alle de zodanige die reeds getoond hadden aan hunne tegenswoordige bestemming niet te beantwoorden.

De huisgezinnen vanwegens het Gouvernement over te nemen, zoude dadelijk naar de groote gestichten overgaan, dan alle de geene onder hen, die door vlijt en goed gedrag zich dit waardig betonen, zoude naar de vrije kolonien worden overgebragt, ter vervanging van de geene die vandaar naar de grote gestichten zoude zijn verwezen.

Het is waar, hierin schijnt in de eerste plaats eene ongelijkheid te bestaan, tusschen de personen van het Gouvernement overgenomen en tusschen die bij partikuliere contracten gevestigd, dan dit verschil is meer schijnbaar dan wezentlijk en geenszints onbillijk.

In de eerste plaats is zeker, meer dan de helft van die menschen, die men ons zend, voor hunne tegenwoordige bestemming ongeschikt; want gelijk reeds gezegd is, zins de laatste jaren leggen er zich de Gemeentes zichtbaar op toe, om zich te ontdoen van het zedeloze gedeelte hunner armen, zodat er, gemerkt het groot getal in de kolonien dat reeds behoord verplaatst te worden, er ruim gelegentheid zijn zal om menschen uit de grote etablissementen naar de vrije kolonie te verplaatsen.

In de tweede plaats is er bij ons voorstel wegens het overnemen der vondelingen, huisgezinnen en bedelaars aan het Gouvernement uitdrukkelijk bedongen dat de huisvaders als huisverzorgers zoude worden aangemerkt, en uit dien hoofde de prijs der uitbesteding zo laag gesteld, nu heeft den huisverzorger volgens de bestaande inrichtingen nimmer recht op de hoeve, deze behoort aan de kinderen, zo dat een huisverzorger zich niet beklagen kan,  indien men hem het gebruik eener hoeve niet dadelijk inruimt,.

Zelf is het een voordeel dat men hem verschaft, hem het vooruitzicht openende om zelf hoevenaar te kunne worden.

In de derde plaats is het voor de menschen zelve geen voordeel hoevenaars te worden, zo zij daar voor geene geschiktheid bezitten, want het geene zij door achteloosheid en liederlijkheid verliezen, word hun later op hunne verdiensten gekort en zij zoude met meer voordeel bestaan hebben, zo zij alleen als daghuurders van hun arbeidsloon leefde en dus buiten de mogelijkheid gesteld waren nutteloze verkwistingen te maken, die zij naderhand moeten vergoeden.

In de 4e plaats daar volgens de reglementen ieder eerst aankomende Kolonist altijd onder administratie staat, en hij alleen sectie’s gewijs arbeid, en bovendien geen eige beschikking heeft over zijne goederen, zo is hij in effecten slegts daghuurder, en of zijne woning dan op eene hoeve, of naast die van een ander staat, maakt inderdaad geen onderscheid;

het verschil bestaat alleen hier in, dat in het eene geval, den arbeider de verantwoordelijkheid en het bestier over eenige goederen gelaten word, en in het andere geval, dat hij daarvan ontlast is,  en zulks uithoofde, dat hij voor dat bestier en die bewaring niet geschikt is.

Het voordeel tevens dat een ongeschikte hoevenaar, nog van de meerdere waarde zijner producten dan het daaraan verdiende arbeidsloon zou kunne trekken, is na korting van huur, en administratie kosten, zo gering dat hij zo hij niet tevens spaarzaam en oppassende is, er doorgaans meer bijbetaald als ontvangen wordt.

Bij de zorgeloze zijn dan eens de aardappelen bevroren, dan eens eene dubbele hoeveelheid hooij aan de koeijen gevoederdt, dan eens sterft hun een varken, zo dat het geene de nijverige tot een bron van welvaart strekt, niet zeldzaam voor de liederlijke een oorzaak van armoede word.

Hierbij is dat geene wat door de huisgezinnen bij een groot etablissement verdient kan worden zo veel als datzelfde huisgezin, zo het niet bijzonder knap is, op een hoeve verdienen kan na korting van den lasten.

Alle welke drangredenen mijnens inziens genoegzaam bewijzen, dat er niet alleen ten minsten niets onbillijks in de voorgestelde maatregel gelegen is, maar dat dezelve alleszints met het welbegreepen belang der menschen zelve strookt, trouwens zeer veele, die uit de steeden gezonden zijn stellen weinig prijs op hunne gronden en zoude gaarne van de moeite van het beheer ontslagen zijn, zo zij slegts hun métier uitoefenen en daar in hun bestaan konde vinden, een bewijs dat zij aan het denkbeeld van hoevenaar te zijn, geen bijzonder gunstig denkbeeld verbinden.

Neemt men thans bij alle drangredenen noch in aanmerking, hetgeen reeds vroeger is opgemerkt, dat bij de tegenwoordige goedkopen tijde en de veelvuldige publieke werken alle de zodanige die slegts eenige industrie bezitten, gemakkelijk hun brood verdienen, dat dus den liederlijke aan drank en luiheid overgegevene tegenwoordig alleen gebrek lijde, en dat de bezending inzonderheid van het laatste jaar heeft doen zien, wat menschen wij voornamelijk moeten tegemoet zien, dan blijkt de noodzakelijkheid om in tijds bedagt te zijn, onze maatregelen daarna in te richten; het doel met zulke menschen te bereiken is zeker moeijelijk dan niet bove onze krachten, zo de middelen wel gekozen worden.

De Ommerschans doet dit zien, en zeker zal de dienst die wij aan het Rijk bewijzen des te groter zijn naarmate wij de Maatschappij van eene meer verbasterde volkklasse zuiveren, en deze of althans hunne kinderen tot een beter bestemming opleiden.

Hier om dan ook, zal het nodig zijn, nog een etablissement voor een dwang kolonie opterichten, waarvan het binnenste gedeelte voor bedelaars, den buitenste vertrekken voor zodanige Kolonisten kan worde aangewend, wier luiheid of liederlijkheid niet toelaat, hun als vreije arbeiders te behandelen.

Door middel dezer inrichting zal tevens geredelijk kunne voldoen, aan het oogmerk van Zijne Majesteit bij Hoogs dezelve Besluit van den 6 november 1822 art.14 uitgedrukt, waarbij bepaald word:
”dat bedelaars die zich vrijwillig aangeven zelf met de Leden hunner Familjen naar de Kolonien zullen worden overgebragt”.

Men zou deze menschen met hunne familjes kunne plaatsen, in de arbeidswoningen, een, twee of meer etablissementen zoude daartoe bestemd kunne worden, en hun getal strekken in mindering der 500 huisgezinnen die de Maatschappij verbonde is over te nemen.

Deze huisgezinnen zoude zelf, zo men goed vond daaraan de meest mogelijken exstentien te geven, gevestigd kunnen worden, in de arbeiderswoningen der Instituten alwaar vondelingen en wezen gevestigd zijn, daar de kinderen binne het Instituut volkomen van hun gescheiden worden, en aan deze Bedelaars familien zelf bijzondere hoevens te bearbeiden aangewezen kunne worden.

Op deze wijze zal dan ook een swarigheid uit de weg geruim zijn, die anders het volstrekt verbieden van Bedelarij moeijelijk maken.

Kinderen echter zoude bij zodanige huisgezinnen niet behoren te worde ingedeeld, en zulks ook niet nodig zijn, daar er in de vreije Kolonien een niet onaanzienelijk getal, bij geschikte huisgezinnen kunne geplaatst worden.

Daar eindelijk bij ieder zodanig een etablissement 20 grote Hoevens gevonden worden, en een hoevenaar daarop, overeenkomstig het gearresteerd ontwerp van de Ommerschans, als een zeer wel gesteld man beschouwd worde kan, zo is ook hier in een toerijkend middel te vinden van zeer brave en uistekende Kolonisten op een gewigtige beloning te doen hopen, en dus kan op de voorgestelde wijze in alle opgegeve vorderingen voldaan worden.

Er blijft alzo alleen nog overig de nadere inrichtingen van het gebouw, en de vereischte kosten voor zulk een Etablissement op te geven, waartoe de Ommerschans tot eene vreij juiste maatstaf verschaffen kan.

Eene soortgelijke gebouw als dat der Ommerschans schijnt mij het geschikste om in deze het oogmerk te bereiken, alleen zal het verkiezelijk zijn hetzelve, in plaats van twee verdiepingen, slegts met een verdieping te doen bestaan, en tevens kan het gebouw minder zwaar vallen, aan de Ommerschans heeft men uit vrees van ontvlugting, meer ten deze aanzien gedaan dan volstrekt nodig was, zo de muren van het gebouw, een verdieping hoog uit steens muren bestaan, is dit volkomen voldoende, daar tevens de zolders als dan niet tot woningen, maar slegts gedeeltelijk tot berging van goederen bestemd zijn, kunne ook de zolderbalken en  planken minder swaar vallen.

De binne zijde kan dan verdeeldt worden, in twaalf zalen en tusschen twee derzelven een onderofficierswoning, en keuken, het overige gedeelte van de binne vertrekken kan de woningen van de administratie bevatten, een school, ziekezaal etc.

De buitenste omtrek kan bevatten 99 a 105 woningen voor Kolonisten huisgezinnen beneffens de nodige zalen, voor den arbeid, de zolders bove deze zalen kunne zwaarder gemaakt worden, tot draging der zwaarste goederen.

De buitenste omtrek zal volgens dezen inrichting 430 voeten lang zijn, de zalen en vertrekken 16 voet breed, eeve als aan de Ommerschans, rekent men hierbij de 20 gebouwen op de Hoevens, dan zal zodanig een etablissement voor 125 huisgezinnen en 1000 kinderen de vereischte uitgebreidheid bezitten.

Neffens gaande plan no.1, ontvouwd de verdere inrichting genoegzaam duidelijk, volgens neffens gaande bestek, zal de kosten daar van f 50,000,00 bedragen, doch dan is het nodig dat de steenen en de kalk door de Maatschappij zelve geleverd worden, daar dit op de constructie van het gebouw een verschil van f 4,000-,- opleverdt.

Behalve dit gebouw zijn er nog nodig:
4 wijkmeesterswoningen
20 huizen op den Hoevens
1 schuur
1 waschvertrek, en
2 lootzen

De kosten dier gebouwen zijn genoegzaam bekent, uit het daaraan geimpendeerde aan de Ommerschans als

Voor het groot gebouw f 50.000
20 huizen op den Hoevens f 28.000
1 schuur f  1.000
1 waschvertrek f  1.000
2 lootzen f  1.500
4 wijkmeesterswoningen f  2.000
verven binne, vertimmering en andere zaken f  3.000
Totaal f 86.500


Derhalve f 14.500-,- minder dan aan de Ommerschans besteed is.

Aan de Ommerschans behoren 1000 morgens tot cultuur gebragt te worden, daarvoor is gerekend f 150.000-,-

Bij dit Etablissement worde slegts ten lasten van Ontginning gebragt 800 morgen lands, hetwelk almede eene besparing opleverd van f 30.000-,-.

Eindelijk zijn er vier hoevens minder dan aan de Ommerschans, waar door een besparing van vee, gereetschappen etc. van p:m: f 4.000-,- zodat op deze posten eene minder uitgaven nodig zal zijn, dan aan dat van de Ommerschans van f 47.500-,-.

Daarentegen zal de huisraad en gereedschappen voor 1500 menschen tegens f 35-,- per hoofd zijnde f 5-,- meer voor ieder als aan de Ommerschans, bedrage f 52.500-,-, dat is f 22.500-,- meer als thans aan de Ommerschans gerekend is, en derhalve de opgegeven besparing reduceren tot f 25.000-,- en derhalve zal zodanig een Etablissement op f 325.000-,- komen te staan.

Daar nu voor ieder persoon betaald word f 22,50 en dus voor 1500 personen f 33.750-,- is deze som ruim voldoende om de rente van de vereischte som, en de aflossing in 16 jaren te betalen, zelf nog om een fonds van 8 a f 10.000-,- over te laten ter vestiging der Bedelaars, zo men gelove mogt dat een Etablissement voor deze eenige meerderen uitgaven vorderen mogt.

De besparingen op de gebouw hebben voornamelijk hierin haare oorsprong, dat de muren en houtwerken minder zwaar zijn, schoon volkomen zwaar en sterk genoeg voor het oogmerk, en dat de binne en buiten zijde van het gebouw geëmploijeerd word, waar door slegts drie muren nodig zijn, waar er anders vier gevorderdt worden.

In de tweede plaats door het Adjunct-Direkteur huis, en dat van den onderdirecteurs, van de buitenboekhouder in het gebouw begreepen is, beneffens van 4 gebouwen op den Hoevens minder, brengt dit alleen eene besparing van f 9.700-,- teweeg.

In de derde plaats omdat er 200 morgens lands niet ten laste van het fonds gebragt is, dan daar deze echter later gecultiveerd worden vorderdt dit eenige opheldering.

Daar er 4 morgens per huisgezin gerekend is, die tot cultuur gebragt zulle worden en die neemt men de huur in aanmerking, die de Kolonisten aan de Maatschappij in de vreije Kolonien te betale hebben, reeds een morgen meer per huisgezin, dan in de vreije Kolonien, zo is dat op zichzelve reeds ruim, daar echter hoeveel meerder grond, dat bij zulk een Etablissement gecultiveerd word, hoeveel meer voordeel dit voor de Maatschappij opleverd,  zo is het ook billijk dat zij de lasten draagd van dit meerderen, althans zo de fondsen voor ieder Etablissement dit toelaten.

Daar nu het Etablissement gedurende twee jaren onderhouden kan worden uit het arbeidsloon, dat zij kan laten verdienen, zo is het produckt dat de gronden gedurende twee jaren opleverdt, eenen zuiveren winst, en zeker meer dan voldoende om de 20 (of 10) morgens die onbebouwd zijn blijve liggen, tot cultuur te brengen, zelf zo men die gronden tot cultuur bragt (bij voorb:) in vier jaren en dus eigene bereidende mist en zaadkoorn daar toe gebruikt, dan maakt dit jaarlijksch geen noemwaardig verschil op de uitgaven van het Fonds voor veldarbeid, en door het produckt zelf van den nieuwe gecultiveerde grond, zou het uitschot gedekt worden, zodat hierin geen bezwaar gelegen is.

Overweegd men verder, dat eene hoeve van 50 morgens, hier in Drenthe, altijd tegens de derde garf verhuurd kan worden, en dus zeker de waarde van 7 morgens rogge waardig is, ongerekend het weideland derhalve ruim f 800-,- vrij geld aan huurswaarde kan opbrengen, zo zal dit voor de 20 Hoevens f 16.000-,- bedragen dat is ruim de rente van het geimpendeerde kapitaal.

Voorzeker is dit resultaat zo voordelig als verlangd kan worden, en het beste bewijs dat zodanig eene inrichting van de zijde van het belang beschouwd, het voordeeligste is voor de Maatschappij.

Terwijl ik genoegzaam meen te hebben doen zien, dat ook deze inrichting volkomen met de overige bedoelingen onzer inrichting strookt, en geene meerdere uitgaven vorderdt, dan daarvoor bestemd geweest is.