Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Frederiksoord den 18 february 1823
WelEdele Heeren!
Ik heb de eer UWelEd hier nevens aantebieden een ontwerp ter
vestiging der vondelingen en huisgezinnen voor welke het
gouvernement voornemens is te kontracteren.
Ik heb daar bij ontvouwd de drangredens die aansporen om van de
thans gewone wijze aftewijken en ik kan en moet UWEd de
verzekering geven, dat die drangredenen werkelijk niet vergroot
zijn, maar in wezendlijkheid in eene veel sterker graad bestaan,
dan ik heb ontwikkeld; en zulks uit hoofde dat dit stuk wellicht
publiciteit zullende erlangen en uit een meer uitvoerige schets
sterker gevolge zoude worden afgeleid dan wezentlijk bestaan of
te ongegronde veronderstellingen aanleiding zou worden gegeven.
De gebreken die bestaan en die uit de liederlijkheid van veel
huisgezinnen voortvloeijen, zijn onaangenaam maar het is
geenzints boven ons bereik om die te beteugelen, zo wij de
vereischte maatregelen nemen.
Zonder deze echter vrees ik dat bij eene plotzelijke uitbreiding,
dezelve van eene ernstige geaardheid worden zullen en het
welgelukken der onderneming twijfelachtig zoude maken.
Mogt mijn ontwerp UWE goedkeuring en gros wegdragen, dan zoude ik
voorstellen van, na daar in de nodige verbeteringen gemaakt te
hebben, hetzelve aan Zijne Koninklijke Hoogheid, onze voorzitter,
ter goedkeuring aantebieden. Zodra deze is aangekomen kunne wij
toebereidselen gaan maken tot de uitvoering.
Hier toe zal het vooral nodig zijn, dat wij tijdig overeenkomst
treffen met groote leveranciers wegens de leverantie der
materialen; dat is met hun de prijzen bepalen, waardoor zij de
materialen zullen leveren. De steen moeten wij grotendeels zelve
bakken, dewijl dezelve anders te duur worden.
Verder behoren wij mijns inziens de gebouwen dan te besteden met
bekendstelling van de prijs voor welke de aannemers de materialen
bij de leveranciers bekomen kunnen. Deze handelwijze zal na de
informatie die ik reeds heb ingewonnen, ons veele duizenden
uitwinnen en hoeden voor malversatie. Na zodanige opgave is ook
de kalkulatie ontworpen.
(...)
Met betuiging van hoogachting heb ik de eer te zijn
UWEd DWDienaar
J. van den Bosch
De ondervinding doet dagelijks zien, dat een groot getal der
behoeftigen huisgezinnen, welke in het laatste jaar, uit de
steeden gezonde worden, meest al zijn van eene zodanige
geaardheid, dat hun de administratie hunner eigene goederen, niet
kan worden toe betrouwd.
Aan weinige huisgezinnen onder dezelve kan dien graad van
vertrouwen geschonke worden, dat men hun het eigen beheer, over
hunne veldvruchten, en verdiensten durft overlaten, waarom zij dan
ook overeenkomstig de bepalingen van de Maatschappij onder
administratie blijve, en blijve moeten;
de oorzaak daarvan is voornamelijk te zoeken in de liederlijke en
verkwistende aard der vrouwen; in tijden van overvloed, word alles
met verkwistende ruimte aangetast, en in tijde van schaarsheid,
lijd men gebrek; het is algemeen bekend dat deze geaardheid aan
onze behoeftigen volks klasse, zo algemeen eige is, dat dezelve
als een der algemeenste oorzaken der armoede moet beschouwd
worden.
Dit verschil tusschen de latere en vroegere kolonisten, bij welke
laatste deze eigenschap veel minder algemeen was, laat zich zeer
wel verklaren, wanneer men namentlijk in aanmerking neemt, dat met
de tegenswoordige goedkope prijs der levensmiddelen, en de
veelvuldige gelegenheid om arbeid te bekomen (daar duizende
menschen aan publieke werken arbeid en onderhoud vinden), ieder
die slegts arbeide wil, geredelijk in zijn onderhoud kan voorzien,
dan is het niet te verwonderen, dat de zodanige der thans naar de
Kolonien opgezondenen wordende, uit zulke huisgezinnen bestaan,
die de Gemeentens het meeste tot last verstrekken, dat is, de
luiste en liederlijkste en de zodanige alleen mag men hopen door
een langdurig verblijf in de kolonien hunne diepingewortelde
verkeerdhedens te ontwenne:
door strafbepalingen zulle dezelve niet van eene graad van
gestrengheid vergezeld gaan, welke de Maatschappij niet kan of
vermag uitteoefenen, kan men in deze weinig verwagten, want zij
die voormaals in hunne woonsteden niet gevreest hebben, zich aan
al het pijnelijke eener volstrekte ontbering, van het
noodzakelijke blood te stellen, zelfs in de strengste saisoenen,
welker vurige neiging tot verkwisting, niet heeft kunne worden
beteugeld, door de herhaalde kwelling, die de bitterste armoede
hun, in hunne vorige toestand heeft doen ondervinden, bij zodanige
voorwerpen, zeg ik, word die neiging niet uitgeroeid, door de
vrees dat zij het bestier hunner eigener goederen verliezen
zullen, en de Maatschappij in hunne behoefte voorzien zal. -
Met onze tegenwoordige inrichtingen, intusschen, is het invoeren
van een zo streng opzicht, als in deze gevorderd wordt niet
mogelijk, bij gebrek aan bergplaatsen, is men niet verpligt het
onafgedorste koorn, en aardappelen in de woningen van de
Kolonisten opteslaan, de neiging tot verkwisting, die reeds door
de vrees voor armoede niet heeft kunne beteugeld worden, spoort
wel ras aan tot dieverij, en de goederen aan hun toevertrouwd,
worde onder veelderlij preteve ontvreemd, en alzo leid onze
tegenswoordige inrichting in dat opzicht niet alleen tot
verkwisting maar tevens tot onzedelijkheid.
Die preteve zelf zijn van eene aard, dat het niet altijd
gemakkelijk is, den schuldige te overtuigen. Dan eens hebben
ratten en muizen hunne voorraad verminderd, dan eens heet het dat
het koorn niet uitgeleverd heeft die hoeveelheid waarop het
getauxeerd was, en dan eens is het getal der schuldige zo groot
dat het straffen nagenoeg ondoenelijk is.
Dat diergelijke voorbeelden ook op veele vroeger gevestigde
Kolonisten een schadelijke uitwerking te weeg brengd, is nog dit
jaar daar uit gebleken, dat veele kolonisten niet die hoeveelheid
rogge hebben ingeleverdt, die ze verschuldigdt waren, en volgens
tauxatie hadde kunnen uitleveren, daar brave kolonisten, ruim zo
veele rogge hebben uitgeleverdt, als waar op hunne oogst
getauxeerd was.
Alle huisgezinnen daar aan schuldig, naar de Ommerschans op te
zenden, is bij gebrek aan ruimte ondoenelijk; het te kort op hunne
verdiensten te korten is moeijelijk, daar zij dan juist zo veel
arbeiden, als voor hunne voeding nodig is, en is men ten deze
aanzien gestreng, dan zijn de klagten na buiten zo menigvuldig ,
en zo onaangenaam, dat men ook ten deze aanzien eene ??
van moeijlijkheden te voorzien heeft, terwijl het bovendien, niet
altijd mogelijk is de schuldige van schuld te overtuigen, en dus
den lastigste en meest strafwaardige het best de straf ontduikt.
Alles wat menschelijke vlijt vermag, is zeker dit jaar aangewend,
om diergelijke misbruiken voor te komen, dan het is zo gemakkelijk
van tijd tot tijd eenige bossen koorn op een laken uit te slaan,
waardoor de rijpste koorns uitvallen, en geene uiterlijke
kentekenen aan de bossen kunne dat verraden; tot zodanige en
andere praktijken is ’s nagts, en ’s avonds, zo dikwerf
gelegenheid, en de verkwanseling, daar van in kleine partijtjes
van (b:v) twee tot drie ponden, tegens sterke drank en anderen
snoeperijen, is niet dan zeldzaam te ontdekken; -
Het koorn kan bovendien, niet plotseling na den oogst worde
afgedorst, het moet een geruime tijd in de schuren broeijen, en
dat gepaard met den daaropvolgende aardappelenoogst maakt het
volstrekt noodzakelijk het koorn 3 a 4 maanden onder het beheer
der kolonist te laten.
Eene trapsgewijze verbetering, in het zedelijke karakter van de
kolonist, het voorbeeld dat de meer oppassende tot ruimer, en
beter bestaan geraakt, kan hier alleen het redmiddel zijn.
Dan dit kan niet geboren, althans niet verwagt worden, zo men de
menschen eerst in de gelegenheid steld, van een verkwister zijnde,
ook nog een dief te worden.
Zo is het dan ook uit dien hoofde, volstrekt nodig, van onze
inrichtingen zodanig te modificeren, dat men niemand het beheer
van goederen toe bertrouwd, zo lang hij niet getoond heeft dit te
verdienen, en hem op die wijze, buite de mogelijkheid steld van
een dief te worden, en zijne liederlijke neigingen te blijve
voldoen, en deze maatregel is van te meer aanbelang, daar wij met
de ophande zijnde sterke uitbreiding van het stelzel van
Kolonisatie ons behoren voortestellen dat onder het groot getal
der gezondene, veele van het slegste soort van menschen zulle
worde gezonden.
Kinderen bij zodanige huisgezinnen in te delen, acht ik
hoogstgevaarlijk; dat deze al vroeg door de schadelijke
voorbeelden, die ze ontvangen, bedorve zoude worden behoeft geen
betoog.
Het gering getal huisverzorgers tot dit ogenblik vereischt, heeft
het tot nu toegelaten eenigzints kies te zijn, in de keuze, voor
zo verre deze van de Permanente Kommissie heeft afgehangen, dan
bij eene plotselijke uitbreiding van kolonisatie, is dit voor 3 à
4000 vondelingen en weezen, niet mogelijk, en het toezicht der
Centrale, of Hoofddirectie zal tevens in evenredigheid van
derzelve uitbreiding verzwakken.
Er ligt zeker iets onaangenaams, in de bekentenis opgesloten, dat
eene onzer maatregelen niet geheel aan onze verwagting en aan onze
wenschen voldoet, en dat wij nieuwe gebreken ontdekken welke wij
niet hadde voorzien.
Dan door deze te ontveinzen, zoude het kwaad niet worde verholpen.
Nimmer hebben wij aanspraak gemaakt op onfeilbaarheid, en in de
verdere ontwikkeling van ons plan, zulle wij meermalen hinderpalen
ontmoeten, die nieuwe voorzorgen zullen noodzakelijk maken.
Genoeg zij het ons te weten, dat de Mensch tusschen den honger,
dadelijk te ondervinden en het volbrengen zijner pligten gesteld,
zeker het laatste verkiest, en daar wij de middelen daartoe in
handen hebben, zo hebben wij ook daar in de zekerheid, van ons
doel, niet te kunnen missen.
Onze zucht om Menschen onder ons beheer gesteld, niet nauwer te
beperken, dan ter bereiking van het doel nodig is, mogen ons wel
eenigermaten doen zien dat wij te goed voor hun gevoelden.
Dit kan meer gestrengheid vorderen, maar het plan niet doen
mislukken; de inrichtingen aan de Ommerschans bewijzen dat met de
vereischte gestrengheid ook het meest verbatterd menschenras, ons
doel bereikt kan worden.
Tot eene ongepaste gestrengheid, in deze echter dadelijk
over te gaan, de vrije inrichtingen door dwangkolonien te doen
vervangen, is nog raadzaam, nog noodzakelijk, - genoeg zij het met
de ophanden zijnde gewigtige uitbreiding de zaken, der wijze te
schikken, dat wij ieder mensch naar mate van zijne meerderen, of
minder zedelijke geaardheid, op dat punt plaatsen kunnen dat, hij
alleen met de opoffering van dat gedeelte zijner vrijheid, dat
zijn eige welzijn volstrekt vorderd, aan zijn bestemming voldoet.
Trouwens het tegenwoordige gebrek dat wij behandelen legt niet
zozeer in onze inrichting, als wel in de moeijelijke toepassing
derzelve, uit den aard der omstandigheden voortvloeijende; ware de
kolonien meer afgelegen, niet door menschen omringd, die de
swakheden der Kolonisten misbruikten, en tot haar bijzonder
voordeel aanwenden, hun voor de ontvreemden goederen, genever en
snoeperijen leverde (dat niet te beletten is daar zo veel publieke
wegen de kolonien doorsnijden) dan voorzeker zoude de opgegevene
gebreken geen plaats kunne vinden.
De onmogelijkheid om het ontvreemde, te verkopen, zou van zelve de
neiging tot ontvreemding hebbe uitgeblust. Dan daar dit nu, door
de omstandigheden niet te verhinderen is, moeten wij zulks
onmogelijk maken, door den Kolonist de bewaring van zaken te
onthouden, welke hem niet kunne worden toebetrouwd.
En om dit doel te bereiken, en tevens den onschuldige, of
zedelijke niet aan strenger bepalingen te onderwerpen, als nodig
is, zoude de volgende bepalingen tot rigtsnoer diene te worden
aangenomen.
A. dat den oppassende, en vertrouwen verdienende Kolonist,
in de gelegenheid gesteld worde, zijn eigene hoeve te bebouwen, en
het beheer zijner goederen, worde toebetrouwd, zoals thans
geschied.
B. dat den werkzame man, wiens verkwistende geaardheid
geen beheer van goederen is toebetrouwd, de vruchten van zijne
arbeid geniet, maar buiten de mogelijkheid gesteld worden, over
iets anders dan zijn reeds verkregen eigendom te beschikken.
C. dat de luiaard eindelijk, in eene volstrekte
noodzakelijkheid gebragt word, door arbeid in zijn onderhoud te
voorzien, gelijk in de dwangkolonie plaats heeft.
D. En hier mede zou eindelijk vereenigd behoren te worden,
het vooruitzicht van door onafgebroken vlijt, en goed gedrag tot
een hogere trap van welvaart, en ruimer genot te kunne opklimmen.
Aan het eerste doel A word door onze inrichting in de vrije
Kolonien, aan de vorderingen van de derde C door de inrichtingen
van de Ommerschans genoegzaam beantwoord, gelijk meede aan de
vierde eisch D. door de groten Hoevens aan die Kolonie verbonden,
op billijke voorwaardens aan nijverige Kolonisten aftestaan, zodat
alleen de inrichting ter bereiking van het tweede doel, te
bekrijgen aan het verband tusschen de gezamenlijke Inrichtingen
aan te komen, overblijft, waartoe wij thans overgaan.
Eene inrichting waar bij de Kolonist eenvoudig als arbeider word
aangemerkt waarbij hij de beschikking verkrijgt over het
loon, door hem verdiendt, maar geen beheer heeft over eenige
goederen- voldoet mijn inziens aan het gevorderden-.
In deze omstandigheid geplaatst, zou het niet alleen nutteloos
zijn, maar zelfs schadelijk, hem koeijen te verschaffen,
vooreerst kan hij van de verzorging van het vee, zonder bouwland
geen voordeel trekken.
In de tweede plaats kan hun dit niet verschaft worden, dan tot
aanmerkelijke schade van de Maatschappij, om dat daar voor niet
alleen grond, maar uitgestrekte locale nodig zijn, en daar zodanig
eene inrichting tot geene het minste voordeel van de Kolonist
strekke zou, meen ik, dan ook dat dezelve niet verder in
aanmerking komen kan.
Eene geschikte lijfberging, voorzien van de nodige stook- en
slaapplaatsen, is alzo alles wat in deze gevorderd worde.
Het is tevens van belang, deze woningen dermaten in te richten,
dat een nauwkeurig toezicht over hen, kan worde uitgeoefend, en
dus dezelve na bij, of naast elkanderen gebouwd worde, waardoor de
kosten er huisvesting merkelijk worde verminderdt, hun onderhoud
zou echter hoofdzakelijk op der veldarbeid behoren te berusten, en
alleen in zoverre de fabriekarbeid als eige behoefte vorderde.
De verdiensten tot onderhoud van een huisgezin, dat een vrije
woning heeft op f 5,00 wekelijksch bepalende, zal zo men daarbij
nog 50 a 100 Cts ’s weeks aan fabriek, en andere arbeid voegen,
kan aan een huisgezin een zo ruim bestaan opleveren, als den
behoeftigen in een Land, zo goedkoop als deze provincie, met
eenige billijkheid slegts vorderen kan, en derhalve zal zo veel
grond ter bearbeiding voor een huisgezin bestemd, behore te worden
als f 250,-,- aan arbeidsloon kan opleveren en deze door den
opbrengst moete kunnen worde vergoed bove, en behalve de kosten
van administratie.
Het produkt van een morgen bouwland eenmaal behoorlijk tot cultuur
gebracht, kan zelf met de tegenwoordige prijzen op f 100,-,-
geschat worden, dat van een morgen klaverland op f 50,-,-, alzo
zal voor ieder huisgezin 3 morgen lands nodig zijn, rekent men nu
nog de kosten van administratie tegens de opbrengst van ½ morgen
per huisgezin, dan zou er 3 ½ morgen vereischt worde, hetwelk
overeenstemd met de hoeveelheid grond, thans aan een huisgezin
afgestaan, dan om in deze niet te weinig te rekene, stelle men 4
morgens.
De inrichting ten aanzien van de landbouw kan gevoegelijk zijn als
die der Ommerschans, dat is aan een groten hoeve onder het
onmiddelijke toezicht van den hoevenaar, kunne het vereischte
aantal huisgezinnen, ter bearbeiding geattacheerd worden, brengd
men deze hoevens tot 50 morgens, dan zullen gevoegelijk 12 a 13
huisgezinnen, aan de bearbeiding werk vinden, en de opbrengst
daarvan ruim dit arbeidsloon, met de kosten van administratie zelf
met de tegenwoordige prijzen vergoeden.
Bij die huisgezinnen welkens sterkte gemiddeld op vijf bepaald is,
zal gemiddeld een kind, tot ondersteuning kunne worden ingedeeld,
hier is de aanleiding tot onzedelijkheid niet te duchten gelijk
wij straks, bij de vrije Kolonien hebben doen opmerken, bovendien
het toezicht naderbij en het hulpmiddel, mogt de onzedelijkheid
van het huisgezin dit in andere opzichten vorderen, gelijk wij
straks nader zulle ontvouwen,- bij de hand - de vondelingen die
niet ingedeelt worden kunne gevoeglijk in zalen eene gelijk aan de
Ommerschans worde verpleegd.
Deze inrichting verdiend allezins als algemeen beginzel de
voorkeur; de kinderen op deze wijze opgevoed, worde beter
verpleegd, beter gesurveilleerd, en hun onderhoud is minder
kostbaar. De ondervinding bevestigt dit zodanig aan de Ommerschans
dat een nader betoog, hiervan, als overbodig beschouwd kan worden.
Van deze kinderen echter zoude eenige der oudste (bij voorb) 3 of
4 op ieder groten hoeve geplaatst, en aldaar tot boere meide of
knegts kunne worden opgeleid en aldus voor hunne toekomstige
bestemming geheel worde voorbereid.
Ook het onderhoud der kinderen, zou hoofdzakelijk op de landbouw
berusten, de ondervinding doet zien, dat de gemiddelde opbrengst
van den arbeid van kinderen, van 6, tot 16 jaren, in waarde meer
bedraagd, dan de kosten van hun onderhoud, en in het algemeen, is
het veel gemakkelijker deze tot den landbouw bekwaam te maken, dan
meer bejaarde, zodat ook deze inrichting aan geen moeijelijkheid
onderheven geacht kan worden, en met eene goede verdeling der
kinderen is het zeer gemakkelijk door hun al den arbeid te doen
verrichten welke de bebouwing van eene hoeve vorderdt.
In onze vrije Kolonien word door de kinderen, zeker de meeste
arbeid en wel het beste verrigt.
Het onderscheid der sexe, leverd hierin ook geen bezwaar op, want
daar de middelen van hun onderhoud eigenlijk moete gevonden worde,
uit de opbrengst van de grond, zo is het voldoende dat deze wel
bearbeid worden, om door middel van eene zekere hoeveelheid
gronds, een bepaald getal van kinderen te onderhouden;
zijn nu de mannelijke kinderen alleen voldoende om de grond te
bearbeiden, dan kunne de meisjes gebruikt worden, ter
vervaardiging van fabriekmatige stoffen, zelf van de zodanige, die
anders uit hoofden der lage prijzen buiten lands, hier met geen
voordeel kunne worden vervaardigd, gelijk (bijvoorb:) de garens
die hier te lande niet kunnen worde gesponnen, daar deze arbeid
geen behoorlijk loon opleverdt.
Met de voorgestelde inrichting echter zou dit mogelijk zijn, daar
dan dat het geheel produckt van arbeid van deze meijsjes als
zuiver winst beschouwd kan worden.
Als worden ze, gelijk gezegd is, in hunne behoefte door middel van
het produkt van den landbouw voorzien, dewijl het echter van
belang is, dat de kinderen bestaan door middel van arbeid en zij
in dat beginzel worde opgevoed, zo kan een billijk loon aan hunne
behoefte geeevenredigd, aan hunne arbeid worde toegekent, om het
eeve of het produkt van hunne arbeid al, of niet, de volle waarde
weder opbrengd, want daar in hun onderhoud door die opbrengst der
gronds voorzien word, namentlijk door dat geene wat de grond
meerder opbrengt dan nodig is, om den arbeid der jongens, en de
kosten van administratie te betalen.
Op dit beginzel toch is alle landbouw gevestigd, het arbeidsloon
moet den arbeidende huisvader in staat stellen, om vrouw, en
kinderen te onderhouden, derhalve moet het produckt, van een mans
arbeid genoeg opleveren, om gemiddeld in het onderhoud van hem
zelve, en 2 a 3 kinderen te voorzien daar de vrouw eener
landarbeider gerekend kan worden de kost voor haar zelf te
verdienen.
Steld men nu den arbeid aan 3 jongens, de jaren door
gerekend, op die van een man, en den arbeid van 3 meisjes op
die van een vrouw (dat zeker, als men de verdiensten van
vrouwelijke handwerken berekend, als spinnen, etc. te weinig is,
daar de vrouw eens arbeiders altijd nog met de huisarbeid belast
blijft) dan leverd den arbeid van 6 kinderen genoegzaam op, om in
het onderhoud van 7 kinderen te voorzien, ook dit is
genoegzaam door ons eigene ondervinding bevestigd, dat wij hier
den arbeid der kinderen niet te hoog aangeslage hebben.
Het onderhoud van zeeve kinderen eindelijk is, almede niet meer
kostbaar dan dat van een huisgezin, zelf kostten zeeve kinderen
zeker minder dan een man, vrouw en 4 kinderen. Is nu 4 morgens
gronds voor de huisgezinnen voldoende? gelijk wij straks gezien
hebbe, dan zeker is dit ook het geval voor 7 kinderen en dus kan
dit alsmede ten maatstaf verstrekken, hoe veel grond voor dezelve
nodig is.
Ook hier kan gevoegelijk met geringe verandering dezelfde
inrichting, als aan de Ommerschans gevolgd worden, dat is Hoevens
van 50 morgens groot, onder het opzicht van een hoevenaar door de
kinderen bebouwd worden.
De meijsjes kunne aan de ligte veldarbeid, als aardappelen
inleggen en rapen, wiede etce deel nemen, dat zij in het algemeen
gaarne doen en voor hunne gezondheid noodzakelijk is.
De grootste jongens kunne den zwaarste arbeid verrigten, desnoods
door anderen Kolonisten daarin ondersteund worden, en op de
Hoevens voor de huisgezinnen bestemd, eenige ligtere arbeid in
vergelding verrigten.
Ieder hoeve zal dan aan 80 a 90 kinderen arbeid verschaffen, en
hun onderhoud dooreen gerekend op f 40,-,- stellende waarvan de
fabriekmatige arbeid zeker f 10,-,- bedraagd, dan zal dat
onderhoud voor het genoemde getal niet meer als 25 a f 2700,-,-
bedragen, en dus door de opbrengst eener hoeve gemakkelijk
bestreeden kunne worden.
Om de kosten van administratie niet te verzwaren, zou zodanig een
etablissement gevoegelijk uit 125 huisgezinnen en 1000 kinderen
bestaan kunnen, van de eerste zoude 20 huisgezinnen op de groten
hoevens plaats vinde, en dus 105 huisgezinnen, voor arbeiders
bestemd, en 8 hoevens voor hun nodig zijn.
100 kinderen stelle bij deze huisgezinnen ingedeeldt, 80 op de
hoeve, voor het overschietende getal van 820 kinderen word dan nog
464 morgens lands gevorderdt, dus iets meer als 9 hoevens of een
totaal getal van 17 hoevens.
Daar het echter voordeelig is voor de Maatschappij van veel gronde
te hebben, in eevenredigheid der perzonen, die daar op onderhouden
worden en hunne arbeid zeer wel toereikt om 20 hoevens te
bebouwen, wenschte ik, dat getal tot bazis aantenemen, echter op
ieder dier hoevens aanvankelijk niet meer dan 40 morgens lands tot
cultuur te brengen, omdat de overige 10 morgens later zeer wel
zonder bijzonder kosten te vorderen, tot cultuur gebragt kunne
worden, en waar van doel en middelen straks nader zullen
ontwikkeld worden.
Bij de inrichtingen in de vrije kolonien, behoef ik thans niet
stil te staan, behalve eene geringe verandering in de woningen,
heb ik dies aangaande geen modificatien voor te stellen en eevemin
van die der bedelaars of dwang kolonien, welke volkomen aan het
oogmerk voldoet, zo dat ik thans tot de wijze hoedanig de
Kolonisten, in het vervolg te vestigen, dat is ter aanwijzing van
het verband dezer inrichtingen, kan overgaan.
In de eerste plaats ben ik van gevoelen, dat er jaarlijksch een
zeker getal Hoevens op de gewone wijze aangelegd behoort te
worden, en dat wel in evenredigeheid der contributien en
bestedinge.
De personen jaarlijksch uit de contributien en de bestedelingen te
vestigen zoude aanvankelijk deze Hoevens bewonen, de zodanige
echter die de ondervinding deed zien, dat voor deze bestemming
ongeschikt waren, zoude naar de groten etablissementen als
daghuurders worde overgebragt.
De verplaatsing dezer ongeschikte, zoude behoren te geschieden op
decisie van de raad van policien te Steenwijk, om alle
partijdigheid in deze voortekomen.
Uit de bestaande kolonien zoude alsmede naar die kolonie op
decisie van den raad van policien worde overgebracht, alle de
zodanige die reeds getoond hadden aan hunne tegenswoordige
bestemming niet te beantwoorden.
De huisgezinnen vanwegens het Gouvernement over te nemen, zoude
dadelijk naar de groote gestichten overgaan, dan alle de geene
onder hen, die door vlijt en goed gedrag zich dit waardig betonen,
zoude naar de vrije kolonien worden overgebragt, ter vervanging
van de geene die vandaar naar de grote gestichten zoude zijn
verwezen.
Het is waar, hierin schijnt in de eerste plaats eene ongelijkheid
te bestaan, tusschen de personen van het Gouvernement overgenomen
en tusschen die bij partikuliere contracten gevestigd, dan dit
verschil is meer schijnbaar dan wezentlijk en geenszints
onbillijk.
In de eerste plaats is zeker, meer dan de helft van die menschen,
die men ons zend, voor hunne tegenwoordige bestemming ongeschikt;
want gelijk reeds gezegd is, zins de laatste jaren leggen er zich
de Gemeentes zichtbaar op toe, om zich te ontdoen van het zedeloze
gedeelte hunner armen, zodat er, gemerkt het groot getal in de
kolonien dat reeds behoord verplaatst te worden, er ruim
gelegentheid zijn zal om menschen uit de grote etablissementen
naar de vrije kolonie te verplaatsen.
In de tweede plaats is er bij ons voorstel wegens het overnemen
der vondelingen, huisgezinnen en bedelaars aan het Gouvernement
uitdrukkelijk bedongen dat de huisvaders als huisverzorgers zoude
worden aangemerkt, en uit dien hoofde de prijs der uitbesteding zo
laag gesteld, nu heeft den huisverzorger volgens de bestaande
inrichtingen nimmer recht op de hoeve, deze behoort aan de
kinderen, zo dat een huisverzorger zich niet beklagen kan,
indien men hem het gebruik eener hoeve niet dadelijk inruimt,.
Zelf is het een voordeel dat men hem verschaft, hem het
vooruitzicht openende om zelf hoevenaar te kunne worden.
In de derde plaats is het voor de menschen zelve geen voordeel
hoevenaars te worden, zo zij daar voor geene geschiktheid
bezitten, want het geene zij door achteloosheid en liederlijkheid
verliezen, word hun later op hunne verdiensten gekort en zij zoude
met meer voordeel bestaan hebben, zo zij alleen als daghuurders
van hun arbeidsloon leefde en dus buiten de mogelijkheid gesteld
waren nutteloze verkwistingen te maken, die zij naderhand moeten
vergoeden.
In de 4e plaats daar volgens de reglementen ieder eerst aankomende
Kolonist altijd onder administratie staat, en hij alleen sectie’s
gewijs arbeid, en bovendien geen eige beschikking heeft over zijne
goederen, zo is hij in effecten slegts daghuurder, en of zijne
woning dan op eene hoeve, of naast die van een ander staat, maakt
inderdaad geen onderscheid;
het verschil bestaat alleen hier in, dat in het eene geval, den
arbeider de verantwoordelijkheid en het bestier over eenige
goederen gelaten word, en in het andere geval, dat hij daarvan
ontlast is, en zulks uithoofde, dat hij voor dat bestier en
die bewaring niet geschikt is.
Het voordeel tevens dat een ongeschikte hoevenaar, nog van de
meerdere waarde zijner producten dan het daaraan verdiende
arbeidsloon zou kunne trekken, is na korting van huur, en
administratie kosten, zo gering dat hij zo hij niet tevens
spaarzaam en oppassende is, er doorgaans meer bijbetaald als
ontvangen wordt.
Bij de zorgeloze zijn dan eens de aardappelen bevroren, dan eens
eene dubbele hoeveelheid hooij aan de koeijen gevoederdt, dan eens
sterft hun een varken, zo dat het geene de nijverige tot een bron
van welvaart strekt, niet zeldzaam voor de liederlijke een oorzaak
van armoede word.
Hierbij is dat geene wat door de huisgezinnen bij een groot
etablissement verdient kan worden zo veel als datzelfde huisgezin,
zo het niet bijzonder knap is, op een hoeve verdienen kan na
korting van den lasten.
Alle welke drangredenen mijnens inziens genoegzaam bewijzen, dat
er niet alleen ten minsten niets onbillijks in de voorgestelde
maatregel gelegen is, maar dat dezelve alleszints met het
welbegreepen belang der menschen zelve strookt, trouwens zeer
veele, die uit de steeden gezonden zijn stellen weinig prijs op
hunne gronden en zoude gaarne van de moeite van het beheer
ontslagen zijn, zo zij slegts hun métier uitoefenen en daar in hun
bestaan konde vinden, een bewijs dat zij aan het denkbeeld van
hoevenaar te zijn, geen bijzonder gunstig denkbeeld verbinden.
Neemt men thans bij alle drangredenen noch in aanmerking, hetgeen
reeds vroeger is opgemerkt, dat bij de tegenwoordige goedkopen
tijde en de veelvuldige publieke werken alle de zodanige die
slegts eenige industrie bezitten, gemakkelijk hun brood verdienen,
dat dus den liederlijke aan drank en luiheid overgegevene
tegenwoordig alleen gebrek lijde, en dat de bezending inzonderheid
van het laatste jaar heeft doen zien, wat menschen wij
voornamelijk moeten tegemoet zien, dan blijkt de noodzakelijkheid
om in tijds bedagt te zijn, onze maatregelen daarna in te richten;
het doel met zulke menschen te bereiken is zeker moeijelijk dan
niet bove onze krachten, zo de middelen wel gekozen worden.
De Ommerschans doet dit zien, en zeker zal de dienst die wij aan
het Rijk bewijzen des te groter zijn naarmate wij de Maatschappij
van eene meer verbasterde volkklasse zuiveren, en deze of althans
hunne kinderen tot een beter bestemming opleiden.
Hier om dan ook, zal het nodig zijn, nog een etablissement voor
een dwang kolonie opterichten, waarvan het binnenste gedeelte voor
bedelaars, den buitenste vertrekken voor zodanige Kolonisten kan
worde aangewend, wier luiheid of liederlijkheid niet toelaat, hun
als vreije arbeiders te behandelen.
Door middel dezer inrichting zal tevens geredelijk kunne voldoen,
aan het oogmerk van Zijne Majesteit bij Hoogs dezelve Besluit van
den 6 november 1822 art.14 uitgedrukt, waarbij bepaald word:
”dat bedelaars die zich vrijwillig aangeven zelf met de Leden
hunner Familjen naar de Kolonien zullen worden overgebragt”.
Men zou deze menschen met hunne familjes kunne plaatsen, in de
arbeidswoningen, een, twee of meer etablissementen zoude daartoe
bestemd kunne worden, en hun getal strekken in mindering der 500
huisgezinnen die de Maatschappij verbonde is over te nemen.
Deze huisgezinnen zoude zelf, zo men goed vond daaraan de meest
mogelijken exstentien te geven, gevestigd kunnen worden, in de
arbeiderswoningen der Instituten alwaar vondelingen en wezen
gevestigd zijn, daar de kinderen binne het Instituut volkomen van
hun gescheiden worden, en aan deze Bedelaars familien zelf
bijzondere hoevens te bearbeiden aangewezen kunne worden.
Op deze wijze zal dan ook een swarigheid uit de weg geruim zijn,
die anders het volstrekt verbieden van Bedelarij moeijelijk maken.
Kinderen echter zoude bij zodanige huisgezinnen niet behoren te
worde ingedeeld, en zulks ook niet nodig zijn, daar er in de
vreije Kolonien een niet onaanzienelijk getal, bij geschikte
huisgezinnen kunne geplaatst worden.
Daar eindelijk bij ieder zodanig een etablissement 20 grote
Hoevens gevonden worden, en een hoevenaar daarop, overeenkomstig
het gearresteerd ontwerp van de Ommerschans, als een zeer wel
gesteld man beschouwd worde kan, zo is ook hier in een toerijkend
middel te vinden van zeer brave en uistekende Kolonisten op een
gewigtige beloning te doen hopen, en dus kan op de voorgestelde
wijze in alle opgegeve vorderingen voldaan worden.
Er blijft alzo alleen nog overig de nadere inrichtingen van het
gebouw, en de vereischte kosten voor zulk een Etablissement op te
geven, waartoe de Ommerschans tot eene vreij juiste maatstaf
verschaffen kan.
Eene soortgelijke gebouw als dat der Ommerschans schijnt mij het
geschikste om in deze het oogmerk te bereiken, alleen zal het
verkiezelijk zijn hetzelve, in plaats van twee verdiepingen,
slegts met een verdieping te doen bestaan, en tevens kan het
gebouw minder zwaar vallen, aan de Ommerschans heeft men uit vrees
van ontvlugting, meer ten deze aanzien gedaan dan volstrekt nodig
was, zo de muren van het gebouw, een verdieping hoog uit steens
muren bestaan, is dit volkomen voldoende, daar tevens de zolders
als dan niet tot woningen, maar slegts gedeeltelijk tot berging
van goederen bestemd zijn, kunne ook de zolderbalken en
planken minder swaar vallen.
De binne zijde kan dan verdeeldt worden, in twaalf zalen en
tusschen twee derzelven een onderofficierswoning, en keuken, het
overige gedeelte van de binne vertrekken kan de woningen van de
administratie bevatten, een school, ziekezaal etc.
De buitenste omtrek kan bevatten 99 a 105 woningen voor
Kolonisten huisgezinnen beneffens de nodige zalen, voor den
arbeid, de zolders bove deze zalen kunne zwaarder gemaakt worden,
tot draging der zwaarste goederen.
De buitenste omtrek zal volgens dezen inrichting 430 voeten lang
zijn, de zalen en vertrekken 16 voet breed, eeve als aan de
Ommerschans, rekent men hierbij de 20 gebouwen op de Hoevens, dan
zal zodanig een etablissement voor 125 huisgezinnen en 1000
kinderen de vereischte uitgebreidheid bezitten.
Neffens gaande plan no.1, ontvouwd de verdere inrichting
genoegzaam duidelijk, volgens neffens gaande bestek, zal de kosten
daar van f 50,000,00 bedragen, doch dan is het nodig dat de
steenen en de kalk door de Maatschappij zelve geleverd worden,
daar dit op de constructie van het gebouw een verschil van f
4,000-,- opleverdt.
Behalve dit gebouw zijn er nog nodig:
4 wijkmeesterswoningen
20 huizen op den Hoevens
1 schuur
1 waschvertrek, en
2 lootzen
De kosten dier gebouwen zijn genoegzaam bekent, uit het daaraan
geimpendeerde aan de Ommerschans als
Voor het groot gebouw | f 50.000 |
20 huizen op den Hoevens | f 28.000 |
1 schuur | f 1.000 |
1 waschvertrek | f 1.000 |
2 lootzen | f 1.500 |
4 wijkmeesterswoningen | f 2.000 |
verven binne, vertimmering en andere zaken | f 3.000 |
Totaal | f 86.500 |
Derhalve f 14.500-,- minder dan aan de Ommerschans besteed is.
Aan de Ommerschans behoren 1000 morgens tot cultuur gebragt te
worden, daarvoor is gerekend f 150.000-,-
Bij dit Etablissement worde slegts ten lasten van Ontginning
gebragt 800 morgen lands, hetwelk almede eene besparing opleverd
van f 30.000-,-.
Eindelijk zijn er vier hoevens minder dan aan de Ommerschans, waar
door een besparing van vee, gereetschappen etc. van p:m: f
4.000-,- zodat op deze posten eene minder uitgaven nodig zal zijn,
dan aan dat van de Ommerschans van f 47.500-,-.
Daarentegen zal de huisraad en gereedschappen voor 1500 menschen
tegens f 35-,- per hoofd zijnde f 5-,- meer voor ieder als aan de
Ommerschans, bedrage f 52.500-,-, dat is f 22.500-,- meer als
thans aan de Ommerschans gerekend is, en derhalve de opgegeven
besparing reduceren tot f 25.000-,- en derhalve zal zodanig een
Etablissement op f 325.000-,- komen te staan.
Daar nu voor ieder persoon betaald word f 22,50 en dus voor 1500
personen f 33.750-,- is deze som ruim voldoende om de rente van de
vereischte som, en de aflossing in 16 jaren te betalen, zelf nog
om een fonds van 8 a f 10.000-,- over te laten ter vestiging der
Bedelaars, zo men gelove mogt dat een Etablissement voor deze
eenige meerderen uitgaven vorderen mogt.
De besparingen op de gebouw hebben voornamelijk hierin haare
oorsprong, dat de muren en houtwerken minder zwaar zijn, schoon
volkomen zwaar en sterk genoeg voor het oogmerk, en dat de binne
en buiten zijde van het gebouw geëmploijeerd word, waar door
slegts drie muren nodig zijn, waar er anders vier gevorderdt
worden.
In de tweede plaats door het Adjunct-Direkteur huis, en dat van
den onderdirecteurs, van de buitenboekhouder in het gebouw
begreepen is, beneffens van 4 gebouwen op den Hoevens minder,
brengt dit alleen eene besparing van f 9.700-,- teweeg.
In de derde plaats omdat er 200 morgens lands niet ten laste van
het fonds gebragt is, dan daar deze echter later gecultiveerd
worden vorderdt dit eenige opheldering.
Daar er 4 morgens per huisgezin gerekend is, die tot cultuur
gebragt zulle worden en die neemt men de huur in aanmerking, die
de Kolonisten aan de Maatschappij in de vreije Kolonien te betale
hebben, reeds een morgen meer per huisgezin, dan in de vreije
Kolonien, zo is dat op zichzelve reeds ruim, daar echter hoeveel
meerder grond, dat bij zulk een Etablissement gecultiveerd word,
hoeveel meer voordeel dit voor de Maatschappij opleverd, zo
is het ook billijk dat zij de lasten draagd van dit meerderen,
althans zo de fondsen voor ieder Etablissement dit toelaten.
Daar nu het Etablissement gedurende twee jaren onderhouden kan
worden uit het arbeidsloon, dat zij kan laten verdienen, zo is het
produckt dat de gronden gedurende twee jaren opleverdt, eenen
zuiveren winst, en zeker meer dan voldoende om de 20 (of 10)
morgens die onbebouwd zijn blijve liggen, tot cultuur te brengen,
zelf zo men die gronden tot cultuur bragt (bij voorb:) in vier
jaren en dus eigene bereidende mist en zaadkoorn daar toe
gebruikt, dan maakt dit jaarlijksch geen noemwaardig verschil op
de uitgaven van het Fonds voor veldarbeid, en door het produckt
zelf van den nieuwe gecultiveerde grond, zou het uitschot gedekt
worden, zodat hierin geen bezwaar gelegen is.
Overweegd men verder, dat eene hoeve van 50 morgens, hier in
Drenthe, altijd tegens de derde garf verhuurd kan worden, en dus
zeker de waarde van 7 morgens rogge waardig is, ongerekend het
weideland derhalve ruim f 800-,- vrij geld aan huurswaarde kan
opbrengen, zo zal dit voor de 20 Hoevens f 16.000-,- bedragen dat
is ruim de rente van het geimpendeerde kapitaal.
Voorzeker is dit resultaat zo voordelig als verlangd kan worden,
en het beste bewijs dat zodanig eene inrichting van de zijde van
het belang beschouwd, het voordeeligste is voor de Maatschappij.
Terwijl ik genoegzaam meen te hebben doen zien, dat ook deze
inrichting volkomen met de overige bedoelingen onzer inrichting
strookt, en geene meerdere uitgaven vorderdt, dan daarvoor bestemd
geweest is.