Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN




De 'gelden voor de lopende week' voor het eerste gesticht worden zaterdag 22 april 1826 door een veldwachter verdonkeremaand


Onderstaande is een fragment uit een brief van directeur der koloniën Visser dd 29 april 1826, invnr 78. De brief is onvolledig bewaard gebleven, hij houdt midden in een zin op.


Verder vind ik mij in de onaangename verpligting ter kennisse van de Permanente Kommissie te brengen dat op zaterdag den 22 jl den Brigadier veldwagter Grasbroek van het 2 Etablissement te Veenhuizen als gewoonte de gewone stukken der gezamentlijken Etablissementen overbrengende, door den Heer Reese mede als gebruikelijk, de gelden voor de lopende week aan de Heer Poelman of de Geus heeft gezonden, en wel ter somma van f 500- aan ieder derzelve, benevens eenige papieren onder andere de minder(??) verantwoording over de maand Maart, dat gemelde veldwagter het geld en de stukken voor de Heer de Geus bestemd, behoorlijk eigenhandig heeft overgegeven, doch die voor de Heer Poelman heeft toevertrouwd aan den gewone veldwagter van Erkel en deze gelast een en ander naar het 1e Gesticht te brengen.

Dat den veldwagter van Erkel in plaats van aan zijne last te voldoen, met de f 500- en papieren is gedeserteerd zonder dat het is gelukt hem te agterhalen, hetgeen wij echter hopen dat nog in Amsterdam verwaards hij zijne weg schijnt te hebben genomen, en wij den Landmeter Drijver met een brief & signalement aan den Heer Sepp hebben gezonden, zal gebeuren.
Daar het egter mogelijk is dat ook dit mislukt en alzoo de bewuste f 500- verloren zijn, zonder dat naar mijn inzien zoo min de Heer Poelman als de Here Reese daar voor aansprakelijk kan zijn, zoo neem ik de vrijheid…


Op het opschrift van de brief noemt de permanente commissie de boosdoener Van Arkel in plaats van Van Erkel, maar uiteindelijk blijkt hij Gerrit ten Herkel te heten. Zo heet namelijk de persoon die op 24 mei 1826 voor de rechtbank te Assen terecht staat voor de diefstal van een riem met geld, zie hier.