Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Frederiksoord, den 3 Junij 1835
Ik heb de eer U Weledelgestrengen verslag te doen van mijn bezoek
te Veenhuizen op den 3e, 4e, en 5e dezer maand.
De winterrogge staat bij het 3e gesticht best, en bij het
1e redelijk goed en belooft een gewas als van 1833.
De aardappelen zijn tijdig in den grond gekomen; op eenige
weinige stukken na voor den 20 Mei.
Bij het 1e is er 53 bunder en bij het 3e 56 bepoot. Het
veenbranden is bijna afgelopen zoodat de laatste boekweit in de
volgende week gezaaid wordt; wanneer er 50 bunders bij het 1e en
100 bij het 3e in gereedheid komt.
Het klaver en grasgewas is nog achterlijk en
vooral bij het 1e gesticht schraal. De langdurige droogte van
verleden jaar schijnt daar veel planten te hebben doen sterven. Er
zijn of worden nog op ieder hoeve eenige bunders met spurrie,
garst en haver met klaver gezaaid, welke, zoo die voedergewassen
wel slagen en de droogte dezen zomer niet te langdurig is, het
uitzigt geven dat het vermeerderde rundvee zal kunnen worden
gevoed; doch bij verdere tegenheden hierin, zou een gedeelte van
dat vee weder naar de Ommerschans moeten worden teruggebragt.
Het vee blijft gezond. Bij het 3e gesticht waren er 160
schapen van de 200 gekocht, met die wol voor f 3, 25 zoo dat ze
zeer goedkoop zijn. Met het wasschen en scheeren van de schapen
zal in de volgende week een begin worden gemakt.
Met de tuinvruchten slaagt met tot hiertoe tamelijk wel.
Het jongste plantsoen van dezen winter, inzonderheid de
opgaande boomen, vooral die bij het 1e gesticht en op het plein
van hetzelve, is zeer goed aangeslagen en belooft daar met der
tijd, eene heilzame nuttige beschutting.
Men is nog bezig met het slegten en branden van veen, en
dergelijke grond, tot den aanleg van groenland, waarvan
bij het 1e waarschijnlijk 6 bunder en bij het 3e tenminste 3 in
dit jaar gereedkomt.
Met de fabrijkmatige werkzaamheden gaat het vrij wel. De
voorraad garens blijft nog altijd grooter dan er verweven wordt,
doch de wevers bij no. 2 en 3 ondervinden dan ook reeds veel
verhindering door de hitte van de dakpannen, waardoor het
kettinggaren niet vochtig kan worden gehouden, waarin men echter
zoo veel mogelijk voorziet door eene vochtige lap over de ketting
te leggen, behalve dat de wevers veelal des morgens ten 4 ure
beginnen te werken, moetende zij op het heetst van den dag hun
werk staken.
Het linnen bleeken wordt gestadig beter en Veenhuizen
voorziet zich tegenwoordig zelve van al het benoodigde linnen en
zou dit, zonder bijzondere tegenheden met hetzelfde getal
weefgetouwen op den duur kunnen blijven doen.
De klompenmakerij voorziet thans reeds geheel in de
behoefte, wordende er met 12 knechts en den baas in denzelve
gewerkt en ik geloof niet dat er immer weer klompen voor deze
gestichten zullen behoeven te worden aangekocht.
Met het bouwen van het waschhuis bij het 1e gesticht gaat
men zeer goed vooruit, zijnde men met het dak bezig.
Met de gezondheid van de bevolking is het tamelijk wel
gesteld. Uit de ziekten-rapporten zullen U Weledelgestrengen
ontwaren hoevele scabieusen er bij het 1e gesticht onder eene
gestrenge of liever naauwgezette, algemeene behandeling zijn
genomen met welken maatregel de geneesheer Schindler zich zeer
veel moeite geeft. Ofschoon er in de vorige week bij het 2e
gesticht nogal sterfgevallen hebben plaatsgehad, is het getal
zieken echter niet groot.
De Heer Amshoff beklaagt zich bij voortduring, zeer over
den provisor J.A. Steenmeijer die zeer dikwijls beschonken
zou zijn, ook bij het voorval, waarover Steenmeijer nevens
gevoegden brief van den Adjunct-Directeur geschreven heeft.
Ik heb de Adjunct-Directeur uitgenodigd om Steenmeijer
naauwkeurig gade te slaan, doch blijf bij mijn gevoelen, dat
dezelve spoedig diende te worden ontslagen.
Met een 40-tal van de Ommerschans overgebragte
mans-bedelaars kolonisten is het mannenkwartier thans alhier
volstrekt bezet, de ziekenplaatsen niet uitgezonderd, terwijl de
opzending van veel meer mannen dan vrouwen (van welke laatste er
te Veenhuizen nog wel 200 zouden kunnen worden geplaatst) blijft
voortduren; waarom het bedenkelijk voorkomt het maken van meerdere
ruimte voor mans kolonisten, zoo als ik U Weledelen bij mijne
missive van den 22 april jl. N690 heb voorgesteld nog langer te
verschuiven, gelijk U Edelgestrengen Resolutie van den 4 Mei jl,
no.1 hebben te kennen gegeven te verlangen.
Wederom worden er verscheidene aanzoeken, zoo van de weezen
zelvers als door de besteders, om verlof voor
eerstgenoemden gedaan, waaronder een van Zaandam, voor niet minder
dan 22 personen, alle welke verzoeken worden afgeslagen of waarvan
de besteders naar U Weledelgestrengen worden verwezen.
Het belang van de kinderen, om de kennis aan bloedverwanten en
vrienden te onderhouden, tegen den tijd van hun ontslag, vordert
hen van tijd tot tijd met verlof te laten gaan.
Van de andere zijde is het kostbaar en zijn de werkvatbare handen
voor de Kolonien, niet zonder eenige schade te missen. Het beste
ware, om aan de Adjunct-Directeuren zelve over te laten, om aan
zulke aanzoeken van besteders zelve, naar gelang van personen,
tijd en middelen, spaarzaam te voldoen.
De zaalopziener van Dinteren heeft eindelijk om zijne
ongeschiktheid, buiten dienst moeten worden gesteld, in wiens
plaats zal worden beproefd de kolonist en bestedeling Cornelis
Oosterveen B990 van de gewone Kolonien, waaromtrent ik U
Weledelgestrenge nader een voorstel doen zal, zoodra deze
eenigzins schijnt te zullen voldoen.
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg
NB: De 'nevensgevoegde' brief van Steenmeijer is niet
opgenomen. Uit aantekeningen in de kantlijn blijkt dat het
gedeelte over Steenmeijer is gekopieerd voor de inspecteur der
koloniën Wouter Visser.