Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Frederiksoord, den 19 October 1843
Ter voldoening aan de Marginale van den 9e dezer maand N5 heb ik
de eer U Hoog Edelgestrenge te berigten omtrent de teruggaande
stukken dat de Directie te Ommerschans zich meent te herinneren
dat de Bedelaarskolonist R. Laagland N3084, die den 13e Mei 1842
naar het Algemeen Depot der Landmagt te Harderwijk was opgezonden
den 27e Juny daaropvolgende, niet uit hoofde van
ligchaamsgebreken, maar wel als later bevonden met een onteerend
paspoort uit 'sLands Zeedienst weggezonden te wezen, naar de
Kolonie te zijn teruggebragt, hetgeen ook bevestigd wordt, door
het tijdsverloop van 6 weken, die hij te Harderwijk in dienst
gebleven is, en dat men zich daarentegen, geen soortgelijk geval
herinnert, dat er een Kolonist van dat Corps is teruggezonden,
gedeeltelijk met een wagen heeft moeten worden overgebragt.
R. Laagland is dezelfde tegen wien de Procureur-generaal bij het
Hof van Drenthe, den 13e dezer maand de doodstraf heeft geeischt
terzake van het tumult in April jl. aan het 2e Gesticht te
Veenhuizen.
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg