Naar het overzicht
van stukken over WATEREN
Het gaat om drie broers met op volgorde van leeftijd de volgens
de wezenregisters volgende geboortedata:
● Johan David Emeis, geboren 26 januari 1810.
● Johan Jacob Emeis, geboren 1 juni 1812, en
● Hendrik Emeis, geboren 17 januari 1814.
Alle drie geboren te Leiden. Naar ik uit genealogieën op internet begrijp is hun vader in 1818 overleden. Hun moeder leeft nog maar is blijkbaar niet in staat voor de jongens te zorgen. Ze behoren later dan ook tot de "weeskinderen" die in december 1828 verklaren dat zij buiten de koloniën nog ouders in leven hebben, invnr 95 scan 332 (Hendrik) en scan 333 (Johan David en Johan Jacob).
De jongens komen onder de zorg van het Lutherse weeshuis te
Leiden en die verscheept ze in 1825 naar de kindergestichten te
Veenhuizen.
Johan David en Hendrik komen met het eerste Leidse konvooi, dat
op 2 april 1825 aankomt. Johan Jacob behoort tot het
tweede Leidse konvooi, dat precies een maand later op 2 mei
1825 te Veenhuizen arriveert. Het gevolg van die gescheiden
aankomst is dat ze ook gescheiden gehuisvest worden, want Johan
Jacob komt in het derde gesticht, terwijl Johan David en Hendrik
in het eerste gesticht wonen.
Op scan 35 van het stamboek van het eerste gesticht met invnr
1571 heeft Johan David het weesnummer 832. Op dezelfde scan heeft
Hendrik het weesnummer 833. Op scan 14 van het stamboek van het
derde gesticht met invnr 1572 heeft Johan Jacob het weesnummer
1202.
Op 29 september 1825 wordt Johan Jacob uitverkoren voor het
Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren en op grond
van ingewikkelde maar wel deugdelijke redeneringen neem ik aan dat
Johan David diezelfde dag ook naar het Instituut gaat. Op een
lijst van kwekelingen bij dat Instituut per 1 april 1826, zie hier, staat J(ohan)
J(acob) als nummer 53 en J(ohan) D(avid) als nummer 55.
De laatste bevalt het er blijkbaar niet. Hij deserteert op 12
februari 1827, maar wordt 26 februari 1827 weer teruggebracht. Hij
deserteert weer op 21 april 1827, maar wordt 14 juli 1827 weer
teruggebracht. Daarna deserteert hij op 2 augustus 1827 en dan
kunnen ze hem niet terugvinden. Voorlopig althans.
Al dat weglopen van zijn oudere broer werkt blijkbaar inspirerend
op de in Veenhuizen verblijvende Hendrik Emeis, want hij
deserteert op 9 juni 1827. En ook hij weet weg te blijven.
Voorlopig.
Het duurt tot diep in 1828 eer men de gevluchte broers weer te pakken heeft. Op 10 augustus 1828 wordt Hendrik vanuit Leiden teruggebracht in Veenhuizen. Hij wordt weer ondergebracht in het eerste gesticht en in de wezenregisters met de invnrs 1571, 1410 en 1411 heeft hij nu het weesnummer 1.
Op 20 oktober 1828 wordt ook Johan David binnengebracht.
Blijkbaar heeft hij ondergedoken gezeten in Friesland, want het is
de grietenij Barradeel die hem in het gesticht aflevert. Hij komt
nu in het derde gesticht en in de registers met invnrs 1572 en
1410 wordt hij ingeschreven als Johannis David met abusievelijk
zijn doopdatum (11 februari 1810) als geboortedatum en het
weesnummer 1849.
Het is voor Johan David van korte duur. Op 9 februari 1829
vertrekt hij uit Veenhuizen en de koloniën om zijn militaire
dienstplicht te gaan vervullen.
Johan Jacob Emeis zit nog steeds braaf in het Instituut te
Wateren. Hij behoudt in de wezenregisters met invnrs 1410 en 1411
zijn weesnummer 1202. In de registers van kwekelingen met de
invnrs 1610 en 1584 heeft hij vreemd genoeg het kwekelingnummer 54
(in plaats van het eerder genoemde 53). Begrijp ik niet, maar nou
ja, laat maar.
Hij staat op een lijst dd 21 oktober 1828 van kwekelingen die vallen onder de herderlijke zorg van dominee Clinge van Vledder, invnr 94 scans 257-258, en hij zal 15 april 1831 worden aangenomen als lidmaat van de Hervormde Gemeente te Vledder, invnr 113 scan 387.
Al voor die tijd, in 1830, heeft hij gezelschap gekregen van zijn
jongere broer. Mij staat bij, maar ik weet het niet zeker meer,
dat in het stamboek van het eerste gesticht met invnr 1408 staat
genoteerd dat Hendrik Emeis berouw heeft getoond over zijn
vroegere desertie. Hij is dus weer helemaal in de gratie en hij
komt 3 of 8 oktober 1830 vanuit Veenhuizen naar het Instituut en
krijgt het kwekelingnummer 32.
De twee vertrekken uit het Instituut en de koloniën op de gebruikelijke leeftijd van 20 jaar dat wezen ontslag kunnen krijgen. In januari 1832 meldt Jan Hessels van Wolda over een mogelijk ontslag van Johan Jacob Emeis, invnr 121 scan 504: 'Verlangt zijn ontslag; zal wederom in het Luthersche weeshuis te Leyden worden opgenomen, om een ambacht te leeren.' Hij heeft dan een tekort op het kledingfonds van ƒ 10,25 en een tegoed op oververdienste van ƒ 32,73½, welk laatste prima is. Hij vertrekt met ontslag op 25 april 1832 en op het overzicht van in 1832 ontslagen kwekelingen, zie hier, staat inderdaad 'Overgegaan in het weeshuis te Leyden'. Maar volgens een later verslag van Jan Hessels van Wolda, zie hier, is hij dan 'vrijwillig in militaire dienst gegaan'. Hij zal echter al in 1836 te Utrecht overlijden.
Hendrik Emeis gaat met ontslag op 12 april 1834. Voor dat
ontslag geeft Binnenlandse Zaken 2 april 1834 toestemming, invnr
147 scan 19, waarbij op scan 20 wordt gemeld dat hij 'tijdelijk
weder in het Luthersche Weeshuis te Leyden zal worden opgenomen,
ten einde aangenomen te worden in de Evangelische Luthersche
geloofsbelijdenis'.
Het overzicht van in 1834 ontslagen jongens, invnr 155 scan 291,
meldt over hem: 'Den 12 April 1834 ontslagen en in het Luthersche
weeshuis te Leijden opgenomen, kort daarna als knecht bij eenen
tuinman verhuurd, daar hij nog woont.' Dat duidt erop dat er nog
contact is tussen hem en het Instituut.
Hendrik Emeis trouwt te Leiden in 1840 als 'tuinman'. Als
Instituteur Van Wolda in februari 1841 op een rijtje zet hoe het
ex-kwekelingen in de gewone maatschappij is vergaan, zie hier, schrijft hij dat
Hendrik 'in dienst bij de burgerij' is en 'daar ging het hem later
nog zeer goed'.
Johan David heeft in zijn latere leven nog even met de koloniën
te maken als hij op 1 augustus 1838 vanuit Leiden het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans wordt binnengebracht. Hij
krijgt bedelaarsnummer 1511 en hij is dan een meter 72 lang, heeft
een ovaal gezicht, rosachtig haar en grijze ogen, een brede neus
en een korte kin en hij is pokdalig. Hij wordt 3 november 1838
overgeplaatst naar Veenhuizen, van waar hij oudergewoonte op 8
november deserteert.
Op 27 november wordt hij weer teruggebracht en op 21 december
1838 wordt hij overgeleverd aan de 'politieke regter'. Hij zal
iets gedaan hebben waar gevangenisstraf op staat en hij wordt uit
de boeken van de Maatschappij geschrapt.