■ Eind 1821 keert Kornelis
Mulder terug uit Zwitserland waar hij op het Instituut van
Fellenberg is opgeleid. Hij krijgt wat onderdirecteurstaken in
afwachting van het grotere werk...;
■ Op 11 mei 1823 komt Johannes van den Bosch met plannen
voor een opvoedings instituut in Wateren. Twee slaapzalen, een
schoollokaal dat tevens als eetruimte dient, enzovoort, alles uitgewerkt.
■ Dan stuurt hij op 22 juni 1823 'de plans en bestekken' voor het
nieuwe Instituut. Hij ziet besparingen in de bouw en hij draagt
tal van argumenten aan waarom het nog dit jaar moet gebeuren.
■ Vervolgens is op 14 juli 1823 om twaalf uur 's middags
de aanbesteding van het
gebouw, waaraan vier aannemers deel nemen. Er wordt van alles
geprobeerd om de prijs te drukken.
■ Even wat groter afgedrukt: een
plaatje hoe het Instituut er aan de voorkant uit moet hebben
gezien. Getekend door de bedelaarskolonist Van Geelen ergens in
1827/1828.
■ Het Instituut te Wateren gaat medio 1824 van start,
maar de registers met kwekelingen beginnen pas vanaf 1829.
Bovendien zijn ze behoorlijk rommelig, dus eerst een verhaal
welke registers en andere bronnen er zijn en hoe daar mee om te
gaan.
Daarna wat er uit die bronnen gehaald is. Op drie manieren:
■ 1) Een overzicht
per kwekelingnummer. Welke jongeren hebben achtereenvolgens het
kwekelingnummer 1, 2, enzovoort, gehad. Hier staan ook de
'wasmeiden' tussen, maar die worden in de volgende overzichten
niet verder behandeld. Zie voor meer informatie over hun bij het
personeel hieronder.
■ 2) Alle data van aankomst en vertrek. Met daarbij ook hoeveel kwekelingen er door de jaren heen steeds tegelijkertijd in het Instituut waren. Oftewel de bezettingsgraad van het Instituut.
■ 3a) Een enorme alfabetische lijst
van a-l-l-e jongens die als kwekeling op het Instituut gezeten
hebben. Bij sommigen wordt verwezen naar een eigen pagina met meer
informatie, bij anderen staan enkele nadere gegevens erbij..
■ 3b) Van jongens die vaker dan één keer in het Instituut
opgenomen zijn geweest, zijn de nadere gegevens om statistische
redenen op een aparte pagina
gezet.
■ 3c) Ook om statistische redenen apart gehouden
zijn de nadere gegevens van jongens bij wie de komst naar of het
vertrek uit Wateren te maken heeft met de afsplitsing van de
koloniën of de sluiting van het Instituut.
Dan kunnen we beginnen aan de statistieken van het Instituut.
■ 4a) Het aantal
jongens dat als kwekeling op het Instituut geweest is, hoe ze in
de kolonie gekomen zijn en waar ze vandaan komen.
■ 4b) Om te bepalen
hoe oud ze zijn als ze in Wateren komen en hun verblijfsduur, moet
een gedeelte van de kwekelingen niet meegeteld..
■ 4c) Met als slotstuk de statistieken de manier waarop ze
vertrekken, als misschien een mogelijkheid om te achterhalen
hoe vaak de opleiding een succes was en hoe vaak het tot niets
geleid heeft.
■ En voor de vluchtige lezers een beknopte samenvatting
van de hierboven uitgedokterde gegevens over kwekelingen.
■ Het Instituut begint met personeel van buiten, maar schakelt
steeds meer over op eigen kweek. Een verkenning van de weinige
bewaard gebleven personeelsregisters levert een chronologisch
overzicht van
mensen die te Wateren betrekkingen gehad hebben.
● Daaruit en uit fragmenten in de ingekomen post is afgeleid een
chronologisch overzicht
op functies en wie wanneer die functies bekleed hebben.
● Daarbij is een aparte pagina gecreëerd over Jan Beenen en zijn
gezin, omdat hun functie mij eerst geheel onduidelijk was. Nu niet
meer.
● En een aparte pagina over een bijzondere functie binnen het
Instituut, de
'waschmeid'.
■ Op 8 juli 1825 schrijft Instituteur Mulder het eerste jaarverslag van het
Instituut, waarin hij vooral zijn opvattingen over onderwijs en
opvoeding etaleert.
■ Tot de grote groep wezen uit Veenhuizen die 29 september
1825 naar het Instituut komt, behoren twee van de drie broers Emeis, de derde
komt later.
■ Een lijst van de 57
kwekelingen die per 1 april 1826 te Wateren verblijven,
behorend bij het jaarverslag, geeft meer aanwijzingen welke
jongens er als eersten naar toe gaan.
■ Op 21 juli 1826 volgt dan het tweede jaarverslag, waarin hij
'menig vrolijk uur' beleeft bij het gadeslaan van kwekelingen die
wanhopig op zoek zijn naar meststoffen.
■ Op 26 september 1826 besluiten Johannes van den Bosch
en Jeremias Faber van Riemsdijk hoe de kwekelingen gekleed zullen
gaan. Een opvallend tenue in besluit 56 op deze
pagina.
Met nog op de site (maar niet lang meer, want het zal met de
vorige worden samengevoegd) een oude pagina over hetzelfde
onderwerp, dus de
kleding van de kwekelingen zoals vastgesteld in 1826 met
enkele wijzigingen daarop in latere jaren, zoals het vervangen van
de hoed door de pet.
■ Er is altijd wat met de onderinstituteurs te Wateren. De eerste
neemt november 1826 de vlucht als door een brief is ontdekt dat hij iets heeft
met een weesmeisje uit Veenhuizen.
■ Op 2 augustus 1827 vertrekt de eerder door de
Instituteur geprezen Jacob Heiligers uit het Instituut, maar het
heeft wel wat moeite
gekost dat te reconstrueren.
■ Op 20 augustus 1827 schrijft Instituteur Mulder het
derde jaarverslag van
het Instituut. Daarna zijn de verslagen een aantal jaren slechts
onderdelen van algemene stukken.
■ In januari 1828 krijgen twee kwekelingen een baan op
het Algemeen Bureau van de koloniën in Frederiksoord. Christiaan Bärenvinger (met
veel naamsvariaties) en Nicolaas van Heusden.
■ De tweede onderinstituteur moet februari 1829 vertrekken, als hij zich buiten de kolonie zo aan drank te buiten is gegaan dat hij door kwekelingen thuisgebracht moet worden.
■ De eerste nsitituteur, Kornelis Mulder, wil loonsverhoging.
Hij denkt een aantal argumenten daarvoor te hebben, maar die
worden door de directeur maart 1829 vakkundig
onderuitgehaald.
■ Volgens de directeur, die na een bezoek aan Veenhuizen
terugkeert via Wateren, is april 1829 de veestapel bij het
Instituut 'in eene allerslegste
toestand'
■ Een kwekeling die graag uit
het Instituut weg wil, is Alexander Schonewald, die mei
1829 aan zijn 'Geliefde Zuster' schrijft dat ze met de
'Heeren' in den Haag moet gaan praten over zijn ontslag.
■ Jan Post (heet hij wel zo?) wordt op 10 augustus 1829
als kwekeling ontslagen en aangesteld als 'aspirant
geemployeerde'. Maar er valt veel
meer over hem te vertellen,
■ De Instituteur draagt op 6 oktober 1829 dertien
jongens, die tot dan toe zijn ingedeeld bij kolonisten in de vrije
koloniën, voor als
kwekeling.
■ Op 15 april 1831 stelt directeur Van Konijnenburg voor om Instituteur Mulder adjunct-directeur van de Ommerschans te maken en adjunct-directeur voor het onderwijs Van Wolda het Instituut te Wateren te laten leiden.
■ Besluit van de permanente commissie op voorstel van de
directeur der koloniën dd 18 juli 1831: Er wordt te
Wateren een
veefokkerij opgericht.
■ De permanente commissie gaat 24 februari 1832 niet
akkoord met het voorstel de kwekelingen te Wateren méér voeding te
geven dan de wezen in Veenhuizen. Het mag wel lekkerder zijn.
■ De bijlagen bij het Inspectierapport van 26 maart 1832
geven niet elders te vinden informatie over de aankomstdata van
kwekelingen.
■ Op 18 april 1833 is Jan Hessel van Wolda klaar met het
lijstje van in 1832
ontslagen kwekelingen en 'derzelver bestemming'.
■ Op 10 juni 1833 komen er zes broers en zussen met de
achternaam Redeker aan. Drie van de jongens komen in 1840
naar het Instituut.
■ Veelbelovende kwekelingen raakt men kwijt aan de militaire
dienst. Op 14 augustus 1833 wordt besloten dat ze
daarna mogen terugkeren.
■ De op 31 augustus 1835 te Veenhuizen aankomende broers Retel komen alle
drie in Wateren. Eentje gaat later naar de Kweekschool voor
Schoolonderwijzers in Haarlem.
■ Een lijst van op 1 oktober 1835 aanwezige
kwekelingen, met ook vermelding wie er bij de koeien, bij de
schapen of met verlof zijn.
■ De kwekeling Noach Scheffener is er zo eentje die december
1835 na zijn diensttijd terug wil keren. Later wordt hij hoevenaarsknecht,
vrachtrijder, huisknecht en zaalopziener
■ Januari 1836 schrijft Van Wolda het jaarverslag over het
Instituut in 1835. Veel godsvrezendheid en positiviteit.
■ De kwekelingen Jacobus de Groot en Coenraad Johan Jekel
nemen oktober 1836 de benen. De
eerste keert noodgedwongen terug, de tweede blijft in Amsterdam.
■ Op 10 maart 1838 laten de Instituteur en de directeur
aan de permanente commissie weten dat het beroerd gesteld is met de kleding van de
kwekelingen. Mogen er lakense buizen komen?
■ Eind maart 1838 bericht Jan Hessels van Wolda dat de
kwekeling Jan Kloosterman in zijn oude woonplaats Nisse zo slecht
is ontvangen dat hij
beter in het Instituut kan blijven.
■ Een ongemeen levendige beschrijving
van een bosbrand die twee kwekelingen in Wateren op zondag 12
mei 1839 per ongeluk veroorzaken.
■ De kwekeling Jan Pieter van Ingen, oorspronkelijk uit
Middelburg, is zo'n noeste werker dat hij oktober 1839 in
particuliere dienst
bij Johannes van den Bosch treedt.
■ De vondeling Evert Kalfsterman komt juli 1840 in het Instituut als kwekeling via een opvallende constructie. Hij blijft twee jaar.
■ Op 23 februari 1841 legt
Jan Hessels van Wolda de laatste hand aan een overzicht hoe de in
de afgelopen tien jaar vertrokken kwekelingen terecht zijn gekomen.
■ Het jaarverslag
over het Instituut in 1842 is niets dan jubel over en
dankbaarheid voor de onafgebroken gezondheid, de loffelijke
employés en de prijzenswaardige kwekelingen.
■ Een kwekeling die ondanks het Instituut later erg
slecht terechtkomt, schrijft 4 juni 1844 een brief over
wantoestanden bij het bedelaarsgesticht. Het klopt niet.
■ Over de kwekeling Gerrit van Kampen worden in januari
1845, vier jaar na zijn vertrek van het Instituut,
schokkende verhalen
verteld.
■ 7 mei 1845: De kwekelingen te Wateren moeten
zuiniger zijn op hun kleding en om dat te bevorderen moeten ze
reparatie voortaan zelf betalen.
■ Net als alle hoofden van koloniën moet ook de Instituteur van
Wateren januari 1846 een lijst inleveren van
alle jongeren die het afgelopen jaar met ontslag zijn gegaan.
■ Twee kwekelingen worden in maart 1846 van het
Instituut weggestuurd als ze schuldig worden geacht aan meerdere diefstallen.
■ In april 1852 wordt besloten een nieuw schooltje
te bouwen in het gebied dat als Groot-Wateren of Doldersum (later
Boschoord) bekend staat, waar diverse kwekelingen het onderwijsvak
leren.