Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Bestek en Conditien waarvoor den ondergetekende, Direkteur der Kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid, behoudens nadere approbatie der Permanente Commissie der evengenoemde Maatschappij, publiek zal aanbesteden het bouwen van een vierkant woon- en werkhuis ten dienste der kolonisatie

Dit bestek voor de bouw van het eerste gesticht in Veenhuizen (en daarmee ook voor de bouw van de identieke tweede en derde gestichten) wordt op 18 februari 1823 door Johannes van den Bosch vanuit Drenthe naar de permanente commissie in Den Haag gestuurd. Het is lang zoek geweest, maar enkele jaren geleden door onderzoekster Geertje Bernaerts teruggevonden in het Rijksarchief in Brussel en via bemiddeling van Herman Deems bij mij gekomen. Later heeft onderzoeker Raf Vekemans twee ontbrekende bladzijden in Brussel gevonden. De transcriptie is van Martin Langenburg.
Het geeft het beste beeld tot nu toe van hoe de drie gestichten eruit gezien moeten hebben.


Artikel 1. Algemeene Omschrijving
Het gebouw in dit bestek bedoeld, zal vierkant worden aangelegd en opgerigt op zodanige plaats in de markte van Veenhuizen gemeente Norg, provincie Drenthe als nader door den uitbesteder, zal worden aangewezen.
Hetzelve zal aan elk der vier zijden eene lengte hebben van vierhonderd een en zestig en een halfe voeten buitenwerks en alzoo in deszelfs geheelen omtrek aan de buitenzijde groot zijn een duizend achthonderd en twee en veertig voeten, terwijl het eene diepte of wijdte hebben zal van een en dertig voeten en zes duimen binnenwerks, in voegen zulks op de hierbij gevoegde tekeningen worden aangewezen.


Artikel 2. Muurwerk
Het gebouw zal in zijn geheelen omtrek aan de buiten en binne zijde met een muur ter dikte van een steen worden opgetrokken – de binnen of achtermuur zal van de voorste verwijderd zijn tweeendertig voeten en drie duimen binnenwerks terwijl in het midden van deze ruimte insgelijks een steens-muur zal worden opgetrokken om de bedoelde diepte in tweëen te verdeelen zoodanig dat deze gesplitste ruimten eene diepte hebben van vijftien voeten en negen duimen in den dag.


Artikel 3 . Fondamenten
De eerste of benedenste laag der fondamenten zal worden aangelegd op naasten bij tien duimen diepte beneden het laagste maaijveld en een dikte of breedte hebben van drie en een halve steen en zullende vervolgens ieder laag met een halve steen worden ingesneden ter hoogte van het hoogste maaijveld op een en een halve steen.
En zal dus ten dien einde eene greep in den grond worden gegraven tot benodigde wijdte en diepte ingevalle de grond veenachtig is, tot op het zand uitgraven en op gelijke hoogte daarmee aan te vullen en in de woonvertrekken Lett:A onder een der kamers ter diepte van drie en een half voet voor Provisie Kelder volgens aanwijs.


Artikel 4. Optrekking der muren.
Van hier zullen de drie omschreven muren met een steen lootregt worden opgetrokken ter hoogte van tien voeten en acht duimen onder de muurplaten, onverminderd de plaatsing van zoodanige deur en glaskozijns, als hierna zal worden bepaald.
Deeze optrekking zal geregeld en met orde geschieden, zoodat alle de buiten en binne muren in gelijke evenredigheid moeten worden opgemetseld, ten einde een behoorlijk verband te houden, en de middeldwarsmuren des te beter te kunnen inlaten en verbinden. Het gemetselde op iedere dag zal voor zooveel de buitenmuren betreft telkens behoorlijk met stijve hiertoe geschikte kalk worden ingevoegd.


Artikel 5. Indeeling
Aan twee zijden regt tegen elkander over zal het gebouw van ingangen worden voorzien ter wijdte van P: M: tien voeten. Ten dien einde zullen er twee gewelfde poorten moeten worden gemaakt, welke van twee deuren zullen worden voorzien zaamgesteld uit een en een kwart duims gr: hout behoorlijk aan sufficanten ijzeren duim volden afgehangen, in het midden voorzien van eene naald en overigens van een slot en twee grendels, een en ander op aanwijzing van den uitbesteder.
Voorts zal in de voorste ruimte van dit gebouw op onderscheidene plaatsen, telkens eene ruimte van zes voeten worden afgescheiden tot plaatsing van de twaalf secreten welke daarin zullen worden opgerigt, en zaamgesteld uit zodanige materialen als hiertoe vereischt worden, ieder voorzien van een riool ter breedte van drie voeten met twee duims houten deksels en ter lengte van p:m: dertig voeten; op de buiten en binnenhoeken van het gebouw zullen keukens en vertrekken worden gemaakt.
Aan weerszijden der hoofdingang van het gebouw zullen de vereischte woningen voor den adjunctDirekteur, onderDirekteurs, Boekhouders enz: worden afgeschieden alles zoo en in dier voegen als het een en ander op de teekening is afgebakent.
De overige ruimte met betrekking tot de buitenste helft des gebouws zal worden ingedeeld in woningen van p:m: twaalf voeten wijdte voor zoo veel drie zijden aangaat, en met deeze uitzondering nochtans dat in twee derzelven in de midden ene ruimte moet verblijven van vier en twintig voeten, geschikt tot een keuken.
Die kant des gebouws waar zich de woningen A: B: C: D: enz: bevinden zal provisioneel geene verdere indeeling ondergaan.
Wordende ten opzichte van een zoo wel als het ander tot de teekening gerefereerd.


Artikel 6
De binnenste of achterste helft des gebouws zal zodanig worden verdeeld dat op ieder hoek een kamer koome van zestien voeten binnenwerks terwijl aan twee kanten in de midde meede eene wooning van twaalf voeten breedte zal worden ingedeeld.
Al de overige ruimte tusschen de hoekkamers en de bedoelde middelvertrekken enz: zal slechts in tweën worden gesplitst zoo als op de teekening nader te zien is.
Al de voornoemde indeelingen van woningen, kamers, keukens, ingangen en wat dies meer mag zijn, zullen door steens of halve steens muren worden afgeschieden – Door muren van een steen dik, voor zoo verre deeze afscheidingen op de teekening door twee lijnen zijn aangeduid en door een halve steens ingeval zulks slechts door één lijn is geschied.


Artikel 7. Deuren en glaskozijns.
De aannemer zal moeten leveren de benodigde deur- en glaskozijns in de onderscheiden gedeeltens van het gebouw invoege zulks door de teekening word aangeweezen.
Voor de ingedeelde woningen in de voorste helft van het gebouw, ten getale van acht en negentig zal hij moeten maken evenzoveel deur-en glaskozijns zamen gesteld uit greenen ribben van vier en zes duimen dikte behoorlijk met pen en gat in elkander gewerkt.
De dorpels der deuren zullen van goed Zwols of Drentsch eikenhout zonder spint moeten zijn en twee duimen meerder breedte hebben dan de stijlen.
Op de hoogte van p:m: van zes voeten zal in het deurkozijn een dwarsbalkje worden gelegd van gr. ribben van drie en vier duim en daarboven een glasraampje van acht ruiten.
Aan de binnenzijde zal een sponning worden gemaakt en hierin een deur van een duims vuren planken met drie klampen van de binnenzijde naar behoren in elkander geploegd en met lage twintig ponds spijkers vastgenageld.
Deeze deur zal moeten draagen in ijzere duimvolden tot lengte van twintig duimen en voorts van genoegzame breedte.
Overigens zal de deur worden voorzien van een klinkring en twee grendels.
De hoogte van de deurkozijn word bepaald op acht voeten en de breedte op drie voeten en acht duimen beiden buitenwerks.


Artikel 8.
De bedoelde glaskozijns zullen buitenwerks hoog zijn vijf voeten en breed drie voeten en acht duimen. In ieder derzelve zullen schuifraams worden gemaakt, zoo dat dezelve twee ruiten kunnen worden opgeschoven ter dikte van een en half duim en ter breedte van 2 1/2 duim met uitzondering der onderregels welke van 3 duim moeten zijn met pen en gat en borst in elkander gewerkt en voorts voorsien van de vereischte roeden mede van gr. hout ter dikte van een en een kwart duim zodanig dat ieder kozijn kan bevatten vier ruiten in de breedte en vijf in de hoogte.
Tot sluiting der ramen zal de aannemer moeten leveren twee ijzere pennen met kettingjes vastgehegt. Aan de binnenzijde zullen voor deze vengsters luiken of blinden worden gemaakt van een duims vuren hout, met eiken zwaluwstaarten onder en boven ingelegd en voorts aan bagt karnieren van No. 1& 2 afgehangen.
Deeze blinden zullen worden gesloten met een sufficante houten boom, schuivende of draaijende in ijzeren plaatsjes op weerszijden van de kozijns te hegten.
Deeze kozijns zullen met 1 duims of 5/4 duims belegstukken worden voorzien.


Artikel 9.
Om behoorlijk licht in de hoek- en middenkamers op de teekening onder letter L bekend te hebben, zal den aannemer een getal van veertien glaskozijns moeten leveren. voorzien van luiken of blinden en voorts geheel en al zamengesteld als die waarvan in Artieel (bedoeld zal zijn: Artikel) Agt is gehandelt.
In ieder deezer hoekkeukens zal een deurkozijn moeten komen terwijl in de middelkeuken twee zullen moeten zijn, waarvan de kozijns en deuren nagenoeg zullen worden zaamgesteld en bewerkt als die waarvan in Artikel Zeeven gesproken is; met deeze uitzondering alleen dat de hoogte slechts zijn zal zes voeten, acht duimen buitenwerks en dat hierin geen glasraampjes zullen koomen, behoudende echter in alle gevallen den uitbesteder aan zich het regt om ten deezen aanzien den aannemer nadere ophelderingen te geven.


Artikel 10.
In ieder der binnenhoekkamers en middelkamers, op de teekening onder Letter K voorkomende, zullen worden geplaatst drie deurkozijns moetende dus tezamen hiervoor geleverd worden achtien stuks. Zes derzelve, tot buitendeurs dienende, zullen worden bewerkt zoo als in artikel zeven van de daar behandelde, is gezegd met uitzondering dat de glasramen een ruit hooger zullen zijn.
De overige twaalf zullen hoog zijn zes voet acht duim, breedt drie voet en acht duims buitenwerks, tot derzelve zamenstelling zijn ribben van vier en vijf duim voldoende.
De deuren hierin te maken zullen van enkel een duims vuren hout zijn, behoorlijk in elkander geploegd en aan de binnenzijde voorzien van drie klampen van gelijk hout ter breedte van tien duimen en in de vier hoekvertrekken halve glazen deuren van een en half duims hout, zij zullen worden afgehangen aan middelmatige ijzere duimvolden of kruishengsels ter keuze van den uitbesteder.
Tot betere verlichting zal de aannemer in ieder der onderhavige vertrekken moeten maken een dakvengster ter breedte van drie en ter hoogte van vier en een halve voeten buitenwerks. Deeze dakvengsters zullen zodanig in het dak worden ingevlogten als het meest geschikt kan zijn ter vermijding van lekkagie.
Zij zullen aan alle zijden met zink worden omkleed ter genoegzame breedte.


Artikel 11.
In ieder der zalen of vertrekken onder letter P op de teekening bekend, zal den aannemer moeten maken en leeveren twee deurkozijns en negen glaskozijns van dezelve hoogte en breedte dan die, waarvan hiervoren in artikel zeeven is gesprooken, en voorts op gelijke wijze bewerkt behoudens dat in alle deeze glaskozijns ieder vier ijzere stangen van een duims ijzer moeten worden geleverd behoorlijk in de hoofden en drumpels ingelaten.


Artikel 12.
Tot toegang in de ruimtes onder letter G op de teekening vermeld, zoo alsmede om daarin het licht te hebben, zal de aannemer de vereischte deur- en glaskozijns leveren nagenoeg als de vorige bewerkt, doch waaromtrent de uitbesteder zich voorbehoud den aannemer nadere voorschrijften te geven, zoodra het doel waartoe zij dienen moeten hen genoegzaam bekend zal zijn.
Het maximum van deze te leeveren deur- en glaskozijns word bepaald, wat de eerste betreft op zes, en wat de laatsten aangaat op twintig stuks voor de beide afdelingen.


Artikel 13.
In de woningen voor den Adjunct-Direkteur, Onder-Direkteurs &z. respectivelijk onder letter A, B, C, D, E, F, G, H, I op de teekening voorkoomende zal den aannemer moeten leeveren zes en twintig stuks glaskozijnen met schuiframen van binnen afgewerkt met belegstukken en blinden, zullende de raams in de woning letter A met ijzere of loden gewigten moeten zijn voorzien en de blinden met paneelen worden gewerkt.
Het getal buitendeur kozijns voor de bedoelde woningen gezamentlijk bepaald zich tot negen behalven negentien binnendeurkozijns.
De bewerking en groote dezer deur- en glaskozijns verschillen van die welke hiervoren behandelt zijn geworden over het een en ander word genoegzaam licht verspreid door de modellen op de teekening voorkomende alle of wel de meeste deezer deuren zullen in plaats van aan duimvolden aan groote bagt karnieren van No. Twee of drie dragen, vier van deze kozijns zullen van buiten op de zijde met platen en architraven en van boven met een lijst worden opgelegd, zoo als nader zal worden aangeduit.


Artikel 14.
Op alle de deuren- en glaskozijns waarvan hiervoren gehandeld is, zal de aannemer moeten maken vuuren kantlatten ter dikte als nodig zal bevonden worden.
Ter raping en pleistering der muuren aan de binnenzijde, zullende aan de buitenzijde van alle de kozijns een Kral geschaafd moeten worden.


Artikel 15. Balken
Nadat alle de deur- en glaskozijns op aanwijzing van den uitbesteder of deszelfs gemagtigde in de onderscheiden muuren zullen wezen geplaatst en de muuren zelven ten hoogte van tien voeten uit  maaiveld zullen zijn opgetroken zal den aannemer beginnen de balken te leggen. Dezelve zullen zijn van vuurenhout zwaar zes en acht duim, en lang zeventien voeten zes duim.
Er zal van deze balken een dubbele reij koomen voor het buitenste en binnenste gedeelte des gebouws; zoodat dezelve niet in een lengte zullen behoeven door te schieten, maar verzameld worden op de lange middelmuur en aldaar voorbij elkander schieten.
De afstand dezer balken van elkander word bepaald op vier voeten midden op midden.
Zo menig malen men een dwars middelmuur aantreft, hetzij van een geheele, hetzij van een halve steendikte, zal de zodanige als balk kunnen worden te baat genomen, mits daarop alvorens word gelegd een ribbe van drie en zes duim zwaar, voor zoo veel de halve steens dwarsmuuren betreft, en van drie en acht duim voor zoo veel de steens dwarsmuuren aangaat.
Op de onderscheiden hoeken van het huis zullen strijkbalken worden gelegd van ribben van vier en zes duim zwaarte. Aan elk der balken over het geheele gebouw zal de aannemer moeten leveren een ijzeren anker waarvan de scheutels zullen moeten zijn vijftien duim en dik zeven achtste duim vierkant, terwijl de staarten eene lengte zullen hebben van veertien duimen op een geevenredigde dikte.
Ieder dezer ankers zullen aan elk der balkens met vier goede taije spijkers worden vastgemaakt.
Verders zullen om de derde balk op de middenmuur de balken met een sufficante kram met elkander worden verbonden, lang na eisch, aan de strijkbalken zal den aannemer ieder vier ankers moeten leveren van genoegzame zwaarte en lengte.
Nog zal de aannemer boven de lange middelmuur over deze balken moeten leggen, een post van twee en elf duim op ieder balk met twee vijf duims rongen bevestigen.


Artikel 16. Muurplaten
Hierna zullen de muurplaten worden gelegd op de voor- en achtermuur van het gebouw. Deze zullen zijn van vuuren ribben ter zwaarte van vier en zes duim.
De differente lengten waaruit dezelve zal worden zaamgesteld moeten aan elkander worden gelast en met taije spijkers op den ander genageld.
Zij zullen over de gehele lengte van het gebouw in kalk op de muren worden gelegd en voorts met twee taije zeven duims nagels op ieder balk worden vastgemaakt.


Artikel 18. Kapwerk
Tot de kap zal de aannemer moeten maken en leveren vaste spanten en zulks tot een zodanige hoeveelheid als nodig is, om op ieder zes voeten afstands, midden op midden er eene te plaatsen.
Zullende deze moeten zijn zaamengesteld uit beste juffers van twintig voet.
Ieder dezer vaste spanten zal van een kattebalk van dertig voet juffers en twee schoren of kerbeels zijn voorzien, behoorlijk met tand en bost in elkander gewerkt, en met de nodige taije spijkers vastgemaakt.
Onder zal de voet schuins worden afgewerkt, zoodat zij op de plaat past alwaar zij aan weerskanten door een taije vijf duims zullen worden vastgespijkerd, terwijl alle de vaste spanten door twee naalden aan elkanderen worden gekoppeld.
Op de kattebalk zal aan weerszijden een gording worden gelegd van juffers naar behoren en in de midden langs het geheele gebouw op gemelde kattebalk een ribbe van zes en acht duim waarop de korte spanten zullen komen te staan behoorlijk aan elkander gelascht, onder dezelve zal de aannemer moeten plaatsen op elke twaalf voeten een stijl of paard van ribben van vier en vier duim met vier kerbeels van goede juffers onder en boven op een tand gezet en de stijlen met een pen in de rib en onder in de post gezet na eisch van het werk.
Tusschen ieder der aldus geplaatste vaste spanten zullen twee losse opschieters moeten komen van juffers van gelijke lengte en zwaarte, als zo even is gemeld, en welke onder op de plaat verder op de gording, en boven in den nok of naald met taije spijkers moet zijn vastgemaakt.
De kap op alle de hoeken van het gebouw zal wolfsdaksche wijzen zijn, mitsdien zullen er de nodige hoekkepers worden geleverd van zware juffers en ter noodige lengte.
Nog zal den aannemer moeten maken vier dakvengsters aan de buitenzijde van het gebouw hoog buitenwerks zes voeten, acht duimen en breed vier voeten en daartoe leeveren greene ribben van vier en zes duimen op weerszijden een plaatje van ribbe van drie en vier duim van boven en op de zijden met een en een kwart duims hout digt kleden en van boven met zink, en op de zijden met de noodige streepen zink te voorzien, in hetzelve een deur of draaijraam van vijf ruiten hoog en vier ruiten breed, van onderen een paneel op de zijden met een vleugel van een en een half duime hout.
Verder zal den aannemer op aanwijs moeten maken tachentig dakligten waartoe den aannemer zal moeten leveren de kozijntjes van latten van twee en drie duim en de raampjes van vijf kwart en twee duim met drie ruiten van zeven en negen duim af te hangen aan de bovenregel met bagt karnieren van No. Twee (tekentje bestaande uit = teken met erboven een rondje), alles te bewerken wat naar den aard der zake vereisch wordt en behoorlijk is; alles op aanwijsing van den uitbesteder.


Artikel 19. Latten.
Tot aanhanging der pannen zullen er geleverd moeten worden de noodige latten van een en twee duim dik. Deze zullen van onder tot boven in den nok op tien a elf duim distantie, na mate de lengte der pannen zulks zal mede brengen, van elkander komen en op ieder spant en opschieter met een taije vijftien ponds worden vastgespijkerd na alvoorens halveweege te hebben voorgeboord.


Artikel 20. Pannen.
De geheele kap zal moeten worden gedekt met beste rode pannen in het midden op de naalden en op de differente hoeken zullen vorstpannen van gelijke kleur moeten worden geleverd, welke zullen worden gespijkerd op de hoekkepers of op enige andere wijze vastgehegt, zooals het verkieslijkste zal worden geoordeeld.
In de binnenhoeken zullen de noodige strepen zink worden gelegd ter breedte van veertien duimen of daaromtrend.
De pannen zullen alle van binnen worden gestreken, zullende des gevorderde kalk met koehaar moeten vermengd zijn.


Artikel 21. Zolder en Vloer.
De zolder, welke tusschen de muurplaten besloten zal wezen, moet worden gemaakt van best vijf kwart duims vuuren planken, met vaste veren en groeven in elkander passende en aan weerszijde geschaaft en op ieder balk met drie spijkers twintig of dertig ponds vastgenageld, de zolder mag niet vast gedreven worden, voor en alleer de planken naar het oordeel der uitbesteders genoegzaam droog zijn.
De plaatsen waar de nodige luiken en trappen ten getalle van tien stuk zullen worden gemaakt zullen nader door den uitbesteder worden aangewezen, zullende deze trappen worden gemaakt uit schroden van twee en acht duim.


Artikel 22. Lijst, geuten en zink.
Om het geheele gebouw, zoowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde op de plaats of plein uitziende zal een geut worden gelegd van greenen ribbe van vijf en zeven duim, welke zal komen te leggen op kardoezen van ribbe van vier en vijf duim, vier voeten van elkander onder dezelve met een en een half duims plank aan de muur als een lijst met de geut te bewerken zoals op de teekening word aangeduid.
In de midden tusschen de twee daken zal de aannemer moeten leggen een geut.
Dezelve zal met zink worden bekleed en de bodem breed acht duimen, en ter hoogten van acht duimen aan weerszijden bij de spanten, onder de spanten opschieten, de bodem dezer geut zal moeten zijn van een en een half duims delen en op de zijden uit een duims bestaan en het zink met verbindende spijkers worden vastgemaakt.
De uitbesteder zal nader aanwijzing doen van de plaatzen waar hij in de geuten de nodige aftappingen van het water verkiest waartoe de aannemer gaten in de geut zal maken, en voorts de nodige kokertjes ter afleiding en opvanging der bedoelde waters moeten leveren. Het getal dezer kokertjes of pijpen word voor ieder kant van het huis zoo buiten als binnen op de plaats bepaald op zes stuks en mitsdien voor het geheel op acht en veertig.
Deze pijpen zullen worden zaamgesteld van zink, ter lengte van tien voeten en ter breedte van acht duimen, als zullende de bedoelde pijpen buitenwerks een omtrek hebben van zeven duimen alsmede vier en twintig pijpen van zink ter wijdte van tien duim in de rondte op een ribbe van drie en vier duim om het water uit de middenmuur te ontlasten, alles volgens aanwijs te leggen.


Artikel 23. Aftimmering.
In de kamers en vertrekken der woningen of afdeelingen onder letter A tot I op het plan of teekening vermeld, zullen de nodige schoorsteenen moeten worden gemaakt, van onderen op mantels van vier en vijf duims ribben rustende, welke behoorlijk in elkander gekeept zullen worden en van buiten van belegstukken voorzien, voorst van onderen aan pilasters en met een staande en leggende plaat.
De schoorsteenen zullen van halve steens muuren zijn, en tot drie voeten boven de nok worden opgetrokken, van boven door een houten lijstje omgeven.
Op den zolder zullen perveilhouten worden gelegd van vuren ribben van vier en zes duim lang na eisch.


Artikel 24.
Voorts zullen in deze woningen en vertrekken worden gemaakt de nodige bedsteden en kasten afgeschieden door een beschot van een duims vuuren hout behoorlijk in elkander geploegt. De onderliggers in de bedsteden zullen van een en een kwart duims planken zijn en moeten rusten op regels van twee en drie duim in de muuren of aan het beschot vastgemaakt.
De deuren zullen met drie klampen worden opgelegd en aan bagt karnieren van No. O worden afgehangen. In de kasten zullen de vereischte rimmen worden gemaakt, een en ander volgens de teekening en gegeven voorschriften of die wegens nader te doene aanwijzing.


Artikel 25.
In ieder der binnenhoekkamers en middelkamers onder letter K. op de tekening te zien zoomede in de overige acht en negentig woonhuizen of kamers welke op de tekening zonder een bepaald merk voorkomen zal een dwars beschot worden gemaakt van een duim vuuren hout met missingen en veren in elkander geploegd.
Tot bevestiging van dit beschot ’t welk op p:m: vier voeten afstands van de muur zal geplaatst worden zullen onder, boven en in de midden nodige regels worden gelegd van twee en drie drie duims regels welke aan weerszijde eenigzints in de muur zullen worden ingelaten.
In dit beschot zullen twee paar deuren komen ter breedte van drie voet zes duim en ter hoogte van zes voeten, welke met drie klampen zullen worden opgelegd en aan sufficanten ijzeren kruishengsels draaijen.
Achter meergenoemde beschot zullen op de hoogte van p:m: zes duim op goede regels worden gelegd tot bedsteden van een en een kwart duims vuren hout voorts op de hoogten van p:m: vier voeten gelijke onderlagers, zoo dat in iedere woning twee paar bedsteden zullen zijn boven elkander plaats nemende en door een dwarsbeschot gescheiden.
Ook zullen de noodige bedplanken worden gemaakt en overigens alles volgens te gevene orders moeten worden afgewerkt naar behoren.
In ieder van de hierboven genoemde kamers en woonhuizen zal mede een schoorsteen worden gemetzeld, ten aanzien van welke zal moeten worden in acht genomen, dat de middelmuur tegen ieder haard met een halfsteen worde verzwaard, en in plaats van leggende plaat met een halve steen in de kant boven de vloer word gemetzeld.


Artikel 26. Pleistering.
Al het muurwerk zal aan de binnenzijde worden geraspt en daarna met de vereischte deugdzame gezifte kalk worden bepleistert zoals ook de schoorsteenen beneden de zolder.


Artikel 27. Bereiding der kalk
De kalk zal worden zaamgesteld uit een derde zand en tweederde kalk, zoo voor het metselwerk, bepleisteren als het strijken der pannen.


Artikel 28
Den aannemer word het regt toegekend om uit de gronden der Maatschappij van Weldadigheid het nodige zand te laten graven, zullende hem ten dien einde voor zoo veel doenlijk in de nabijheid van zijne werkplaats eene geschikte gelegenheid worden aangewezen.


Artikel 29
De kalk met het zand zullen goed door elkanderen worden gewerkt, zoo dat dezelve genoegzaam taaiheid verkrijge en zonder dat het geoorloofd is bij de vermengingen toebereiding meer dan het volstrekt noodige water te gebruiken.
Er zal steeds eene genoegzame hoeveelheid bij voorraad worden bewerkt zoodanig dat dezelve tenminste vier dagen ter rotting hebbe gelegen, alvorens dezelve mag worden gebruikt.


Artikel 30
Al het houtwerk aan het gebouw gebruikt wordende met uitzondering van het kapwerk zal aan weerszijden goed en glad moeten worden, hetwelke afgeschild moet worden geschaafd en overigens krek en zindelijk afgewerkt.


Artikel 31
De aannemer zal in alle de ramen van het gebouw moeten leveren en in goede stopverw doen inzetten goed fransch glas. In de onderscheidene ramen van de woningen onder de letter A tot I op de teekening voorkomende zal fijn wit glas moeten komen. De ruiten vullen aan alle kanten goed en de sponningen der roeden moeten sluiten ten einde alzoo het doorlekken te weren waarvoor de aannemer moet instaan.


Artikel 32 Verw.
Met uitzondering van de kap zal al het hout, zink en ijzer aan het huis te leveren en te maken in de grondverw moeten worden gezet. Het  houtwerk zal vooraf naar behoren moeten worden gestopt en het ijzerwerk aan de buitenlucht blootgesteld, tweemaal gemenied.


Artikel 33 Arbeiden en materialen.
Al wat tot een goede en geregelde uitvoering van dit werk vereischt word zal door den aannemer moeten worden geleverd. Zooals arbeidsloonen, gereedschappen, werktuigen en materialen zonder eenigen de minsten uitzondering.
Het te employeren werkvolk zal een ieder in zijn vak kundig en ervaren moeten zijn, terwijl in het tegenovergestelde geval de uitbesteder het regt zal hebben de ongeschikten van het werk te verwijderen.
Geene materialen mogen door den aannemer worden verwerkt of geplaatst tenzij alvorens behoorlijk goedgekeurd. Van deze formaliteit zijn uitgezonderd de bouwstoffen, waarvan de uitbesteder de leverantien aan zich heeft gereserveerd.


Artikel 34. Leverantie van bouwstoffen door de uitbesteder.
De uitbesteder bedingd stelling voor zich de leverantie der steen en kalk gelijk mede van de greinen en vuren houtwaren. De aannemer word derhalven bij dezen verpligt de bedoelde bouwstoffen en ijzerwerk enz. van de uitbesteder te ontvangen tegen de prijs bij het volgend tarief uitgedrukt, te weten:

Voor duizend steenen zes gulden
Voor ieder ton kalk tachtig cents
Voor duizend dakpannen zestien guldens
Voor duizend vorstpannen vier en dertig guldens
Voor duizend rode vloeren zestien guldens
Smitswerk
Voor ieder anker vijf en zeventig cents
Voor ieder kram in art.15 bedoeld vijftig cents
Voor ieder staaf in de glaskozijns een gulden vijftig cents

Greinen hout
Voor een ribbe zwaar vijf en zeven duims twintig voets 4.00
Voor een ribbe zwaar vier en zes duims twintig voets 2.40
Voor een ribbe zwaar vier en vijf duims twintig voets 2.00
Voor een ribbe zwaar drie en vier duims twintig voets 1.20
Voor een regel twee en drie duims twintig voets 0.65
Voor een regel een en een half en drie duims twintig voets 0.60
Voor een regel een en een half en twee en een half duims twintig voets 0.50
Voor een delen een en een kwart duims twintig voets 1.75
Voor een oost delen een en een half duims twintig voets 1.65
Vuren hout
Een ribbe zwaar zes en acht twintig voets 3.00
Een ribbe zwaar drie en acht twintig voets 1.50
Een ribbe zwaar vier en zes twintig voets 1.50
Een ribbe zwaar vier en vijf twintig voets 1.25
Een ribbe zwaar drie en vier twintig voets 0.75
Een deel van twee duims 1.50
Een deel van een en een half duim 1.25
Een deel van een en een kwart duim 0.85
Een deel van een duim 0.70
Een deel van driekwart duim 0.65
Een bas vuren latten twintig voets, een en twee duim 1.40
Een bas van een en een half duim 1.20
Een juffer dertig voets 1.00
Een juffer vier en twintig voets 0.70
Een juffer twintig voets 0.50

Andere lengten naar rato de maat der houtwaren, van dit tarief  is de Amsterdamsche in den houthandel gebruikelijk. De houtmaterialen welke in het bovenstaande tarief niet zijn uitgedrukt zooals de eiken dorpels tot de ramen en kozijns zal de aannemer kunnen aankopen, waar hij zal goedvinden, als ziende den uitbesteder van deze leverantie af.
De aannemer is gehouden van de benodigde houtmaterialen vroegtijdig genoeg een behoorlijk gespecificeerde opgave te doen.


Artikel 35. Plaats der leverantie.
De kalk, steen en hout zal door den uitbesteder geleverd worden in de nabijheid van het gebouw, immers binnen de afstand van vijftig roeden.


Artikel 36. Wijze van betaling der materialen.
De aannemer zal het verschuldigde wegens de in artikel vier en dertig genoemde materialen  aan den uitbesteder moeten voldoen telkens bij de betaling van een termijn bedongen besteks- of aannemingspenningen op den voet en wijze als in artikel vier en veertig word bepaald.


Artikel 37. Lengtemaat.
De lengtemaat welke tot grondslag der berekeningen en opgaven in dit bestek voorkomt in de oud Rijnlandsche en de zwaarte of dikte van het hout na de Amsterdamsche voetmaat, waarnaar de aannemer zich zal moeten reguleren.


Artikel 38. Ommissien.
De duisterheden welke onverhoopt in dit bestek mogten voorkomen zullen door of vanwegen den uitbesteder worden opgehelderd gelijk mede het dubieuze door den zelve zal worden geinterpreteerd en waarvan den aannemer zich zal moeten onderwerpen. Ook zal den aannemer in zijn voordeel geen gebruik kunnen maken van onverhoopte abuizen en misstellingen als zullende hij verpligt zijn na te komen hetgeene ’t welk ten dezen aanzien mogte worden gecorrigeerd.
In het algemeen zal hij gehouden zijn alles naar eisch van zaken in den aard des werks en tot genoegen van den uitbesteder af te maken, ook zelfs al ware zulks in het bestek niet expresselijk genoemd.


Artikel 39. Opzicht over het werk.
Den uitbesteder heeft het regt om iemand van zijnentwege te benoemen die het toezicht over de bewerking zal hebben; en die in het algemeen in de plaats des uitbesteders zal optreden om alle die regten uit te oeffenen welke aan hem competeren terwijl de aannemer verpligt is zich aan te gevene orders van dezen te onderwerpen.


Artikel 40. Tijd van voltooiing.
Het gebouw zal in behoorlijke orde geheel en al volgens tegenwoordig bestek moeten zijn afgewerkt voor of ultimo september aanstaande ingaande met den dag  dat de approbatie van het bestek aan den aannemer zal zijn bekendgemaakt. Voor ieder dag die langer word gewerkt zal de aannemer verbeuren een boete van twintig guldens ten behoeve der Maatschappij van Weldadigheid zullende deeze boeten aan de bedongen penningen worden gekort.


Artikel 41 Opneeming.
Zoodra het werk geheel en al voltooid is zal den aannemer daarvan aan den uitbesteder of de aangewezen opziener kennis geven, als wanneer het gebouw zal worden opgenomen. In geval het een of ander niet in de vereischte order mogte worden bevonden, is de aannemer gehouden het afgekeurde of gebrekkige dadelijk, volgens de te geven orders te herstellen, voor en alleen het laatste termijn der bedongen gelden aan hem zal worden uitbetaald.


Artikel 42. Van den aannemer.
De aannemer moet een deskundig persoon zijn en van genoegzamen bekwaamheid om dit werk te beheeren. Hij is niet bevoegd om het werk geheel of gedeeltelijk aan een ander uit besteden of over te doen, zonder speciaal consent van den uitbesteder, of deszelfs gemagtigde, hij is verpligt bestendig op het werk tegenwoordig te zijn, teneinde zijn onderhebbend werkvolk te besturen en om het nodige met hem te kunnen bepalen.


Artikel 43. Borgen.
Tot meerdere zekerheid voor de waarneming en uitvoering van het contract van uitbesteding, zal den aannemer ten genoegen des uitbesteders moeten stellen twee borgen van bekende gegoedheid die zich onder renuntiatie van alle benificien ieder in solidum als principale aannemers zullen moeten verbinden. Deze borgen zullen verpligt zijn in cas van afwezigheid, overlijden of nalatigheid des aannemers het werk  overtenemen en te volvoeren.


Artikel 44. Domicilium.
Zoo wel den aannemer als de door dezelve gestelde borgen zijn verpligt zich te onderwerpen aan de judicature van de regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Assen, onder welks ressort zij domicilium de citandi et executandi zullen moeten huizen.


Artikel 45. Termijn van betaling.
De betaling der bedongene penningen zal geschieden in drie egale termijnen, te weten:
een derde gedeelte zoodra alle de muren van het gebouw tot balkens hoogte zullen zijn opgetrokken,
een ander gedeelte bij het tijdstip dat de kap geheel zal zijn afgewerkt en gedekt en de zolder gelegd, en
eindelijk het resterende eenderde gedeelte, zoodra het geheele werk volgens artikel een en veertig zal zijn opgenomen en finaal goedgekeurd;
telkens echter onder korting van die sommen, welke den aannemer volgens de bepalingen vervat in artikels drie en dertig en vier en dertig, vijf en dertig en zes en dertig, wegens door den uitbesteder aan denzelven geleverde materialen verschuldigd is, gelijk mede onder aftrek(casio quo) der boeten op grond van artikel veertig verbeurd en het beloop der kosten in artikel zeven en veertig.


Artikel 46. Kosten van uitbesteding.
De kosten van zegels en registratie, zoo alsmede de trekpenning en verdere op de uitbesteding vallende onkosten zullen ten laste van den aannemer zijn en van de bedongen bestekpenningen worden gedeconteerd.


Artikel 47. Wijze van besteeding.
De aanbesteeding zal geschieden bij inschrijvingen en op bot, zullende de laagste schrijver genieten eene trekpenning van vijf en twintig guldens. Ieder schrijver is verpligt bij de uitbesteding in persoon tegenwoordig te zijn op poene dat op deszelfs ingeleverd billet geen regard zal worden geslagen. Niemand is bevoegd bij te doene opbiedingen het werk te mijnen dan hij die erop ingeschreven heeft.


Artikel 48. Approbatie en non approbatie.
Het contract van uitbesteeding zal worden onderworpen aan de goedkeuring der Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid. Ingeval van approbatie zal den aannemer daarvan onmiddellijk worden kennis gegeven als wanneer zal ingaan de termijn bij artikel veertig hiervoren bedoeld.
Zoo de uitbesteding mogt worden gedesapprobeerd zal den aannemer ontslagen zijn en diensvolgens de uitbesteeding geen het minste gevolg hebben. Ook de trekpenning zal in dit geval niet worden genoten.


Additioneel artikel.
De maat artikel 37, op de oude Rijnlandsche en Amsterdamsche bepaalt; zal in de Nederlandsche elle maat volgens een bestaande autentike tafel worden gereduceerd; zodanig dat de lengte en zwaarte van al het omschrevene daardoor geene verandering ondergaan.