Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Na het eerste transport uit Zeeland, zie hier, is het even rustig gebleven. Er kwamen alleen begin juni drie kinderen uit Vlissingen. Maar later in de maand wordt een groot konvooi klaargemaakt: twintig wees- of armenkinderen uit Middelburg, veertien uit Vlissingen en drie uit Veere. Net als het voorafgaande transport regelt de subcommissie van weldadigheid Middelburg de reis. Op 22 juni 1825 schrijft die subcommissie aan de permanente commissie, invnr 74:
Door Heeren Burgemeester en Wethouders dezer stad, verzocht zijnde, om op heden naar Amsterdam aan het adres van den Heer Ameshoff, kassier der Maatschappij van Weldadigheid te doen afreisen tweentwintig kinderen, voor het etablissement der Maatschappij van Weldadigheid in de colonie Veenhuizen bestemd, hebben wij de eer UWEd: te doen verzoeken aan den gemelden Heer kassier de noodige autorisatie te willen verleenen; om voor de voortzetting der reize naar de kolonie Veenhuizen te willen zorgen, zijnde aan den beurtschipper zoodanige voorschriften gegeven, dat hij zich te Amsterdam zal kunnen bevinden op dingsdag, den 28 dezer, als wanneer de gewone beurtman van Amsterdam naar Steenwijk vertrekken zal.
Wij voegen hier bij eene stamlijst van de bovengemelde weezen, mitsgaders eene nota van de kleeding stukken welke aan hen zullen worden medegegeven.
Zoals alle notabelen in de negentiende eeuw houden ze van lange
zinnen. De eerste zin is 106 (!) woorden lang. De genoemde
designatielijst zal zich bevinden in invnr 1620, zie de uitleg over
designatielijsten, de kledinglijst bevindt zich in invnr 74 en de scan
daarvan kan hier bekeken worden. De lijst wordt kort genoemd in De
kinderkolonie pagina 88.
De lijst is gemaakt door de 'Subdirectie van 't gesticht No. 3
(Burgerweeshuis)' te Middelburg. Er staan veertien jongens en acht
meisjes op.
De jongens zijn volgens de subdirectie gekleed in:
Een karsaaije buijs
Een dito broek
Een paar koussens
Een linne hemd
Een das
Een hoed
Een paar schoenen
Het konvooi komt op donderdag 30 juni 1825 in Veenhuizen aan. Dat betekent waarschijnlijk dat ze de boot uit Amsterdam van dinsdag de 28ste om 19:00 uur naar Blokzijl hadden en dan hebben ze er dus een kleine week over gedaan om van Middelburg naar Amsterdam te komen.
Twee van de in de kledinglijst genoemde jongens gaan uiteindelijk
niet mee naar Veenhuizen, Hendrik Wijngands en Jan Bruijs. De
resterende twintig worden ondergebracht in het derde etablissement
en dat is qua gezondheidssituatie niet geweldig, zie ook dit overzicht
van medische woelingen in 1828-1829.
Ik heb in de wezenregisters gekeken hoe het hun vergaan is, zie deze pagina hoe de scans van die wezenregisters te bereiken.
● Jan Matthijs Sarus staat met het weesnummer 1405 in het
register van het derde gesticht met invnr 1572 en in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410. Hij is volgens zijn
inschrijving geboren op 15 juni 1811 en dus bij aankomst
net veertien jaar oud.
Hij komt in diverse brieven en overzichten voor, maar dat heb ik
zelf niet ingezien, dat is voor de liefhebbers hier
te bereiken. Hij blijft een kleine acht jaar in Veenhuizen
en hij wordt op 14 februari 1833 ontslagen.
● Willem Marinus van Roijen wordt ingeschreven als Marinus
Willem van Rooijen dus zo kan hij ook heten, en hij
staat met het weesnummer 1407 in het register van het derde
gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr
1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411.
Hij is volgens die inschrijving geboren op 2 april 1813 en
bij aankomst dus twaalf jaar oud. Op een lijst uit
1827 wordt over hem gemeld: 'Zwakkelijk, gaat trouw ter
schoole, leert goed aan, doch werkt nog niet.
Hij wil in 1834 graag nog een jaartje blijven, maar dat vindt
Middelburg niet goed, zie hier.
Daarna gaat hij noodgedwongen op 20 juni 1834 met ontslag.
● Leendert Johannes van Roijen krijgt er bij de
inschrijving als van Rooijen ook een extra 'o' bij. Hij staat met
het weesnummer 1408 in het register van het derde gesticht met
invnr 1572 en in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410. Hij
is geboren 20 augustus 1814. Hij overleeft het
kindergesticht niet en overlijdt er op 22 augustus 1830.
● Bartholomeus Bitterhoek krijgt het weesnummer 1409 en
staat daarmee in het register van het derde gesticht met invnr
1572 en in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410. Hij is
volgens de inschrijving geboren op 23 maart 1809 en dus
bij aankomst zestien jaar.
Bartholomeus geeft zich al ensl op om 'zonder genot van premie in
's Rijks Zeedienst te treden', zie deze lijst,
bij de gemeente Middelburg vinden ze het goed ('geconsenteerd')
maar het gaat blijkbaar toch niet door.
Hij staat uiteraard op een lijst uit
1827 van alle uit Middelburg overgenomen gezinnen en
weeskinderen en op een andere lijst
uit 1827 wordt over hem gemeld: 'Is zwak om veel arbeid te
kunnen verrigten; is van een zagte aard en maakt goede vorderingen
op het ...' en dan staat er iets onleesbaars, wat ik hier maar
inplak in de hoop dat iemand het kan lezen:
In 1828 doet de kolonie alle mogelijke moeite om exactere en
kloppender gegevens over geboortedata van weeskinderen te krijgen,
maar ten aanzien van Bartholomeus Bitterhoek blijkt dat lastig,
zie deze brief
van 4 juli 1828. Uit een brief
later die maand, 29 juli 1828, blijkt dat er 'judiciele
maatregelen genomen worden om de geboorte dier kinderen nader te
constateren'.
Blijkbaar is men er toch wel zeker van dat hij in 1809 geboren is
want hij gaat op zijn twintigste met ontslag en laat op 26 mei
1829 het kindergsticht achter zich.
● Cornelis Marinus Visser staat met het weesnummer 1410
in het register van het derde gesticht met invnr 1572 en in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410. Hij is geboren 12
december 1808. Mogelijk is hij een broer van de ook
meereizende Maria Geertruida Visser en Catharina Visser (zie
onder).
Op een lijst
uit 1827 wordt over hem gemeld dat hij is 'geschikt om een
uitmuntend kleeremaker te worden, waar toe hij wordt opgeleid'.
Hij verlaat Veenhuizen met ontslag op 2 juni 1829.
● Frans de Koster staat met het weesnummer 1411 in het
register van het derde gesticht met invnr 1572, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411.
Hij is geboren op 15 augustus 1810.
Op een een
lijst uit 1827 wordt over hem gemeld: 'gezond,
gehoorzaam, en een goede aanleg voor den arbeid'. Maar dan
wordt er aan toegevoegd 'den 28 mei 1827 gedeserteerd'. Dus toch
niet zo heel gehoorzaam. Hij wordt van die desertie teruggebracht
en blijft tot hij bijna 22 is, op 19 juni 1832 verlaat hij
het kindergesticht.
● Marinus Rijkse Memmen staat met het weesnummer
1412 in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411. Hij is geboren 20 januari 1810
en gaat met ontslag op 18 augustus 1831.
● Adriaan Meeuwsen verliest bij de inschrijving als
weesnummer 1415 de 'n' van zijn achternaam en staat er als
Meeuwse. Hij staat met dat weesnumer in het register van het derde
gesticht met invnr 1572.
Hij zal een broer zijn van de verderop genoemde Leijntje Meeuwsen,
hij is geboren op onbekende datum in 1809 en overlijdt al
enkele maanden na aankomst, op 9 november 1825.
● Mees Wissekerke is mogelijk een broer van de hieronder
genoemde Pieter Wissekerke en misschien ook van de meisjes Van
Wissekerke die drie maanden eerder naar Veenhuizen zijn afgereisd,
zie hier.
Hij staat met het weesnummer 1413 in het register van het derde
gesticht met invnr 1572 en in het wezenregister 1829-1830 met
invnr 1410. Hij is geboren op 7 december 1809.
Op een een
lijst uit 1827 wordt over hem en Pieter Wissekerke
gemeld: 'beide gezond, uitermate vlijtig en zeer geschikt voor den
arbeid.'
Hij blijft vijf jaar en gaat 24 februari 1830 met
ontslag.
● Pieter Wissekerke is mogelijk een broer van
bovengenoemde Mees Wissekerke en misschien ook van de meisjes Van
Wissekerke die drie maanden eerder naar Veenhuizen zijn afgereisd,
zie hier.
Hij staat met het weesnummer 1414 in het register van het derde
gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr
1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411. Volgens die
inschrijving is hij geboren op onbekende datum in 1811.
Op een een
lijst uit 1827 wordt over hem en Mees Wissekerke
gemeld: 'beide gezond, uitermate vlijtig en zeer geschikt voor den
arbeid.' Daarnaast wordt over Pieter gezegd dat hij 'hoofdig' is,
waarmee koppig bedoeld zal zijn.
Hij blijft zeven jaar. Op 19 juni 1832 wordt hij
ontslagen.
● Martinus Dijkmans krijgt weesnummer 1416. Hij is
geboren op onbekende datum in 1821 en dus wel héél jong
als Middelburg hem naar het kindergesticht stuurt. Het gevolg laat
zich raden: hij overlijdt op 8 januari 1826.
● Jacobus Pabts tenslotte wordt ingeschreven als Papst
en staat met het weesnummer 1417 in het register van het derde
gesticht met invnr 1572. Hij is geboren 22 februari 1808
en daarmee de oudste jongen in het gezelschap.
Hij staat op een
lijst uit 1827 van uit Middelburg afkomstige
gezinnen en weeskinderen en op een andere lijst
uit 1827 wordt over hem gemeld: 'gezond, welwillend en
arbeidzaam, is een goed werker.'
Op 6 augustus 1828 gaat hij met ontslag. Op dit overzicht
wordt daar achteraf over gezegd: 'naar Middelburg teruggekeerd, is
bakkersknegt.'
De meisjes dragen volgens de subdirectie:
Een karsaaije jak,
Een dito rok
Een teerlinge schort
Een linne hemd
Een halsdoek
Een paar koussens
Een zwarte en witte muts
Een paar schoenen.
Hun koloniale carrières zien er als volgt uit:
● Maria Sanders is waarschijnlijk een zus van de volgende.
Ze staat met weesnummer , 1396 in het register van het derde
gesticht te Veenhuizen met invnr 1572, in het wezenregister
1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met
invnr 1411.
Volgens de inschrijving is zij geboren 1 juli 1810. Zij
gaar 23 december 1831 met ontslag, wat vreemd laat in het
jaar is.
● Johanna Sanders, waarschijnlijk het jongere zusje van
bovengenoemde, krijgt weesnummer 1397 en staat daarmee in dezelfde
registers als haar grote zus.
Zij is geboren op 23 februari 1812. Zij gaat op 25
april 1833 met ontslag uit het kindergesticht weg.
● Elisabeth Remijn wordt ingeschreven met weesnummer 1398
en staat met dat nummer in het register van het derde gesticht te
Veenhuizen met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met
invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411.
Zij is geboren 1 december 1814 en gaat weer uit Veenhuizen
weg op 10 april 1834.
● Leijntje Meeuwsen raakt net als haar hier boven
genoemde vermoedelijke broer Adriaan de 'n' bij de inschrijving
kwijt Zij staat met weesnummer 1399 in het register van het
derde gesticht met invnr 1572. Zij is geboren op onbekende datum in
1814 en zal net als Adriaan in het gesticht overlijden. Op 1
november 1826.
● Neeltje Goudswaard krijgt weesnummer 1400 en staat
daarmee in het register van het derde gesticht te Veenhuizen met
invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in
het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411. Zij is geboren op 22
april 1812 en zal op 25 april 1833 met ontslag gaan.
● Maria Geertruida Visser, waarschijnlijk een zus van de
onderstaande Catharina en de bovenstaande Cornelis Marinus, krijgt
weesnummer 1401. Daarmee staat ze in het register van het derde
gesticht te Veenhuizen met invnr 1572, in het wezenregister
1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met
invnr 1411.
Zij is geboren 22 juni 1813 en zij zal op 27 oktober
1831 het gesticht verlaten.
● Catharina Visser krijgt weesnummer 1402 en staat
daarmee in het register van het derde gesticht te Veenhuizen met
invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het
wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister
1835 en verder met invnr 1413.
Zij is geboren 9 maart 1816 en gaat op 5 april 1836
weg.
● Elisabeth Mulder tenslotte, staat ingeschreven als Elisabeth
Jacoba Mulder. Zij staat met het weesnummer 1403 in het
register van het derde gesticht te Veenhuizen met invnr 1572, in
het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411.
Zij is geboren 8 Maart 1815 en gaat met ontslag op 30
juli 1833.
Van de twintig kinderen overlijden er vier. Dat is voor een weeshuis in de negentiende eeuw een gemiddelde score. De overigen gaan allemaal rond hun twintigste met ontslag van de kolonie weg. Opvallend valt het te noemen dat geen van hen in aanraking is geweest met het koloniale tuchtrecht of als deserteur te boek staat.
Voor onderzoekers zal er meer te vinden zijn. Zo is er de kans
dat zij hetzij met naam hetzij met weesnummer voorkomen in
overzichten in de post, of in inspectierapporten. En in het jaar
van ontslag zal er steeds een concept- en definitieve
ontslagvoordracht zijn met mogelijk details. Zie voor tips de
zoekwijzer bij 'Weeskinderen VH'.