Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Naaien en breien wordt op het eerste gesticht onderwezen door arbeidersvrouwen, in het derde gesticht is de weduwe Haarman 'breijvrouw' (en volgens de directeur kun je vrouwen geen administratie toevertrouwen!)


De weduwe Haarman, die van zichzelf Anna Christina Elisabeth Happe heet. wordt genoemd op de pagina's 94-95 van De kinderkolonie. Hier mijn aantekeningen over de weduwe en haar gezin, waarbij in het begin het grootste struikelblok is dat degene die namens de subcommissie van weldadigheid Amsterdam schrijft een afschuwelijk handschrift heeft.

Amsterdam vraagt-1

Er zal in 1823 al over haar gecorrespondeerd zijn, maar dat heb ik niet gezien. Wat mijn aantekeningen betreft begint het op 8 april 1824, als de subcommissie Amsterdam een brief aan de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid besluit met de woorden:

(...) en neme eindelijk nog de vrijheid UwEd aan de toezegging te herinneren ter plaatsing en verzorging van de Wed. Haarman met hare kinderen in dit voorjaar in de kolonien der Maatschappij'.

De brief bevindt zich in invnr 69 scan 45, zie bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn. Als ik geen scannummer weet kan geprobeerd dat te zoeken via www.alledrenten.nl -> kies in de linkerkolom 'Maatschappij van Weldadigheid' -> klik 'Kolonistendatabase' weg en zoek in de post.

Amsterdam vraagt-2 en -3

Amsterdam herhaalt dat op 22 mei 1824, invnr 69 scan 542, met enige aandrang gezien 'den benarden toestand waar in zij zich bevinden'. En op 11 juni 1824, invnr 69 scan 745, schrijft Amsterdam: 'Ten aanzien van de Wed. Haarman blijven wij UwEd gunstige dispositie steeds met nadruk verzoeken, en met verlangen inwachten.'

Vrouwen en administratie

Zoals gebruikelijk vraagt de permanente commissie het advies van de directeur der koloniën. Die reageert op 1 augustus 1824, invnr 70. Hij legt eerst uit waarom een vrouw geen zaalopziener kan zijn en laat daarna blijken dat hij het helemaal niet heeft op weduwen in de kolonie:

Accuserende de ontvangst der missive van de Permanente Kommissie dd. 24 july N322 heb ik de eer in antwoord op dezelve te berigten, dat mijns inziens eene weduwe niet wel als opziener in eene zaal kan worden geemployeerd;

vooreerst en hoofdzakelijk door dat aan het waarnemen van dat employ eene zekere administratie is verbonden als daar is het ontvangen der kleedingstuk­ken, het inschrijven derzelve, als mede de oververdiensten enz. in de zakboekjes, het opmaken der betaalstaten etc. -

Ten tweede dat eene vrouw zeer zelden de noodige fermiteit bezit om een aantal van 150 meijsjes waaronder dikwijls van zekere jaren en welligt van eene ondeugenden geaardheid zich bevinden, te bestuuren of onder behoorlijke discipline te houden, waarom ik de Permanente Kommissie moet adviseren het bewuste verzoek aan de verdienstelijke subkommissie van Amsterdam niet te accorde­ren.

Zelfs moet ik hier bij voegen dat huisgezin ook niet als kolonist aanten­emen, aangezien zoodanig huisgezinnen altijd voor die betrekking ongeschikt is, zoo als al wederom het geval is met de onlangs van Amsterdam aangeko­men wed. Schoolbroek.

Met het laatste verwijst hij naar het gezin van Willempje van der Dooze uit Vreeland die met vier dochters naar de kolonie is gekomen, dat komt binnenkort hier te staan. Bovenstaande opmerkingen worden door de permanente commissie overgebracht aan Amsterdam en zo gaat het nog een tijdje door, Amsterdam dringt aan en de Maatschappij doet afhoudend.

Niet ten kwade duiden

Blijkbaar is de weduwe ook wat ongeduldig geworden, want Amsterdam moet zich verontschuldigen voor een brief van haar (die niet in het archief gevonden is). De subcommissie schrijft op 12 april 1825, invnr 73:


Beide UWEd. geëerde missives van den 9e dezer N39 en 40 wel ontvangen zijnde, nemen wij de vrijheid omtrend den eerste over de vertraagde opzen­ding van den wed. Haarman met hare kinderen, te verzoeken, dat aan deze weduwe, de min aangename uitdrukkingen in hare brief aan ons van de 30 maart ll. gebezigd, die kennelijk van haar zelve niet afkomstig, maar door anderen zijn voorgeschreven, niet ten kwade zullen geduid worden, en dat zij activeren zich van UWEd. Gestr, in welwillendheid, ter spoedige plaatsing van haar en hare kinderen zal mogen verzekerd houden; des te meer, daar wij de gemelde weduwe van de inhoud van UWEd. missive kennis gevende, op de ondubbelzinnigste wijze van haar leedwezen zijn overreed geworden, dat zij den brief niet geschreven had.

Het wordt haar niet nagedragen en er blijft sprake van plaatsing in de kolonie, maar de vraag is nog hoe. Op 11 juni 1825, invnr 74, schrijft de directeur:


Aangaande de vermeende misrekening zal ik na bekomen elucidatie van ZHEdGest. den Heer 2e Ads. ontvangen te hebben, de Perm. Komm. opgave doen; zoo ook wensche ik, alvorens omtrent de wed. Haarman te schrijven, het gevoelen van ZHEdGest. voorn. te verneemen. Omtrent beide hoop ik bij een volgende aan het verlangen der Perm. Komm. te voldoen.

Veenhuizen-3

Met 'ZHEdGest. den Heer 2e Ads.' bedoelt hij de in Frederiksoord wonende stichter van de koloniën Johannes van den Bosch. Die kan vast wel bedenken op welke manier de plaatsing van de weduwe ten goede van de koloniën kan komen. En inderdaad, op 18 juni 1825, ook invnr 74, schrijft de directeur:


Aangaande het plaatsen van de wed. Haarman vind ik mij verpligt aan de attentie der Permanente Kommissie te adresseren dat nog alle kinderen in het 1e etablissement zijn gevestigt, alwaar de nodige vrouwen tot het geven van onderwijs in het naaijen en breiden, onder de buitenbewoners voorhanden zijn; -
dat reeds eenige aangestelde geemploijeerden in het 2e wezeninstituut naar bevolking van hetzelver wagten om eenige dienst te jouisseren -
dat naar ondervinding het opzigt of direktie over een of meer zalen nimmer aan eene vrouw kan worden toevertrouwd -
dat het derhalver dan alleen mogelijk zoude worden de bewuste wed. met eenig uitzigt op wezenlijke dienst van haar, te plaatsen, wanneer het 3e et. geheel of gedeel­telijk door weezen moest worden geoccupeerd, en er geene geschikte vrouwen onder de buitenbewoners wierde gevonden, om het nodig onderrigt in vrouwelijke handwerken te kunnen geven.

Daar in geval er zodanige vrouwen voorhanden zijn, het mijns eragtens altijd verkieslijker blijft, dezelve tot zulke einde te emploijeren, reden zij met eene veel mindere beloning dan ƒ4- s'weeks te vreden zijn en anders toch door fabriekarbeid in de behoeften van hun huisgezin moeten hebben voorzien, terwijl buiten dienst steeds meer den genoegzame handen tot dien arbeid blijven.

Daarmee komt het wel dichterbij. Gestaag komen er weeskinderen aan, zie dit overzicht, en op 8 juli 1825, invnr 75 schrijft de directeur:

Der Permanente Kommissie heb ik de eer te berigten, dat dezer dagen uit de provintie Vriesland een aanzienlijk getal kinderen te Veenhuizen is aangeko­men, benevens wederom een zestig tal uit Amsterdam, welke bijna alle in het 3e etablissement zijn gevestigt; zoo dat thans de wed. Haarman kan worden geemploijeerd.

Aankomst

Eindelijk. Op 28 juli 1828 komt de weduwe met haar vijf kinderen in Veenhuizen aan en op 5 augustus 1825, invnr 75, stuurt de directeur de

Staat van het huisgezin der wed. Haarman welke als geemploijeerde in het 3e gestigt te Veenhuizen is geplaatst.
Ik heb gemeend dezelve niet als eene kolonist te moeten aanmerken; indien dit egter de intentie der Permanente Kommissie zijn mogt zal het mij aangenaam zijn daarvan nader te worden geinformeerd.

De staat zelf is niet bewaard in invnr 75, maar bij de andere aankomststaten in invnr 1370 en daarvan zijn geen scans, dus dat moet met mijn gebrekkige fotootje:


Laurierdwarsstraat

Bijgevoegd is een door de subcommissie Amsterdam meegegeven overzicht met nadere bijzonderheden. De daarop vermelde geboortedata zijn overgenomen in de personeelsregisters, dus die komen straks, maar er is meer bijgeschreven.

Zo wordt vermeld dat het gezin tot nu toe woonde in de 'Eerste Laurierdwarsstraat N56', dat de weduwe op 21 januari 1810 is getrouwd met Christoffel Frederik Haarman, geboren 13 april 1788, overleden 13 maart 1823, en dat die laatste 'is geweest in zijn leven griffier bij den Kommissaris van Politie de Heer Holtrop'.

Die Holtrop heeft belangrijk werk gedaan voor de Maatschappij van Weldadigheid. Hij is degene die de allereerste proefkolonisten tijdens hun reis heeft opgevangen in een kazerne aan de Utrechtsepoort in Amsterdam, De proefkolonie pagina 31-33, en hij is ook degene die de contributies int van de leden van de vrijmetselarij in Nederland die ook de Maatschappij steunen, De proefkolonie pagina 183.

Inkomen

Verder is er door Amsterdam bijgeschreven:

Bij missive van de Permanente Kommissie van den 27 Oktober 1824 N627 is aan deze Weduwe in de kolonie het genot van vrije woning benevens een salaris van vier guldens sweeks toegelegd, met toezegging dat haar 5 kinderen bovendien nog in de gelegenheid zullen worden gesteld om door handen arbeid iets te verdienen.

Het oudste bewaard gebleven personeelsregister begint in 1828 en daarin staan de door Amsterdam verstrekte gegevens. De weduwe en haar kinderen staan op folio 53 van het personeelsregister 1828-1834 met invnr 997 en op folio 82 van het personeelsregister 1834-1859 met invnr 998. Van beide zijn geen scans.

Hieruit neem ik de gegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

Anna Christina Elisabeth Happe is volgens die inschrijving geboren 2 mei 1787. Haar geloofsovertuiging en die van haar kinderen is 'Evangelisch Luthersch'. Ze heeft de volgende kinderen bij zich:

● Dirk Frederik Haarman, geboren 29 september 1810 (een latere inschrijving maakt daar 29 april van, maar dat is een slordigheidje),
● Frederik Christiaan Haarman, geboren 11 juli 1812 (Amsterdam had opgegeven 11 juni 1812, ik weet niet welke juist is),
● Anna Christina Elisabeth Haarman, geboren 29 april 1814,
● Christina Helena Haarman, geboren 18 december 1815, en
● Carel Wilhelm Haarman, geboren op 15 augustus 1821.

Employés

Anna Christina Elisabeth Happe staat in die registers genoteerd als 'breijvrouw op ƒ 4:- 's weeks'. Daarvan krijgt ze ƒ 1, 25 uitbetaald in koloniale munt, die alleen in de koloniewinkel waarde heeft.

Ook de drie zoons zullen later in dienst van de Maatschappij treden. De in het navolgende genoemde besluiten heb ik allemaal niet gezien, maar zijn voor de liefhebbers op het archief te raadplegen in de uitgaande post van de permanente commissie.

Carrière Dirk Frederik

Dirk Frederik Haarman wordt op onbekende datum (het staat niet in het personeelsregister aangetekend) aangesteld als 'adsistent bij den boekhouder van het 2e en 3e Etablissement buiten) voor drie gulden per week in koloniale munt.

■ Op 31 augustus 1830 richt hij zich tot de permanente commissie, invnr 107 scans 965-966, of hij dat in gewoon geld kan krijgen om 'eeniger mate beter in de behoefte des huishouding mijner moeder te kunnen voorzien'. Bovendien hoopt hij 'onder aanwending van de meeste vlijt en ijver op de lijst der sollicitanten te mogen worden geplaatst bij voorkomende anvangamenten'.

■ Dat laatste lukt, hij wordt bij besluit van 14(?) Januari 1831 aangesteld als boekhouder bij het derde gesticht op een salaris van zeven gulden per week, invnr 997 folio 51. In het register met invnr 998 vervult hij op folio 76 die functie nog steeds. Als boekhouder maakt hij ook regelmatig de notulen van de tuchtzaken bij het derde gesticht, zowel die voor weeskinderen als voor arbeidersgezinnen als veteranen als bedelaars, alles bereikbaar via de tuchtpagina's.

Schutterij

■ Op 1 augustus 1832, als ons land nog steeds in conflict verkeert met België dat zich van ons wil afscheiden, gaat Frederik Christiaan Haarman in schutterlijke dienst. Volgens een overzicht van de Drentse Schutters dat een tijd (maar nu niet meer) op de site van de Drentse Historische Vereniging heeft gestaan, is hij daarbij fourier en blijft hij tot september 1834 in dienst, waarna hij met onbepaald verlof gaat.

Huwelijk Dirk Frederik

■ Op 21 juni 1834 treedt Dirk Frederik Haarman in het huwelijk met Margien Heidema. Zij is een dochter van de employé Willem Lammerts Heidema, die een eigen pagina heeft. Het echtpaar krijgt op de kolonie de volgende kinderen:

● Christoffel Frederik Haarman, geboren 1 november 1834 (dat is wel wat kort na het huwelijk, maar blijkbaar is Dirk Frederik zo'n vertrouwde werknemer dat er niet de gebruikelijke sancties volgen),
Marchien Haarman, geboren 27 juni 1836, en
Anna Christina Elisabeth Haarman, geboren 22 februari 1838 (dezelfde namen als de zuster van Dirk Frederik)..

■ Blijkbaar heeft die zuster Anna Christina Elisabeth Haarman rond haar twintigste verlof gekregen, want genoteerd is dat zij 'van verlof achtergebleven' is op 15 oktober 1834. Ze zal bijna twintig jaar van de kolonie wegblijven.

Carrière Frederik Christiaan

■ De precieze datum waarop Frederik Christiaan Haarman terugkeert uit schutterlijke dienst is niet genoteerd, maar op 20 oktober 1834 wordt hij aangesteld als assistent schrijver bij het magazijn van het derde gesticht te Veenhuizen voor twee gulden per week, invnr 998 folio 76.

■ Op 26 november 1836 wordt hij overgeplaatst naar het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, invnr 998 folio 92. Zie voor meer over dat instituut deze pagina. Hij wordt bij besluit van 16 november 1836 N30 onderdirecteur van het Instituut voor vijf gulden per week en doet er dan ook de boekhouding bij. Hij krijgt bij besluit van 19 september 1839 N31 een gulden per week er bij. Zie voor de inrichting van het personeelsbestand in Wateren deze pagina.

Uit het schriftje met Herinneringen van Reinier van Nispen, afgedrukt in De kinderkolonie pagina 292, blijkt dat Frederik Christiaan in het Instituut ook onderwijstaken heeft.

Huwelijk Frederik Christiaan

Hij heeft nu een inkomen waarvan je een gezin kunt onderhouden, dus:

■ Hij trouwt op 27 juli 1837 met  Barbe Christina Jurgens, geboren 8 september 1813 en dochter van de winkelier van het derde gesticht Herman Jurgens, zie deze pagina. Het stel krijgt te Wateren de volgende kinderen:

● Herman Frederik Haarman, geboren 13 juli 1838, Hij zal op 8 mei 1856 van de kolonie vertrekken. Tot die tijd is hij blijkbaar als ondermeester actief in de school van het derde gesticht te Veenhuizen, zie in dit verslag.
● Christoffel Frederik Haarman, geboren 7 maart 1840. Hij overlijdt 28 augustus 1845,
● Willem George Haarman, geboren 16 november 1841, In 1856 wordt hij in dit verslag voorgesteld als 'élève-ondermeester' bij het derde gesticht, maar het jaar erop, op 5 oktober 1857, treedt hij in dienst bij het 'Instruktie Bataljon' te Kampen, dat jongens van 16 tot 18 jaar opleidt tot onderofficier.

Vertrek Dirk Frederik

■ Op 22 augustus 1839 wordt Dirk Frederik Haarman 'uit de dienst der Maatschappij ontslagen'. Of dat tegen zijn zin of op zijn eigen verzoek is, heb ik niet nagekeken. Het gezin met de drie kinderen verlaat de kolonie, Dirk Frederik zal in 1855 te Hoogezand overlijden.

Frederik Christiaan terug in Veenhuizen

■ Op 1 juni 1844 keert Frederik Christiaan Haarman naar aanleiding van een besluit op 17 mei 1844 N8, terug in het derde gesticht te Veenhuizen. Hij is aangesteld als hoofdonderwijzer voor dat gesticht, dat sinds 1842 vooral bedelaars huisvest. Hij verdient 375 gulden per jaar, invnr 998 folio 84. Echtgenote Barbe Christina Jurgens blijft nog een paar dagen in Wateren, want

● Hendrik Karel Haarman wordt geboren 8 juni 1844 te Wateren. Hij overlijdt 5 september 1849.
Te Veenhuizen komen er bij:
Frederik Christiaan Haarman, geboren 9 september 1847,
Sophia Frederika Juliana Haarman, geboren 23 april 1849,
Anna Hermina Sophia Haarman, geboren 22 november 1851, en
Hermina Albertina Haarman, geboren 13 januari 1854. Zij overlijdt 20 april 1856.

De zussen

■ Christina Helena Haarman vertrekt van de kolonie op 16 maart of mei 1850.

■ Blijkbaar is Anna Christina Elisabeth Haarman, die in 1834 van de kolonie vertrok, teruggekeerd naar haar moeder, want ze overlijdt te Veenhuizen op 17 april 1853, aktenummer 67. In de overlijdensakte staat abusievelijk als geboortejaar 1817, maar dat moet 1814 zijn. Er is geen melding van een echtgenoot.

Carel Wilhelm als laatete

Carel Wilhelm Haarman wordt bij besluit van 17 juni 1856 N2 per 1 juli 1856 aangesteld als boekhouder-buiten bij het tweede gesticht te Veenhuizen voor zes gulden per week, invnr 998 folio 70. Hij trouwt daarop op 29 november 1856 met Margaretha Heijt, geboren 12 februari 1830, dochter van een arbeiderskolonist die op deze pagina staat. Het stel krijgt op de kolonie de volgende kinderen:

● Frederik Christiaan Haarman, geboren 9 mei 1858,
● Jacob Haarman, geboren 12 april 1860.

Tot slot

■ Op 31 mei 1858 overlijdt Anna Christina Elisabeth Happe, weduwe van Christoffel Frederik Haarman, te Veenhuizen op 71-jarige leeftijd, na dus meer dan dertig jaar als breivrouw te hebben gewerkt. Van de kinderen zijn dan nog in de kolonie Frederik Christiaan Haarman, hoofdonderwijzer van het derde gesticht en Carel Wilhelm Haarman, boekhouder-buiten bij het tweede gesticht.

Die zijn er nog als de Staat in 1859 de gestichten overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid. Of ze dan in dienst blijven en hoe lang weet ik niet, maar belangstellenden kunnen terecht in de personeelsregisters van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, Drents Archief toegang 0137.01 de invnrs 51-en-verder.