Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
In het eerste instituut te Veenhuizen zijn thans 1260 kinderen
geplaatst.
De toestand dier kinderen bij hunne aankomst, was opmerkelijk. Zoo
wij daarvan uitzonderen de Weezen uit Kampen, die van het
Roomsch-Katholijke Weeshuis te 's Hage, en bijna alle Weezen, uit
Zeeland en Vriesland aangekomen, op wier physieke en zedelijke
ontwikkeling niets valt aan te merken, hebben wij bijna alle
andere in een' deerniswekkende toestand ontvangen.
Onder honderdtallen werd naauwelijks één eenige aangetroffen, niet
door huid- en hoofdziekten als verteerd.
Wij hebben in het tijdschrift de Star welke van uwentwege wordt
uitgegeven N9 van dit jaar, in het algemeen verslag wegens den
staat der Maatschappij van Weldadigheid onder ander gelezen.
"In het eerste instituut (tot) in de toekomst verbeide.."
Wij vermeenen met de exceptie bij die zinsnede aangevoerd gelijk
te staan "zoo dat de weezen uit Kampen, die van 't Roomsch
Katholijk weeshuis te S'Hage en bijna alle weezen uit Zeeland en
Vriesland, die daar bij genoemd worden, over het geheel van geene
betere gesteldheid bij hunne opzending kunnen geweest zijn, dan
die kinderen welke uit ons godshuis naar Veenhuizen verzonden
zijn, 't geen wij niet alleen uit eigen overtuiging weten, maar
dat uit bijgaand attest ook kan blijken.
Wij moeten vastelijk veronderstellen dat in het drukken van 't
gemeld verslag, de naam van ons godshuis abusivelijk is
geomiteerd, of dat eene verkeerde opgave gedaan zij, iets dat wij
oordeelen niet ongemerkt te kunnen passeeren, ten einde het
publiek omtrend de door ons naar Veenhuizen opgezondene kinderen
geen verkeerd denkbeeld hebben.
Wij verzoeken UWEd. zeer vriendelijk te dezen ons te willen
informeeren op wat wijze het gezegde abuis verholpen zoude kunnen
worden.
Den ondergeteekenden Adjunct Commissaris van Policie over de stad
Leijden certificeere mits deze present te zijn geweest bij de
onderscheidene visitatien der kinderen, welke hij naar de colonien
Veenhuisen heeft overgebragt en wel duidelijk van den Heere doctor
te hebben verstaan dat hij zeer te vreden was over de zuiverheid
des ligchaams en de zindelijkheid der kleeding enz. van de
Leijdsche kinderen.
Leijden den 18e october 1825
Den Adjunct Comm. voornd.
A.J. Leenders