Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



D


In het maandblad van de Maatschappij van Weldadigheid de Star wordt in het jaarverslag in het nummer van september 1825, zie ook deze pagina, verslag gedaan van de conditie van de aangekomen weeskinderen:


In het eerste instituut te Veenhuizen zijn thans 1260 kinderen geplaatst.
De toestand dier kinderen bij hunne aankomst, was opmerkelijk. Zoo wij daarvan uitzonderen de Weezen uit Kampen, die van het Roomsch-Katholijke Weeshuis te 's Hage, en bijna alle Weezen, uit Zeeland en Vriesland aangekomen, op wier physieke en zedelijke ontwikkeling niets valt aan te merken, hebben wij bijna alle andere in een' deerniswekkende toestand ontvangen.
Onder honderdtallen werd naauwelijks één eenige aangetroffen, niet door huid- en hoofdziekten als verteerd.

Dat schiet de regenten van het Heilige Geestgasthuis te Leiden volkomen in het verkeerde keelgat. In een brief rond 19 oktober 1825, invnr 76, schrijven zij:


Wij hebben in het tijdschrift de Star welke van uwentwege wordt uitgegeven N9 van dit jaar, in het algemeen verslag wegens den staat der Maatschappij van Weldadigheid onder ander gelezen.

"In het eerste instituut (tot) in de toekomst verbeide.."

Wij vermeenen met de exceptie bij die zinsnede aangevoerd gelijk te staan "zoo dat de weezen uit Kampen, die van 't Roomsch Katholijk weeshuis te S'Hage en bijna alle weezen uit Zeeland en Vriesland, die daar bij genoemd worden, over het geheel van geene betere gesteldheid bij hunne opzending kunnen geweest zijn, dan die kinderen welke uit ons godshuis naar Veenhui­zen verzonden zijn, 't geen wij niet alleen uit eigen overtuiging weten, maar dat uit bijgaand attest ook kan blijken.

Wij moeten vastelijk veronderstellen dat in het drukken van 't gemeld verslag, de naam van ons godshuis abusivelijk is geomiteerd, of dat eene verkeerde opgave gedaan zij, iets dat wij oordeelen niet ongemerkt te kunnen passeeren, ten einde het publiek omtrend de door ons naar Veenhuizen opgezondene kinderen geen verkeerd denkbeeld hebben.

Wij verzoeken UWEd. zeer vriendelijk te dezen ons te willen infor­meeren op wat wijze het gezegde abuis verholpen zoude kunnen worden.


De regenten hebben een verklaring bijgevoegd van een politiefunctionaris:

Den ondergeteekenden Adjunct Commissaris van Policie over de stad Leijden certificeere mits deze present te zijn geweest bij de onderscheidene visitatien der kinderen, welke hij naar de colonien Veenhuisen heeft overgebragt en wel duidelijk van den Heere doctor te hebben verstaan dat hij zeer te vreden was over de zuiverheid des ligchaams en de zindelijkheid der kleeding enz. van de Leijdsche kinderen.

Leijden den 18e october 1825
Den Adjunct Comm. voornd.
A.J. Leenders


Rest volgt