Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Zijne Excellentie de
Minister van Binnenlandsche Zaken ter eene en de Permanente
Commissie der Maatschappij van Weldadigheid ter andere zijde
Gezien de drie kontrakten gesloten den 7 October 1822, 1
February 1823 en 1 maart 1823 ter plaatsing en overneming in de
gestichten van de Maatschappij van Weldadigheid, van op het
eerstgemelde 1000 bedelaars, het tweede 200 bedelaars en het
derde 4000 kinderen, 1500 bedelaars en 500 behoeftige
huisgezinnen, alle door Zijne Majesteit goedgekeurd en
bekrachtigd
Overwegende dat de vervulling van de bepalingen vervat in
laatstgenoemde dier kontrakten, bij het Gouvernement aanleiding
geeft tot moeyelijkheden en bezwaren, zoowel ter zake van de
zwarigheden welke hetzelve ontmoet in het voltallig maken van de
4000 kinderen en 1500 bedelaars waarvan de plaatsing daarbij
bepaald is, als ook meer bijzonder ter zake van de uit die
onvoltalligheid voortvloeyende onmogelijkheid om rembours te
erlangen van de sommen, welke het Gouvernement zich bij dit
kontrakt verbonden heeft aan de Maatschappij van Weldadigheid te
betalen
Overwegende dat de Permanente Kommissie allezins gezind en
bereid is tot het beramen en aangaan van zoodanige schikkingen,
welke kunnen strekken om het Gouvernement voor alle die bezwaren
en nadeelen bij vervolg te behoeden, voor zoo verre die
schikkingen maar enigzints zijn overeentebrengen zoowel met de
aan hare zorgen toevertrouwde belangen der Maatschappij als
bepaaldelijk, met de verpligtingen en verbintenissen, welke ten
gevolge van de in die kontrakten zelve vermelde geldleningen
zijn aangegaan;
Zijn met elkander, de eerste onder approbatie van Zijne
Majesteit den Koning, en de tweede als daartoe geautoriseerd
door de Kommissie van Weldadigheid, overeengekomen gelijk zij
verklaren overeentekomen bij dezen hetgeen volgt:
Artikel 1
Ten aanzien van het getal personen waarvoor gekontrakteerd is,
en de verdere daarbij voorkomende bepalingen, blijven de
kontrakten van 7 oktober 1822 en 1 februari 1823 in derzelver
geheel, gelijk ook dat van 1 maart 1823 voor de helft der daarin
vermelde personen en dus voor 2000 kinderen, 750 bedelaars en
250 huisgezinnen overanderd blijft.
Artikel 2
Ten aanzien van de tweede helft der daarin vermelde personen
wordt het kontrakt van 1 maart 1823 in zoo verre gewijzigd, dat
aan het Gouvernement het regt wordt toegekend, om in plaats van
de 2000 kinderen, 750 bedelaars en 250 huisgezinnen, in de
Gestichten van de Maatschappij te doen opnemen 4000 personen,
hetzij kinderen, hetzij behoeftige huisgezinnen, hetzij
bedelaars, hetzij ontslagene gevangenen, in zoodanige
evenredigheid als het Gouvernement met deszelfs belangen meest
overeenkomstig zal oordeelen.
Artikel 3
Aan het Gouvernement wordt, behalve de keuze in het vorig
artikel vermeld, nog toegekend het regt, om te bepalen wanneer
de plaatsing van gemelde personen zal geschieden.
Artikel 4
Het Gouvernement, gebruik makende van de vrijheid, aan hetzelve
in het vorige artikel toegekend, zal ten einde de Permanente
Kommissie in staat te stellen, om, naarmate van de soort der
personen de noodige schikkingen ter overneming te kunnen maken,
om de zes maanden aan de Permanente Kommissie opgeven, hoeveel
en van welke soort van personen, hetzelve in de loop van het
halfjaar verlangt te plaatsen, en de Permanente Kommissie
verbindt zich vier maanden na die kennisgeving ter overneming
gereed te zijn.
Artikel 5
In plaats en ter vervanging van de respekten betalingen van f
35,000 f 7,000 en f 180,000 tezamen uitmakende eene jaarlijksche
somma van f 222,000 bij de gemelde kontrakten door het
Gouvernement aan de Maatschappij van Weldadigheid toegekend en
versproken, gedurende een tijdvak van 16 jaren, aanvang genomen
hebbende met het ingaan respektivelijk van gemelde kontrakten,
zal door het Gouvernement aan de Maatschappij van Weldadigheid
betaald worden eene perpetuele rente van f 128,000 's jaars.
(in het klad staat hier een extra verhaal in de kantlijn)
Artikel 6
De genoemde perpetuele rente heeft een aanvang genomen met 1
juny 1826
Artikel 7
De kontraktant ten eenre verbindt zich, om te zorgen, dat de
meergemelde perpetuele rente aan de kontraktanten ten andere
zijde stiptelijk worde voldaan, en wel in halfjarige termijnen
op den 1 juny en 1 december van ieder jaar, waarvan de eerste
zal verschijnen den 1 December 1826.
Artikel 8
Het zal aan het Gouvernement vrijstaan om ten allen tijde, door
gedurende 16 jaren boven de gemelde f 128,000, aan de Permanente
Kommissie te betalen de som van f 94,000 s jaars, en alzo
tezamen f 222,000, de betaling van de gemelde perpetuele rente
van f 128,000 voor het vervolg te doen ophouden.
Artikel 9
Bij volgende aanvullingen zal in plaats van de vroeger bepaalde
f 12 voor kleeding per hoofd, aan de Permanente Kommissie
betaald worden f 15 per hoofd.
Artikel 10
Indien het Gouvernement mogt verlangen, in mindering van de in
artikel 2 vermelde 4000 personen, invalide militairen bij de
Maatschappij te plaatsen, zal zulks almede kunnen geschieden,
doch de daaromtrent te beramen bepalingen zullen het onderwerp
van een afzonderlijk kontrakt uitmaken, waarbij tevens zal
worden bepaald welk gedeelte van de bovengemelde perpetuele
rente van f 128,000 door de daarbij te bepalen
bestedingspenningen zal worden vervangen.
Artikel 11
Alle de verdere bepalingen van de bovengemelde kontrakten, welke
door de hiervoor gemaakte bepalingen niet uitdrukkelijk
gewijzigd of vervangen zijn, blijven volkomen van kracht.
Artikel 12
Deze overeenkomst zal alvorens verbindende te zijn, aan de
speciale approbatie van Zijne Majesteit den Koning worden
onderworpen.
Aldus dubbeld gedaan, gesloten en geteekend te s Gravenhage den
16 juny 1826 en den 19 juny daaraanvolgende.
De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid
Faber van Riemsdijk
J. Sluiter
De Minister van Binnenlandsche Zaken