Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Op 27 december 1823 draagt de subcommissie van weldadigheid
Alkmaar een gezin uit Nieuwe Niedorp voor als
arbeidershuisgezin te Veenhuizen. Klaas Pieterse Prins en
Trijntje Cornelis Buis met vier kinderen. De brief bevindt zich
in invnr 67 scan 759 (zie bovenaan de pagina hoe de scans te
bereiken zijn).
De permanente commissie accepteert de voordracht op oudejaarsdag
1823, zie designatie 109 in het designatieregister
1823. Het gezin arriveert in de kolonie op 21 januari 1824
en betrekt woning nummer 73 in het eerste gesticht.
Ze staan op het
overzicht van arbeidershuisgezinnen in het eerste gesticht
elders op de site en ze worden geadministreerd in het stamboek van
het eerste gesticht met invnr 1571, scan 25. Daar heeft niemand de
moeite genomen om geboortedata te noteren, dus we zullen het wat
de gezinsgegevens moeten doen met de vage noties van Alkmaar en
andere bronnen:
● Klaas Pieterse Prins is volgens zijn overlijdensakte
geboren als zoon van Pieter Prins en Maartje Derks Keesman in
1779 te Oude Niedorp en dus bij aankomst rond de 45 jaar
oud. Hij is getrouwd met:
● Trijntje Cornelis Buis, is volgens haar
overlijdensakte geboren 29 januari 1786 te 'Nieuwe
Wierip', maar dat zal wel Nieuwe Niedorp moeten zijn, dus bij
aankomst 37 jaar. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij
zich:
● Maartje Prins is volgens de opgaaf van de
subcommissie Alkmaar geboren in 1814,
● Trijntje Prins is volgens diezelfde bron geboren
in 1818,
● Cornelis Prins is volgens Alkmaar geboren 1819 en
volgens zijn overlijdensakte in 1820, en
● Neeltje Prins is volgens haar overlijdensakte
geboren op 21 juli 1822.
Drie maanden na aankomst, op 28 april 1824, overlijdt
moeder Trijntje Buis. Daarna wil vader Klaas blijkbaar met
de kinderen weg uit Veenhuizen en terug naar Alkmaar. Op 6
juli 1825 schrijft de subcommissie Alkmaar, invnr 75 scan
71:
Gaarne wenschte wij eerst mogen of het huishouden van Klaas Pieterse Prins te Veenhuizen door mij opgezonden ook eenig schulden had bij de administratie daar de subkommissie aanvrage wilde doen aan de Permanente Kommissie om dezelve terug te hebben en uitdien wilde wij gaarne weten hoeveel de schuld was indien hij daarvan zoude gaan dewijl als die niet te hooge als dan voor hem zoude betaald worden.
Aangenaam zoude het mij zijn indien UEd. mij zulks zoude willen opgeven, en of er van de schuld ook de goederen wierde afgetrokken welke hij achterliet en dus hoeveel dan de onzuivere som was welke als dan zoude moeten betaald; met een en ander zoude UEd. mij bijzonder verplichten indien UEd. mij dit zoude willen opgeven.
De brief is gericht aan de directeur der koloniën en het is niet
de bedoeling dat die in correspondentie treedt met subcommissies,
dat is voorbehouden aan de permanente commissie. Het duurt een
tijdje eer de directeur de brief doorstuurt. Op 30 juli 1825,
ook invnr 75, schrijft hij:
Nog heb ik de eer de Permanente Kommissie hier nevens te doen toekomen eene missive van den secretaris der subkomissie te Alkmaar van den 6 dezer met een extract uit de rekening van de daarbij bedoelde arbeider Prins te Veenhuizen, ten einde te kunnen dienen, ingeval de Permanente Kommissie mogt goedvinden, over de inhoud des briefs in onderhandeling te treeden;
eene misvatting in de bedoelde persoon, als zijnde meer dan een kolonist van dien naam, is oorzaak van het niet vroeg opzenden dezer stukken; terwijl ik ook eerst op heden de schrijver des briefs kennis geef, dat ik tot het beantwoorden van denzelve niet bevoegd ben.
Bij deze brief gevoegd is een door de onderdirecteur-binnen van
het eerste gesticht op 29 juli 1825 gemaakt overzicht van
de stand van de schuld van Klaas Prins, invnr 75 scan 381:
Klaas Prins kolonist
Verstrekte kleeding, huisraad voor 1e mise ƒ 260"97½
De waarde van deszelfs huisraad getaxeerd op ƒ 29"85
Rest ƒ 231"12½
Op 1 july 1825 tegoed op de lopende schuld ƒ6"45
Op 1 july 1825 schulden op reserve ƒ16"80
Veenhuizen den 29 july 1825
De onder Directeur binnen het 1e gesticht
Textor
Hoe deze discussie verder is gegaan weet ik niet, maar van een
vertrek uit Veenhuizen komt het niet. Vader Klaas Prins overlijdt
op 18 oktober 1826.
De vier kinderen worden vanuit het woninkje aan de buitenkant
overgebracht naar de zalen aan de binnenkant van het gesticht.
Omdat er niemand is die via een contract of contributie heeft
betaald voor hun plaatsing komen zij voor rekening van de
Maatschappij van Weldadigheid. Ze staan op het overzicht van op PK
(particulier contract) gevestigde weeskinderen 1825-1828. Onderaan
de pagina kan worden doorgeklikt naar de volgende lijsten.
Daar valt te zien dat op 26 april 1827 Cornelis Prins
overlijdt en op 24 augustus 1829 Neeltje Prins.
Dan zijn alleen de twee oudsten er nog, Maartje Prins,
geboren rond 1814, en Trijntje Prins, geboren rond 1818.
Hoe het daarmee is afgelopen, zou ik echt niet weten want er zit
een enorm gat in de registratie van op contract geplaatste
weeskinderen. Wie er achter wil komen zal de ontslagvoordrachten
van 1834 tot 1838 moeten doorbladeren, invnr 1433. Daar zullen ze
ergens tussen moeten staan.