Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Een aantal daarvan worden besproken op de pagina's 97-98 van De
kinderkolonie. Hier de stukken over de op die pagina's
genoemde namen.
Daarbij worden af en toe invnrs genoemd van wezenregisters en ingekomen post. Daarvan zijn scans, zie helemaal bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn.
● Barend Berghegger heeft het weesnummer 1155 in het
register van het derde gesticht in Veenhuizen met invnr 1572 en in
het register van weeskinderen 1828-1829 met invnr 1410. Volgens
die registratie is hij geboren op 22 mei 1814. Hij is - gelijk met
zijn hieronder staande broer - op 28 juni 1827 in
Veenhuizen gekomen vanuit Amsterdam. Bij beide broers is als
geloofsovertuiging aangetekend 'Luthersch'.
● Jan (Albert) Berghegger heeft het weesnummer 1159 in de
invnrs 1572 en 1410. Volgens die registratie is hij geboren op 22
januari 1819.
Er zal eerder over hen gecorrespondeerd zijn, maar dat heb ik
niet gezien. Voor de liefhebbers is hier een
lijstje met brieven waarin de naam Berghegger voorkomt. Wat
ik wel heb gezien is een brief van het ministerie van Binnenlandse
Zaken van 6 januari 1829, invnr 95 scan 417:
De Administrateur voor de Gevangenissen en het Armwezen,
Gezien de missive van den Heer Gouverneur van Noord-Holland in dato 22 november 1828 no.82/10666, houdende informatie der kennisgeving van het stedelijk bestuur van Amsterdam dat de wed. B. Berghegger te dier stede, moeder van de in de kinder Etablissementen te Veenhuizen opgenomene kinderen Barend en Jan Albert Berghegger, door het aangaan van een tweede huwelijk in staat gesteld zijnde, zelve voor die kinderen te zorgen, de terugzending dier kinderen heeft verzocht.
Gezien het daarop bij de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid te ’s-Gravenhage ingewonnen berigt; autoriseert de Commissie voornoemd de beide kinderen Barend en Jan Albert Berghegger aan derzelver moeder te laten volgen, of aan dengenen, die zich van harentwege ter afhaling dezer kinderen aan de gestichten te Veenhuizen zal aanmelden.
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Heer Gouverneur van Noord-Holland, zoo tot informatie, als om de wed. Berghegger, door het stedelijk bestuur van Amsterdam, van den inhoud kennis te geven, als mede, aan de meergenoemde Commissie om dien overeenkomstig te handelen.
Daarna is het allemaal blijkbaar nog niet zo een-twee-drie
geregeld, want de officiële ontslagdatum in het register van de
jongens is 13 september 1830.
● Anna Maria Olm heeft het weesnummer 359 in het register
van het eerste gesticht te Veenhuizen met invnr 1571. Volgens die
registratie is zij in 1812 geboren. Zij is op 3 september 1824
in het kindergesticht aangekomen vanuit Amsterdam.
Er zal eerder over haar gecorrespondeerd zijn, maar dat is niet
te vinden. Wel is er een brief van het ministerie van Binnenlandse
Zaken over haar op 6 september 1826, invnr 81, zie de scan:.
Aan de Permanente Commissie van de Maatschappij van Weldadigheid
Ministerie van Binnenlandse Zaken
Armwezen no. 66
De Administrateur voor het Armwezen
Gezien het request aan Zijne Majesteit ingediend door Alina van Agtree te Amsterdam, houdende haar verzoek om ontslag voor haar kind Anna Maria Olm uit de kolonie Veenhuizen.
Gezien de daarop ingewonnen berigten bij den Heer Gouverneur van Noord Holland van den 12e augustus ll. No 37/10582, en bij de Permanente Commissie van de Maatschappij van Weldadigheid te ’s-Gravenhage van den 1 september 1826 no 520.
Gelet op de 6 appointen en 6 van renvooy van Z.M. van den 27 juli ll. No. 79, waarbij voorn. request aan het departement van Binnenlandsche Zaken is gerenvoyeerd geworden.
Autoriseert de Permanente Commissie voornoemd om Anna Maria Olm te laten volgen aan de requestrante of dengenen die zich van harertwegen daartoe aan de kolonie zal adresseren.
Afschrift dezes zal worden aan den Heer Gouverneur van Noord Holland en aan requestrante
(de rest van de brief mist)
Nog diezelfde maand, 22 september 1826, wordt Anna Maria
Olm opgehaald en verlaat zij Veenhuizen.
● Pieter van Grieken heeft het weesnummer 72 in het
register van het eerste gesticht te Veenhuizen met invnr 1571.
Volgens die inschrijving is hij geboren in 1808. Hij is op
20 februari 1824 aangekomen in Veenhuizen vanuit Tiel, maar
daar was hij uitbesteed door het Amsterdamse
Aalmoezeniersweeshuis. Hij staat ook op de eerste lijst van dat
huis (met volgnummer 137).
De eerste brief over hem is van 4 oktober 1826 en komt van het
ministerie van Binnenlandse Zaken, invnr 81:
Ministerie van Binnenlandse Zaken,
Armwezen no. 37,
Onderwerp: opzending van kinderen naar Veenhuizen
’s-Gravenhage, den 4 oktober 1826
Ik heb de eer UwelEd hiernevens te doen toekomen, eene missive van den Heer Gouverneur van Noord Holland, ten geleide van eenen Staat, van eenigen kinderen, welke uit het aalmoezeniers weeshuis te Amsterdam naar het kinderetablissement te Veenhuizen zijn gezonden.
UwEd zullen opmerken dat in de genoemde missive melding wordt gemaakt, van een verlangen van de Stad Amsterdam, teneinde Pieter van Grieken, no.72 worde ontslagen, alzoo zijne moeder in staat is gesteld voor hem, op eene ordentelijke manier te kunnen zorgen.
Ik verzoek UwEd mij derhalve deszelfs consideratien en advies op dit verzoek wel te willen meededeelen.
De Administrateur voor het Armwezen
De permanente commissie heeft op de brief genoteerd dat zij de
brief besproken heeft op haar vergadering van 14 oktober bij
agendapunt N9 en dat zij op 17 oktober een antwoord heeft
gezonden. Dat heb ik allebei niet bekeken, maar dat hoeft ook
niet, want het wordt duidelijk uit de brief van het ministerie van
21 oktober 1826, invnr 81, zie de scan:
De Administrateur voor het Armwezen
Gezien de missive van den Heer Gouverneur van Noord-Holland, houden voorstel tot het verleenen van ontslag aan Pieter van Grieken, welk vanwege het Aalmoezeniers-Weeshuis te Amsterdam te Veenhuizen is uitbesteed;
Gelet op het berigt der permanente commissie der Maatschappij van Weldadigheid;
Autoriseert de Commissie voornoemd om Pieter van Grieken te ontslaan;
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Heer Gouverneur van Noord Holland, tot informatie, en aan de meer genoemde Commissie om dienovereenkomstig te handelen;
’s-Gravenhage,
den 21 october 1826,
de Administrateur voornoemd
Een maand later, op 21 november 1826, keert Pieter van
Grieken terug naar zijn moeder.
● Bernardus Siepelmeijer heeft het weesnummer 495 in de
invnrs 1571 en 1410. Volgens die registratie is hij geboren in
1816. Hij is op 3 september 1824 het kindergesticht
binnengebracht vanuit Amsterdam. Er staat genoteerd dat hij op 23
april 1828 'in zeedienst' is gegaan, maar op het tweede vel
van deze brief
staat dat dat een abuis is, het blijkt te gaan om ene Barend
Snaphaan die bij de Marine is gegaan.
Er is een brief over hem van Binnenlandse Zaken op 19 januari
1829, waarvan alleen de samenvatting bewaard is gebleven,
invnr 95:
Ontv 19 Jan 1829, N94, Administrateur voor de Gevangenissen en het Armwezen zendt in berigt, C&A, eene missive van den Gouverneur van Noord-Holland daarbij verzoekende om ontslag voor het kind Bernardus Siepelmeijer, Beantw 3 Feb N111; not 29 Jan art 28.
Oftewel: 'berigt, C&A' is verkort voor 'berigt, consideratiën
en advys', 'not 29 Jan art 28' betekent dat in de notulen van de
vergadering van 29 januari bij agendapunt 28 staat wat er over
besproken is, 'ontv' en 'beantw' lijkt me duidelijk.
Vervolgens is er een brief met het besluit van Binnenlandse Zaken
op 11 februari 1829, invnr 95, zie de scan:
De Administrateur voor de Gevangenissen en het Armwezen,
Gezien de missive van den Heer Gouverneur van Noord-Holland, kennisgevende van het verlangen van Johannes Siepelmeijer te Amsterdam, om zijn te Veenhuizen uitbesteed kind Bernardus te mogen tot zich nemen.
Gezien het daarop ingewonnen berigt van de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid te ’s Gravenhage;
Autoriseert de genoemde Commissie, om Bernardus Siepelmeijer te laten volgen aan zijnen vader of dengenen die zich van zijnentwege aan het gesticht ter overneming zal aanmelden.
Afschrift hiervan zal worden gezonden aan den Heer Gouverneur van Noord-Holland tot informatie en aan de genoemde Commissie, met verzoek om dienovereenkomstig te handelen.
Het duurt een kleine twee maand, maar op 6 april 1829 verlaat Bernardus Siepelmeijer het kindergesticht te Veenhuizen.
● Jean Batiste Joseph Duval staat met het weesnummer 78
in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 en in het
wezenregister 1835 en verder met invnr 1412. Volgens die
registraties is hij geboren op 15 Maart 1822, is hij
rooms-katholiek en is hij door de stad Amsterdam naar het
kindergesticht gebracht op 16 juni 1831. Wat volgens
onderstaande brief de schuld zou zijn van de broer van zijn
moeder.
Uit de brief van die moeder wordt geciteerd op pagina 268 van De
kinderkolonie terwijl het eenzaam sukkelen met dit jonge
spruitje ook de paragraaftitel levert. De brief is een
verzoekschrift aan het gemeentebestuur van Rotterdam, dat de
burgemeester van die stad heeft laten kopiëren en dan op 30
augustus 1836 aan de permanente commissie stuurt, invnr 175
en vul rechtsonder scannummer 282 in. Op die kopie heeft het
gemeentebestuur een paar dingen geschreven:
Kopie van een verzoekschrift in dato 1 Junij jl. op gezegeld papier van Rotterdam ingezonden; en waarop op den 30 Augustus 1836 door den Burgemeester van Rotterdam de gewone ontbieding is gedaan, strekkende toezending dezes, om, desnoods alle verkeerde aanmerkingen te kunnen en moeten tegengaan.
Hier is bijgevoegd een gezegelde Bijlagen door bekende Inwoonderen van Rotterdam bevestigd.
Alsnu met nedrig verzoek van bespoediging, verzonden franco van Rotterdam aan de Permanente of Hoofdkommissie der Kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid, den dertigsten Augustus 1800 zes en dertig.
Dan de brief zelf, althans de kopie:
Aan enzovoort.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen: Johanna Hendrika van der Sal, tegenwoordig wonende te Rotterdam, Hoogstraat L. 260.
Dat zij op den 15 Maart 1822 in het kraambedde beviel van een zoon, welke in de geboorteregisters der Stad Amsterdam wierd ingeschreven, als echt natuurlijk erkend kind, buiten huwelijk verwekt; onder den naam van Jean Baptiste Jozeph, de vader Jean Baptiste Jozeph Duval, en de moeder Johanna Hendrika van der Sal.
Dat deze genoemde vader, zeer kort naar die geboorte, is overleden, en daardoor een voorgenomen echtverbintenis werd teleurgesteld.
Zoodat zij eenzaam, met dit jonge spruitje sukkelen bleef, en hetzelve door overmaat van smart, niet meer van het noodige kunnende voorzien, hetzelve in het laatste gedeelte van 1830 onder de verzorging van eene te Amsterdam wonende broeder heeft gelaten.
Welke broeder, buiten weten van haar als moeder, dit kind op zoodanige wijze heeft aangegeven, dat hetzelve verder opgezonden is, naar eene der Kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid, waar hetzelve zig nu alsnog bevind.
Tegenwoordig is zij, ondergeteekende op den 4 Februarij 1835 in den echt getreden met Pieter Thienhoven, schoenmakersknegt, zijnde uit dit huwelijk reeds een spruitje verwekt.
Deze Pieter Thienhoven is een arbeidzaam man, heeft menschelijk gevoel, is gepasporteerd militair, in dato 15 November 1835, naar negen jaren den Koning en vaderland!, onder andere tijdens de moedige verdediging der Antwerpsche Citadel te hebben gediend - terwijl hij, eindelijk van alle handelingen en betrekkingen van opgenoemd kind geheellijk bekend is.
Door deze omstandigheden gedreven, heeft deze hare man, het edel gevoel en besluit op zig genomen om dit kind als een tweede vader aan te nemen, en naast GOD! te beminnen, beschermen, optevoeden en onderhouden, als zijne eigen kinderen.
Dit besluit heeft haar eenigzints, eene opbeurende gemoedsgesteldheid teruggegeven, waaraan zij zedert de ongehoorde en onbekende verwijdering van dit haar in onafgebroken ongesteldheid gedompeld hield.
Dewijl nu alle die rampen zouden zijn optebeuren,verbeteren en herstellen zijn, door de tegenwoordigheid van dezen zoon aan de huislijke woning.
Zoo bidt en smeekt zij nedrig en eerbiedig dat dit spoedig moge geschieden.
En dat zij daarvan berigt moge erlangen - of de middelen moge weten op welke wijze dit geschieden kan.
’t Welk doende etc
JH van der Zaal
X, dit het gewone merk van P. Thienhoven kunnende niet schrijven
De permanente commissie heeft op de brief aangetekend dat zij
het bespreekt op haar vergadering van 14 september 1836 bij
agendapunt N15. Dat heb ik niet bekeken, maar het resultaat
spreekt voor zich: Jean Batiste Joseph Duval verlaat het
kindergesticht op 1 december 1836.
● Emilia Louisa Charlotte Poppelbaum staat met het weesnummer 1930 in het wezenregister met invnr 1413. Volgens die registratie is zij geboren 10 juli 1830, is zij hervormd en afkomstig uit Amsterdam dat haar naar het kindergesticht heeft gebracht op 6 augustus 1838. Het hieronder genoemde verzoek van haar vader bevindt zich niet in het archief, dat zal zijn teruggestuurd naar het ministerie.
Er is alleen een brief van de directeur der koloniën aan de
permanente commissie met nummer N982 en gedateerd 10 april
1839, invnr 208:
Frederiksoord, den 10 april 1839
Ik heb de eer UwEdG op de marginale van 28 maart jl. N11, te antwoorden, dat E.L.C. Poppelbaum N1930 een meisje is van 8 jaren oud, welke bij het 3 Gesticht te Veenhuizen is geplaatst, op de benadering van welk kind, door den vader, bij het hierbij teruggezonden wordende stuk vermeld, van de zijde der Maatschappij geen aanmerkingen te maken zijn.
De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg.
De permanente commissie noteert op de brief dat ze dit bespreken
op 20 april 1839 bij agendapunt N5 en dan besluiten
ze waarschijnlijk hun goedkeuring te laten blijken aan het
ministerie, want op 18 Juny 1839 verlaat Emilia Louisa
Charlotte Poppelbaum voorgoed het kindergesticht.