Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Besluit permanente commissie 8 oktober 1830 N1: Bepalingen
nopens de algemeene wapening en de handhaving der rust in de
kolonie
De Permanente Commissie
der Maatschappij van Weldadigheid
In aanmerking nemende de noodzakelijkheid om in de tegenwoordige
omstandigheden van het Vaderland, zoo ten aanzien der Algemeene
Wapening als met betrekking tot de handhaving der rust en orde
in de kolonien eenige bepalingen vast te stellen:
Besluit:
Artikel 1
De Heer Inspecteur Visser zal zich ten spoedigste naar de
kolonien begeven ten einde in overleg met den Directeur alles te
regelen wat aldaar betrekking heeft zoo tot de oproeping voor
algemeene wapening als tot het beramen der noodige maatregelen
ter bewaring van de rust en orde.
Artikel 2
Hij zal daaromtrent in acht nemen de hoofdregelen bij de
volgende artikelen voorgeschreven.
Artikel 3
Zoo wel onder de ambtenaren als onder de kolonisten zal het
dienst nemen niet alleen worden toegelaten, maar ook behooren te
worden aangemoedigd en bevorderd.
Artikel 4
Ten aanzien van de ambtenaren die in dienst verlangen te treden
zal voor zoo verre zij niet allen gemist kunnen worden, de
voorkeur gegeven worden aan hen die reeds gediend hebben. De
gehuwde ambtenaren zullen zoo veel mogelijk in het genot blijven
van hunne tractementen tot onderhoud van vrouw en kinderen,
behoudens die schikkingen, welke onvermijdelijk mogten zijn ten
aanzien van hen aan wie de waarneming hunner werkzaamheden zal
worden opgedragen, zullende echter aan de ambtenaren die niet in
dienst treden, moeten worden onder het oog gebragt, dat zij zoo
veel mogelijk de werkzaamheden der afwezenden, zonder belooning
behooren waar te nemen. Aan de gehuwde ambtenaren zal ook,
tenzij er redenen ter contrarie mogten bestaan, de toezegging
kunnen worden gegeven, dat zij, bij ontslag uit de dienst, in
hunne betrekkingen zullen kunnen terug keeren. De ongehuwde
ambtenaren, die in dienst treden, zullen geen tractement
genieten, en hen zal de toezegging worden gedaan dat zij zoo
veel mogelijk, insgelijks in hunne betrekkingen zullen kunnen
wederkeeren. Indien tot de waarneming hunner werkzaamheden bij
ongenoegzaamheid der overblijvenden onverhoopt eene vreemde(??)
benoeming noodzakelijk mogt zijn, zal dit niet anders dan
provisorisch zijn.
Artikel 5
De ambtenaren die in dienst treden, zullen vóór hun vertrek al
hetgeen hunne administratie betreft in behoorlijke orde
overgeven aan diegenen, die met hunne functies zullen worden
belast.
Artikel 6
De bedelaarskolonisten die vrijwillig dienst verlangen te nemen,
zullen voorloopig in de gestichten onderzocht worden, en
geschikt bevonden wordende, aan de bevoegde autoriteit worden
aangeboden.
Omtrent de kinderen en de weezen van 18 jaren en daarboven, zal
hetzelfde plaatsvinden, en omtrent die beneden de 18 jaren welke
voor de dienst geschikt zijn zal de Inspecteur indien de
autoriteiten gemagtigd zijn om dezelve aan te nemen, even zoo
handelen en in tegenovergesteld geval aan de P.C. opgeven
degenen, die dienst verlangen te nemen.
Ten aanzien van gewone kolonisten, hoevenaars en arbeiders, zal
op denzelfden voet worden te werk gegaan, zullende daarbij
evenwel zoo veel mogelijk worden gelet op de zamenstelling der
huisgezinnen en in verband daarmede de dienstnemingen aan of
afgeraden.
Artikel 7
De kolonisten, weezen en bedelaars die verlangen in dienst te
treden, zullen regelmatig aan de bevoegde autoriteit worden
aangeboden.
Artikel 8
De Heer Inspecteur zal van de Kommandant der Veteranen opnemen,
welke van dezelve de overplaatsing in active dienst mogten
gevraagd hebben en aan wie dit al of niet zal zijn toegestaan.
Artikel 9
Hij zal aan de Ommerschans bepaaldelijk nagaan, welke geest
onder de bevolking heerscht en of er eenige en zoo ja welke
maatregels te nemen zijn tot handhaving van rust en orde, waarin
alsdan zoo veel al worden voorzien, hetzij door meerdere
wapening van de Veteranen Veldwachters, hetzij door
vermeerdering van derzelver getal, hetzij door vervanging, bij
het overgaan in active dienst, van een gedeelte derzelver,
hetzij eindelijk bij gebrek aan gemnoegzame magt in (??) de
geèmployeerden en de bevolking zelve, door overleg met de
provinciale autoriteiten.
Artikel 10
De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede van
toepassing op Veenhuizen N2 en zal overigens ook ten aanzien van
Veenhuizen N1 & 3 en van de gewone kolonien worden nagegaan
of er maatregelen van voorzorg noodig zijnen dezelve zoo veel
mogelijk worden aangesteld.
Artikel 11
Indien bij indiensttreding van kolonisten, ten aanzien van den
landbouw, door gebrek aan handen moeijelijkheden mogten ontstaan
of te voorzien wezen, zal den Heer Inspecteur bepalen hoedanig
daarin door paardenarbeid of anderzins te voorzien is.
Artikel 12
De Heer Inspecteur zal nagaan en met den Heer Directeur
overleggen in hoeverre het tot behoud van rust en orde
noodzakelijk zou kunnen wezen zijn verblijf in de kolonien
langer uit te stellen, dan, tot het daarstellen van hetgeen
hierboven is opgenomenvereischt wordt, in welk geval beiden de
meer bepaalde surveillance onderling zulllen verdelen.
Artikel 13
De Heer Inspecteur zal zoo dikwils mogelijk doch ten langste om
de drie dagen aan de P.C. kortelijk verslag geven van hetgeen
ter uitvoering van de bepalingen dezer resolutie geschied is.
En zullen afschriften dezes etc.
Besluit van de
permanente commissie 31 december 1830 N2: Wijziging van 8
october N1 nopens de vrijwillige dienstnemingen
De Permanente Commissie
In aanmerking nemende dat er twijfeling is ontstaan nopens de
voortdurende toepasselijkheid der bepalingen bij de resolutie
van den 8 October ll N1 vastgesteld, ten aanzien der Algemeene
Wapening in de kolonien, vooral met betrekking tot de
Ambtenaren, als welke bij vrijwillige dienstneming voor zoo
verre zij gekeurd zijn, in het genot hunner bezoldiging blijven:
Besluit:
Artikel 1
De bepalingen bij de in den hoofde dezes vermelde resolutie
vastgesteld ten aanzien der vrijwillige dienstnemingen van de
ambtenaren in de kolonien en den voordelen speciaal aan de
gehuwde ambtenaren toegediend, worden, als algemeene regel,
ingetrokken.
Artikel 2
De ambtenaren, welke van nu af in dienst zouden verlangen te
treden met behoud hunner posten, zullen zich daaromtrent tot de
Directeur moeten wenden, welke deswege de P.C. adviseren en haar
zijne consideratien zal doen kennen nopens de toepasselijkheid
op zoodanige ambtenaren van de gunstige beschikkingen der
bovenvermelde resolutie van den 8e October jl.
Artikel 3
De bepalingen van die resolutie voor zoo verre dezelve
betrekking hebben tot het behoud der tractementen door de
uittrekkende gehuwde ambtenaren, zijn niet toepasselijk op de
zoodanigen onder hen welke bij het leger van den Staat of de
mobiele schutterijen eene plaatsing als officier mogten hebben
of zullen bekomen.
En zal een afschrift dezes etc