Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Om te beginnen zijn er in 1832 de kindjes Blommaart, die
in hun latere leven ook vaak als Blommaert aangeduid worden. Ze
staan met hun weesnummers op de scans van het register van
weeskinderen met invnr 1411, zie helemaal bovenaan de pagina hoe
de scans te bereiken zijn.
● Gesina Blommaart, weesnummer 239, geboren 24 september
1819.
● Aaltje Blommaart, weesnummer 266, geboren 17 april 1822.
● Willem Frederik Blommaart, weesnummer 352, geboren 3
juni 1824.
Bij hun inschrijvingen staan vermeld de designatienummers 199/1,
199/2 en 199/3. Dat betekent dat zij de nummers 1, 2 en 3 zijn op
designatielijst 199. Die designatielijsten zijn niet
gedigitaliseerd en bevinden zich op het Drents Archief met de
inventarisnummer 1620 tot en met 1624. Designatielijst 199 zit in
de doos met invnr 1620.
En het is weer superberoerd geschreven. Het is op 28 februari 1832
door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht gemaakt met
een soort van 'verdwijn-inkt'. Wat nog wel leesbaar is, is dat de
kinderen zijn gezonden door het Hervormd Armbestuur te Loenen. Ze
zijn kinderen van Cornelis Blommaart en wijlen Wilhelmina
Schwarts. Het feit dat alleen bij hun moeder 'wijlen' staat duidt
erop dat hun vader nog leeft, maar niet in staat is voor hun te
zorgen.
Op 16 april 1832 komen de drie aan in Veenhuizen, respectievelijk dus twaalf, negen en zeven jaar oud. Ze komen alle drie nooit in aanraking met de Raad van Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen. Hun inschrijving loopt door in het wezenregister met invnr 1412.
Daarin wordt vermeld dat Gesina Blommaart op de gebruikelijke leeftijd van twintig jaar de kolonie verlaat. Ze gaat op 3 april 1839 met ontslag.
Voor Aaltje Blommaart geldt hetzelfde. Ze verlaat
Veenhuizen op 29 april 1842.
Voor Willem Frederik, die overigens de voornamen draagt van zijne majesteit koning Willem I, is er eerst een omweg. Rond zijn veertiende wordt hij geplaatst op het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren. Met nog zo'n zeventig jongens krijgt hij daar een vervolgopleiding, zie hier voor meer informatie. Zijn 'graad van geestelijke ontwikkeling' wordt omschreven als 'tamelijk', zijn onderwijsprestaties als 'goed'.
In 1844 mag hij met ontslag, maar hij heeft volgens de concept-ontslagvoordracht in invnr 1434 'verzocht om nog een jaar te blijven in de hoop dat hij eene dienst als schaapherder zoude vinden'. Dat is blijkbaar zijn roeping en een jaar later, in 1845, lukt het hem ook. Hij heeft zo'n positie 'tegen 12 mei in de naburige gemeente Makkinga gevonden'.
Zoals gebruikelijk geeft de directie haar mening over dat
toekomstperspectief: 'Kan goed met het wolvee omgaan en is dus
voor die betrekking wel geschikt, daar hij, uit hoofde eener
breuk, voor zwaren arbeid ongeschikt is.' Hij is dan inmiddels
lidmaat van de gereformeerde kerk en zijn oververdienste staat op
46 gulden, welk bedrag hij meekrijgt als hij met ontslag gaat. Op
12 mei 1845 is het zover en dan is de laatste Blommaart uit
Veenhuizen weg. Zijn nieuwe positie wordt bevestigd In een lijst
van ontslagen kwekelingen, zie hier.
Dan zijn er een aantal kinderen die door andere plaatsen naar de
kinderkolonie gezonden zijn, maar die wel Loenen als 'domicilie
van onderstand' hebben. Dus of daar geboren zijn of daar lang
gewoond hebben en dat betekent dat Loenen de rekening krijgt voor
het verblijf van het kind in het kinderetablissement. Zo zijn er:
● Geertrui van Dieën, weesnummer 163, geboren 1 mei 1824
te Culemborg, gezonden door Amsterdam maar domicilie van
onderstand Loenen. Aankomst in Veenhuizen 9 mei 1839, met ontslag
op 18 april 1845.
● Sophia Alida Hollink, weesnummer 662, geboren 4 juni 1825 te Loenen. Aankomst in Veenhuizen gelijk met de andere Hollinks op 6 april 1840, zij overlijdt 11 juli 1841.
● Christina Hollink, weesnummer 663, geboren 12 december 1829 te Loenen. Aankomst in Veenhuizen ook op 6 april 1840, zij gaat met ontslag op 7 juli 1849.
● Gerrit Hollink, weesnummer 669, geboren 16 februari
1831 te Loenen. Aankomst in Veenhuizen ook op 6 april 1840, hij
gaat met optslag op 2 april 1851.
En tenslotte, weer echt uit Loenen: Cornelia (roepnaam Keetje) Uithok. Nouja, in zoverre echt uit Loenen omdat ze daar is opgegroeid. Maar geboren is ze er hoogstwaarschijnlijk niet. Ze is er te vondeling gelegd, in het varkenshok, door een vrouw 'gekleed in een donker pakje, met eenen bruinen omslagdoek en met een genipt mutsje op'. Die vrouw wordt nooit gevonden en Keetje Uithok wordt grootgebracht op kosten van de gemeente Loenen.
Mieke Kennis en Willem Mooij schreven er een prachtig verhaal over, 'Keetje Uithok, de vondeling in het varkenshok, in de Vechtkroniek nr 31, november 2009, uitgave Historische Kring Loenen, en daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt voor pagina 286-288 van De kinderkolonie.
Cornelia Uithok komt 25 maart 1839 in Veenhuizen aan, met als
geboortedatum 'september of oktober 1832', en wordt met weesnummer
2111 geregistreerd in het wezenregister dat tegenwoordig invnr
1413 heeft. Er moet enkele maanden na haar aankomst even een vraag
over haar godsdienstige gezindheid opgelost worden, zie onderaan deze pagina.
Keetje Uithok verlaat op 30 maart 1852 het
kinderetablissement.