Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Dat behoort tot de weeshuizen in ons land die zich met succes
onttrekken aan de wettelijke verplichting om weeskinderen vanaf
hun 6de jaar naar de kindergestichten te Veenhuizen te sturen. Hoe
ze dat precies voor elkaar hebben gekregen weet ik niet, want ik
ken de plaatselijke situatie niet, maar ik neem aan dat ze genoeg
eigen geld hadden om het weeshuis draaiende te houden. Alleen
weeshuizen die overheidssubsidie genoten, konden gedwongen worden
kinderen naar Veenhuizen te sturen.
Het weeshuis heeft in de 35 jaar dat de kindergestichten
bestonden één uitzondering gemaakt en dat is dus Willem
Mas(t)braak. Als hij de leeftijd van 10 jaar bereikt heeft, is er
sprake van diefstal. Meerdere diefstallen zelfs, hij is een
veelpleger en vergrijpt zich zelfs aan het huishoudgeld van de
weesmoeder.
De protectoren van het weeshuis besluiten hem voor straf naar
Veenhuizen te sturen. Dat is nooit de bedoeling van de
kindergestichten geweest, maar er zijn wel meer weeshuizen en
voogden die opzending naar Drenthe als strafmaatregel zien. Het
gevolg is natuurlijk een ophoping van moeilijk hanteerbare
jongeren in de gestichten.
Op 3 juni 1835 vertrekt Willem met een 70-jarige begeleider, de
bode Jan Gerrit Kramer. Ze zijn op 6 juni in Veenhuizen, waar de
adjunct-directeur van het derde gesticht Sikke Berends Drijber,
het onderstaande 'ontvangstbewijs' aan de bode geeft (Regionaal
Archief Rivierenland, toegang 1499 invnr 839, de link).
De bode Kramer keert terug naar Culemborg en levert bij de
protectoren van het weeshuis een reis- en verblijfkosten
declaratie van ƒ 17,80 in. Willem blijft in het derde gesticht en
hij krijgt het weesnummer 185, invnr 1412 scan 38, en komt op zaal
7 & 8. Vermoedelijk eerst bij de zaalopziener Gijsbert
Driessen, maar die wordt juist dezer dagen ontslagen en per 15
juli 1835 opgevolgd door Willem Opdenkamp, een militaire veteraan.
Zoals het hoort heeft Culemborg ook gezorgd voor zijn
geboorte-akte en die komt bij de Maatschappij via het ministerie
van Binnenlandse Zaken dat hem abusievelijk Maasbraak noemt, invnr
162 scan 163.
Verder tasten we in het duister. We weten alleen dat Willem
Masbraak op 27 september 1835 present is, invnr 163 scan 489, en
we mogen er van uit gaan dat hij net als alle kinderen onder de
twaalf jaar op school zit.
Maar om elf uur 's morgen op 28 mei 1836, dus minder dan een jaar
na aankomst, overlijdt Willem Masbraak. Aangifte wordt gedaan door
de zaalopzieners Jan Emmelot en Dirk van den Tempel, die én de
geboorteplaats fout opgeven ('Bulenburg') én de leeftijd ('ruim
twaalf jaren').
Het is jammer dat de arts van het derde gesticht niet zo'n
vlijtige rapporteur is als die van het eerste gesticht én dat de
invaliditeitslijsten uit deze periode niet bewaard zijn gebleven.
We zullen waarschijnlijk nooit weten waaraan de eerste en enige
uit Culemborg gekomen wees overleden is.
NB: Sommige informatie op deze pagina heb ik van Lijda de
Meijer van het project 'Wij waren wees' van het Elisabeth Weeshuis
Museum in het kader waarvan ook een pagina over Willem Mas(t)braak gemaakt
is.