Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Dirk de Boer uit Enkhuizen overlijdt tien maanden na zijn aankomst in het kindergesticht, maar zijn tante zorgt dat zijn broertje dat lot bespaard wordt

Een kind moet zes jaar oud zijn voordat een voogd of weeshuis het in de kindergestichten kan plaatsen. Meestal wacht men na de 6de verjaardag niet lang met overbrengen. Maar heel veel van die zesjarigen sterven te Veenhuizen een snelle dood.

Het zou mooi zijn als een student met statistische vaardigheden eens voor een scriptie zou uitzoeken hoeveel van die zesjarigen binnen een jaar na aankomst overlijden. ik zorg wel voor een excel-file met alle gegevens van de weeskinderen.
En die student zou dan ook onderzoek kunnen doen naar het verband tussen de sterfte van zulke jonkies en de aanwezigheid van familieleden in het gesticht. Ik heb de indruk dat ze meer overlevingskans hebben als er tegelijk oudere broers en/of zussen in de kindergestichten wonen.

Het gezin De Boer

Bij Dirk de Boer is dat laatste niet het geval, hij is er alleen. Hij is geboren op 2 september 1829 te Enkhuizen. Zijn vader heet Thijmon of Tijmen de Boer, zijn moeder Grietje of Gerritje Laset. Die laatste achternaam komt ook voor als Lazet of Lacet of zelfs Lancet.
Tweeënhalf jaar later, op 14 april 1832, wordt er een broertje geboren, Jan de Boer. Maar dan belandt vader De Boer in de gevangenis en de ouders van Gerritje Laset nemen haar en haar twee zoontjes Dirk en Jan in huis. Vervolgens overlijdt Gerritje Laset en de grootouders van Dirk en Jan kunnen de kosten niet meer opbrengen. Ze geven de twee jongens over aan het Wees- en Armhuis te Enkhuizen en zelf verhuizen ze naar Amsterdam.

Naar Veenhuizen

Als Dirk zesenhalf jaar is, verscheept het Enkhuizense weeshuis hem naar Veenhuizen. Hij komt in de kindergestichten aan op 15 april 1836 en hij staat met het weesnummer 158 op scan 33 van het wezenregister met invnr 1412. De regenten van het weeshuis maken melding van de opname op scan 166 van invnr 170.
Hij maakt zijn 7de verjaardag nog mee, maar overlijdt na tien maanden in het gesticht op 11 februari 1837. Op scan 4 van invnr 191 noemt dokter Emilius Carolus de Könningh als doodsoorzaak 'waterzucht', maar dat is een diagnose waar we niet veel uit kunnen afleiden. Uit deze scan blijkt ook dat hij was geplaatst in het eerste van de drie gestichten.

De grootouders van Dirk en andere familieleden zijn erg verdrietig. En ze schrikken enorm als ze van het Wees- en Armhuis der stad Enkhuizen te horen krijgen dat Jan de Boer wanneer hij zes jaar is ook naar Veenhuizen zal worden overgebracht.

Pietertje in actie

Dan komt Petronella of Pietertje Lazet/Laset/Lacet in actie. Zij is geboren 19 september 1816, zij is een jongere zus van de overleden Gerritje Lazet en dus een tante van wijlen Dirk de Boer en Jan de Boer. Haar actie wordt beschreven in De kinderkolonie pagina's 267-268 als voorbeeld van de weerzin bij familieleden om kinderen in Veenhuizen te plaatsen en die beschrijving is geheel gebaseerd op dit krantenartikel in het Algemeen Handelsblad van 3 augustus 1838. Hieronder de tekst van dat artikel, waarin overigens het jaartal van mogelijke opzending van Jan de Boer 1838 moet zijn, en niet 1837:

Zitting van het hof van Assise.

Voor de Provinciën Holland [Noorder-Kwartier) en Utrecht, van Woensdag 1 Augustus 1838.

De besch., die heden voor het Hof van Assises te regt stond, behoorde niet op de bank der beschuldigden gebragt te zijn. Petronella Lazet is een jong meisje van 21 jaren, dat zich altijd braaf en eerlijk had gedragen. De daad, die haar voor den criminelen regter deed verschijnen, was zonder eenig boos opzet en op aanraden harer eigene ouders gepleegd.

Haar zusters man namelijk, Tymen de Boer, bevond zich, reeds eenige jaren geleden, in de gevangenis, waardoor hare ouders genoopt werden om hunne dochter de vrouw van Tymen de Boer, met twee kinderen bij zich op te nemen. De moeder dezer kinderen stierf echter weldra, en hare ouders zagen zich door behoeftige omstandigheden genoodzaakt de twee kinderen naar het wees- en armenhuis te Enkhuizen, waar zij destijds woonden, te brengen. De kinderen werden dan ook in het weeshuis opgenomen en verpleegd, doch toen de oudste den bepaalden ouderdom had bereikt, vervoerde men hem naar Veenhuizen, waar hij spoedig na zijne aankomst stierf.

Geen wonder dan ook, dat het berigt, dat het jongste der kinderen nu ook in het najaar van 1837 naar Veenhuizen zou vervoerd worden, de grootouders en verdere naaste betrekkingen van het zesjarig knaapje met schrik vervulde. Deze alle wendden zich daarom, reeds in den zomer van 1837, tot Heeren Regenten van het weeshuis, verzochten dat het knaapje aan hen mogt overgegeven worden, en verbonden zich om voor deszelfs opvoeding te zullen zorgen.

Heeren Regenten weigerden de afgifte van het kind, op grond vooral, dat hun vooraf de reeds gemaakte kosten voor de opvoeding moesten vergoed worden. Nu begaf Petronella Lazet zich op 18 October 1837 naar Enkhuizen, waar zij het knaapje door tusschenkomst van zekeren Hendrik Kok, onder haar bereik wist te krijgen, en het medenam naar Amsterdam, waar toen hare ouders woonden.

Heeren Regenten vernamen den volgenden dag, na eenig onderzoek, waar het kind was gebleven, schreven nu terstond naar Amsterdam, en bekwamen hierop eenen brief vau Petronella Lazet, van 20 October, waarin deze hen verzocht het kind bij deszelfs grootouders te laten, eu beloofde dat, zoo deze vroeg mogten sterven, zij zelve het kind zoude groot brengen.

Ten gevolge van deze feiten werd Petronella Lazet naar het Hof van Assises verzonden, beschuldigd van listige ontrooving en verplaatsing van een minderjarig kind uit het gesticht waar hetzelve geplaatst was, door dengenen, aan wiens gezag het was onderworpen.

Het requisitoir van den Heer Procureur-Crimineel strekte tot schuldigverklaring en veroordeeling der besch.
De verdediger der besch., Mr. J. W. van der Meer de Wys, herinnerde eerst de feiten en drong daarbij vooral aan op de omstandigheid, dat ook de vader van het kind van het gebeurde had kennis gedragen, en betoogde vervolgens dat deze besch. geenerlei boos doel had gehad en daarom ook niet in de termen vau art. 354 van het Strafwetboek viel.

Het Hof heeft na eene beraadslaging van weinige oogenblikken de besch. vrijgesproken.

Nadat de besch. in vrijheid was gesteld, sprak de Voorzitter Mr. G. T. Baiimhauer haar nog kortelijk aan, en gaf te kennen dat het Hof door deze vrijspraak de willekeurige wijze, waarop het kind was ontvoerd, niet wilde goedkeuren en dat zij, zoo zij er belang in stelde, om het knaapje bij zich te behouden, den wettelijken weg behoorde in te slaan, die haar wel door haren verdediger zoude worden aangewezen.

Blijkbaar lukt dat laatste, want Jan de Boer is nooit in Veenhuizen terecht gekomen.

NB: Een foto van Pietertje Lazet/Lacet van vele tientallen jaren later staat op deze pagina.