Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



December 1839: Wezen in de strafkolonie willen graag bij de marine

Onderstaande brief van het departement van Marine is gedateerd 29 december 1838, draagt als kenmerken de aanduidingen 'La B, N52' en bevindt zich in invnr 203 de scans 865-866. Zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

De permanente commissie heeft op de brief aangetekend dat ze hem bespreekt op  januari 1839 bij agendapunt N31, maar dat heb ik niet bekeken, want daar zal alleen maar instaan dat de jongens moeten wachten op de keuring in het voorjaar.

’s Gravenhage, den 29 December 1838

Ik heb de eer aan de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid bij deze medetedeelen, dat de jongelingen,

P. Troost,
M. Daniels,
J. Keezenburg,
H. Meijer,
H. Kuiper,

allen aanwezig in de Ommerschans, zich tot den Koning hebben gewend, de drie eersten om overgang in de Zeedienst, en de twee laatste, om engagement als tamboers bij het Korps Mariniers, welke verzoeken voor het tegenwoordige niet kunnen worden ingewilligd, doch nader in overweging zullen genomen worden, wanneer, in het aanstaande voorjaar, opnieuw in de Kolonien van Weldadigheid in de Ommerschans en Veenhuizen, een onderzoek zal plaats hebben, naar de geschiktheid van de zoodanigen die zich in de Zeedienst of bij het Korps Mariniers willen verbinden.

Verzoeke ik de Kommissie, hiervan de adressanten te doen kennis dragen.

De Directeur-Generaal voor de Marine
C. Wettenheid

H. Meijer is een bedelaarskolonist (bedelaarsnummer N939) en die laat ik hier even buiten beschouwing. M. Daniels is een ingedeelde wees in de vrije koloniën en de andere drie zijn wezen uit Veenhuizen die zijn veroordeeld tot de strafkolonie op de Ommerschans. Hier verdere bijzonderheden, en vooral: of het doorging.

Petrus Troost

Petrus Troost staat met het weesnummer 1164 in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-en-verder met invnr 1412. Volgens die inschrijving is hij geboren september 1821 en afkomstig uit Amsterdam, dat hem op 2 juli 1828 het kindergesticht heeft binnengebracht.
Vanaf zijn veertiende wordt hij een vaste klant van de tuchtraad van het derde gesticht. Op de zitting van 3 juni 1835 krijgt hij acht dagen cel omdat hij hoorde bij een groepje jongens dat van het landwerk was weggelopen om naar de jaarmarkt in Norg te gaan. Op de zitting van 23 januari 1836 heeft hij samen met een andere jongen 'in den vroegen morgenstond aardappelen uit den kelder van het Magazijn ontvreemd, zijnde zijl. een open staand kelder gat ingekropen.
Bij de zitting van 25 mei 1836 is het wederom een heimelijk bezoek aan de jaarmarkt in Norg, waar dit keer ook nog allerhande baldadigheid is uitgehaald. En bij de zitting van 6 september 1836 gaat het om 'het ontvreemden van wortelen uit den kolonialen tuin' van het tweede gesticht en nu heeft de tuchtraad er genoeg van. Petrus Troost wordt veroordeeld tot verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar hij volgens dit overzicht op 13 november 1836 aankomst.
De keuring voor de marine brengt niet wat hij ervan verwacht had. Hij vaart niet uit, maar gaat op 18 september 1839 terug naar het kindergesticht in Veenhuizen (gelijk met de hier onder staande Joseph Keesenberg). Dan maar op een andere manier weg, zal hij gedacht hebben, en elf dagen later, op 29 september 1839, deserteert hij vandaar (alweer met diezelfde Joseph Keesenberg). Ze vinden Petrus Troost niet meer terug.

Martinus Savero Daniels

M. Daniels staat ingeschreven als Martinus Savero Daniels, hij is geplaatst op contract met de 'Regenten voor de R.C. wezen te 's Gravenhage' en staat in het boek van op contract geplaatste personen met invnr 1389 met het nummer 856B. Volgens die inschrijving is hij geboren 7 juni 1822, afkomstig uit Den Haag dus en rooms, en is hij aangekomen in de kolonie Frederiksoord op 18 juni 1834 (twaalf jaar oud).
Hij wordt ondergebracht bij de huisverzorger George Althoff op hoeve 23 (stamboek met invnr 1348), maar dat duurt niet lang, want hij deserteert op 27 juni 1834. Hij wordt teruggebracht op 22 juli 1834 en dan ondergebracht bij de kolonist Kornelis van Os op hoeve 33 (zelfde stamboek). Maar weer niet voor lang, want op 5 augustus 1834 is hij er al weer vandoor.
Als hij nu wordt teruggebracht vliegt hij (nog steeds twaalf jaar oud) naar de strafkolonie, waar hij aankomst op 16 augustus 1834, zie op dit overzicht. En bij hem gaat het door! Hij wordt 'ontslagen 15 juni 1839 voor de zeedienst'.

Joseph Keesenberg

● J. Keezenburg staat als Joseph Keesenberg met het weesnummer 90 in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-en-verder met invnr 1412. Volgens die inschrijving is hij geboren op 16 juni 1822 en afkomstig uit Deventer dat hem op 15 april 1832 het kindergesticht heeft binnengebracht (nog geen tien jaar oud dus).
Zo'n vaste klant als Petrus Troost is voor de tuchtraad van het derde gesticht, zo vaak moet Joseph Keesenberg verschijnen voor die van het eerste gesticht. Op de zitting van 28 november 1835 worden hij en enkele andere jongens 'beschuldigd van ontvreemden van wortelen de welke waren ingekuild voor de winter'. Dat kost hem vier dagen cel en twee gulden.
Op de zitting van 10 december 1836 gaat het om 'diefstal van ter Somma Van Een Gulden Tien Centen'. Dat kost hem acht dagen met boeien om en 2 gulden twintig. Op de zitting van twee weken later, 24 december 1836, staat hij met andere jongens terecht nadat ze zijn 'geapprehendeerd door den Zaalopziener Akkerman Bak op den avond van 20e dezer beladen met eene hoeveelheid wortelen die zij hadden ontvreemd uit de kuil waarin zij gekuild waren voor de Winter'. Hij schijnt dol op die groente te zijn.
Op de zitting van 21 maart 1837 moet hij voorkomen omdat hij (inmiddels veertien jaar) is gedeserteerd. Hij is op 22 januari 1837 weggelopen en halverwege maart 1837 weer teruggebracht en de tuchtraad heeft genoeg van het 'zedeloos, lui, weerbarstig gedrag' en wil hem verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans.
Dat gaat door en volgens dit overzicht komt hij daar - na eerst nog een keer te zijn weggelopen - op 16 mei 1837 aan.
Zijn sollicitatie bij de marine levert in eerste instantie niets op. Hij gaat op 18 september 1839 weer naar het kindergesticht in Veenhuizen. Gelijk met de hier boven staande Petrus Troost en eveneens gelijk met Troost loopt hij op 29 september 1839 weer weg. Troost vinden ze niet terug, maar Josep wel, die wordt 22 oktober 1839 teruggebracht.
Dus staat hij op de zitting van 26 oktober 1839 weer voor de tuchtraad. Joseph, 'een jongeling, die voor geene goede vermaningen vatbaaar schijnt', wil zelf ook liever naar de Ommerschans dan in het kindergesticht blijven en de tuchtraad kan daarmee instemmen. Dus (zelfde overzicht als eerder) op 7 november 1839 zit hij daar weer.
En dan krijgt hij een nieuwe kans om uit te varen en dit keer met succes. Hij treedt 'in dienst bij de marine 9 Oct. 1840'.

Hendrik Kuiper

Hendrik Kuiper staat met het weesnummer 1302 in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-en-verder met invnr 1413. Volgens die inschrijving is hij geboren te Schagen op 17 januari 1821 en afkomstig uit Den Helder dat hem op 16 september 1833 het kindergesticht heeft binnengebracht.
Hij heeft vooral moeite met het gebod om binnen de kolonie te blijven. Op de zitting van de tuchtraad van het eerste gesticht op 26 november 1836 is hij een van een groepje jongens dat 'zich zonder voorkennis buiten de kolonie hadden begeven. Dat levert hem drie dagen cel, 'om den anderen dag te water en brood'.
Op de zitting van diezelfde tuchtraad van een maand later, 24 december 1836, gaat het om 'te zoek maken of verwaarlosing' van een borstrok. Dat kost `hem 'acht dagen om den anderen dag te water en brood en tevens te debiteren den boete voor Twee Gulde Vijftig Centen'.
En op de zitting van 21 maart 1837 moet hij voorkomen omdat hij is gedeserteerd en pas na een tijd weer teruggebracht. De raad heeft er nu genoeg van en wil hem verbannen naar de strafkolonie op deOmmerschans. Dat gaat door en volgens dit overzicht komt hij daar op 22 april 1837 aan.
De marine wil hem niet en hij keert vanuit de strafkolonie op 10 oktober 1840 terug naar het kindergesticht. Na eventjes rust loopt hij op 18 juni 1841 weer weg uit Veenhuizen. Op 5 juli 1841 wordt hij door de politie van Zwolle naar de Ommerschans gebracht. Op de zitting van de tuchtraad van 3 september 1841 vindt men dat hij daar dan ook maar moet blijven en dat gebeurt, zie op dit overzicht.
Vandaaruit verlaat hij uiteindelijk op 28-05-1842 de koloniën met ontslag.