Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
De brieven bevinden zich allebei in Drents Archief toegang 0186
inventarisnummer 208. Op de eerste brief heeft de permanente
commissie aangetekend dat zij erover beslist op 12 april 1839
bij agendapunt N3. De brief draagt als nummer N899 en is gedateerd
3 april 1839:
Ter voldoening aan art: 4 der Resolutie van 21 Maart ll. N29 heb ik de eer UWEdGeb. omtrent de bedenkingen tegen het ontslag van de wees S. van der Meer N1242, in den teruggaanden brief vervat, te berigten, dat de plaatselijke Directie van het 1e Gesticht te Veenhuizen, er niet aan twijfelt, of zij zal in Vriesland aan eene dienst kunnen komen en daarin wel voldoen, als zijnde zij eene gezonde en sterke meid, die werken kan en ook werken wil.
Om echter aan die bedenkingen tegemoet te komen, zou men haar eerst een verlof voor eene maand kunnen geven, hoe lang zij, in alle gevallen van hare spaarpenningen wel zal kunnen bestaan, met vrijlating, om bij onverhoopte mislukking harer pogingen, te mogen wederkeeren.
De Adjunct-Directeur van dat gesticht voegt daarbij de aanmerkingen, dat genoegzaam alle van daar met ontslag vertrokkene weezen aan een bestaan komen, en dat het van nog minder zou mislukken, wanneer de uitbesteders zich de moeite wilden getroosten, om hen eene dienst of plaatsing te helpen opzoeken, waarmede ik zozeer instem, dat ik hierbij den wensch uit, dat zulks openbaar konde worden gemaakt, met de noodige opwekking en aanbeveling.
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg
Sjoukje van der Meer staat met het weesnummer 1242
in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 (zie deze pagina hoe
de scans van zulke registers te bereiken) en het wezenregister
vanaf 1835 met invnr 1413.
Volgens die inschrijving is zij geboren op 17 augustus 1819,
is zij hervormd en is zij door Wymbretseradeel naar het
kindergesticht gebracht op 23 juli 1834.
Als onderdeel van een uit vier personen bestaand groepje waarbij
de drie andere kinderen uit Wymbretseradeel ook de achternaam Van
der Meer dragen. Waarschijnlijk zijn dit haar jongere zusjes. Ze
staan in dezelfde registers. Op volgorde van leeftijd gaat het om:
● Johanneske van der Meer, geboren 26 april 1823,
weesnummer 1844,
● Trijntje van der Meer, geboren 6 december 1825,
weesnummer 1847, en
● Sijbrig van der Meer, geboren 18 augustus 1828,
weesnummer 2063.
De klerken van de Maatschappij, die altijd wat moeite hebben met
Friese voornamen, hebben bij zowel Sjoukje als Johanneske als
Sijbrig achter de naam '(v)' gezet. Dat moet voorkomen dat, als in
het verleden wel gebeurd is, meisjes worden opgegeven voor de
militaire dienstplicht.
De score is uiteindelijk 50 procent. Sijbrig van der Meer,die
bij aankomst nog geen zes jaar oud was, overlijdt te Veenhuizen op
22 mei 1837 en Johanneske van der Meer overlijdt op
11 februari 1840. De andere twee verlaten gezond - voor zo
ver bekend - het gesticht.
Sjoukje van der Meer, de 'gezonde en sterke meid, die
werken kan en ook werken wil', vindt tijdens het verlof blijkbaar
een baan en wordt officieel ontslagen op 26 juli 1839.
Trijntje van der Meer verlaat Veenhuizen met ontslag op 9
april 1845.
Op de tweede brief van de directeur heeft de permanente commissie aangetekend dat zij erover beslist op 25 april 1839 bij agendapunt N1. De brief draagt het nummer N981 en is gedateerd 10 april 1839, invnr 208, klik hier en vul in het vakje rechtsonder het scannummer 343 in:
Frederiksoord, den 10 april 1839
Ik heb de eer UwEdGeb op artikel 5 der Resolutie van 29 maart jl. no.5 te berigten:
1. dat de wees H. van Herk N578 in dezelfde ongunstige omstandigheden ter verkrijging van een eigen bestaan blijft verkeeren, en er nog geen vooruitzigt bestaat dat dezelve tegen 1840 zullen verbeteren.
2. Dat M. Boling N659, gezond doch klein van gestalte is, en eene ligte dienst, die men voor haar zou moeten kunnen opsporen, wel voldaan zou, hetgeen alzoo in het volgende jaar niet minder zal zijn.
3. Dat M. Monze N753 wel in staat tot om te gaan dienen, mits zij aan eene dienst geholpen worde. Zij zegt twee Ooms te hebben die voor haar willen zorgen, met name Leendert Kogel, schilder op de Brouwersgracht tussen de Prinsen- en Keizersgracht en Monze, schoenmaker in de Laurierstraat te Amsterdam.
4. Dat F. Vrolijk, N1087, uit hoofde van aamborstigheid en het gemis van eenige bekenden te Amsterdam, vooralsnog althans buiten de mogelijkheid moet worden beschouwd, om aan eene dienst te geraken of daarin te voldoen, zijnde haar spaargeld ook niet toereikend om, met verlof gaande, zich daarvan eene maand te kunnen onderhouden, waarom zij zelve verzoekt en de Directie voorsteld, haar ontslag althans nog een jaar te verschuiven, tegen wanneer haar gestel zou kunnen verbeteren en zij hier of elders buiten de Kolonien eenige kennis maken of verkrijgen, om aan den gang te komen.
5. Dat E. Kroeze, N1101 slecht van gezicht en klein van gestalte is, en daardoor een ongunstig voorkomen heeft, waarom men zich niet durft vleijen, dat zij in haar onderhoud zoude kunnen voorzien, waarop het uitzigt, tegen het volgende jaar mede niet zeer groot is.
6. Dat G. Brinkering, N1177, een goed wever is en van 20-25 ellen 's weeks maakt, waarom men hem dan ook wel in staat oordeelt, om nu reeds in zijn onderhoud te voorzien, hetgeen natuurlijk in het volgend jaar niet minder zal wezen.
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg
● Hendrik van Herk staat met het weesnummer 578
in het register van het eerste gesticht met invnr 1571, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411, in het wezenregister 1835-1859 met invnr
1412 en in het register na 1859 toegang 0137.01 invnr 652.
Volgens die registraties is hij geboren op 6 juli 1812, is
hij hervormd en afkomstig uit Amsterdam dat hem op 23
september 1824 in het kindergesticht heeft afgeleverd.
De sombere woorden van de directeur over hem worden bewaarheid,
hij raakt pas weg op 30 september 1869 als de opvang van
wezen in Veenhuizen wordt beëindigd. Hij is dan al 57 jaar oud en
er is in het register niet aangetekend waar hij dan naar toe gaat.
● Maartje Boling staat met het weesnummer 659 in
het register van het eerste gesticht met invnr 1571, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411, in het wezenregister 1835-1859 met invnr
1412 en in het register na 1859 toegang 0137.01 invnr 652.
Volgens die registraties is zij geboren op 20 juli 1813 en
afkomstig uit Amsterdam dat haar op 23 september 1824
in het kindergesticht heeft afgeleverd.
Net als de hierboven genoemde Hendrik van Herk zal zij pas
wegraken als de opvang van wezen in Veenhuizen wordt beëindigd.
Zij vertrekt op 30 september 1869 en in het register is
niet aangetekend waar ze naar toe gaat.
● Maria Monse staat met het weesnummer 753 in het
register van het eerste gesticht met invnr 1571, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-1859 met
invnr 1412.
Volgens die registraties is zij geboren op 1 juni 1811 en
afkomstig uit Amsterdam dat haar op 23 september 1824
in het kindergesticht heeft afgeleverd.
Zij zal te Amsterdam, vermoedelijk tijdens een verlof, overlijden
op 28 juni 1844.
● Theodora Vrolijk staat met het weesnummer 286 in
het register van het eerste gesticht met invnr 1571, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-1859 met
invnr 1412. Daarna gaat zij met ontslag op 5 april 1837,
maar ze is weer terug op 17 augustus 1837. Ze wordt
opnieuw ingeschreven, dit keer met weesnummer 1087.
Volgens die registraties is zij geboren op 9 maart 1816 en
afkomstig uit Amsterdam dat haar op 21 augustus 1824 in
het kindergesticht heeft afgeleverd.
Ze wordt één keer bij de raad van tucht genoemd, als slachtoffert
van wie een andere wees een boezelaar gestolen heeft, zie het verslag van de
zitting van 7 november 1835.
Zij wordt genoemd op pagina 61 van De kinderkolonie in het
kader van de naamgevingen van vondelingen. Theodora Vrolijk
verlaat Veenhuizen met ontslag op 15 augustus 1842.
● Engeltje Kroese staat met het weesnummer 1101 in
het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het
wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-1859 met
invnr 1412. Zij wordt genoemd op pagina 94 van De
kinderkolonie.
Volgens die registraties is zij geboren op 31 oktober 1815,
is zij hervormd en afkomstig uit Amsterdam dat haar op 27
april 1825 in het kindergesticht heeft afgeleverd.
Engeltje Kroese verlaat Veenhuizen met ontslag op 8 juli 1840.
● Goossen Brinkering staat met het weesnummer 1177
in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in
het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410, in het wezenregister
1831-1834 met invnr 1411 en in het wezenregister 1835-1859 met
invnr 1412.
Volgens die registraties is hij de ene keer geboren op 26 juni
1817, de andere keer op 26 juni 1818, weer een
andere keer op 26 juni 1819 en tenslotte volgens één
melding op 10 juli 1818. Een van die data zal wel juist
zijn. Zekerder is dat hij rooms-katholiek is en afkomstig uit Amsterdam
dat hem op 28 juni 1827 in het kindergesticht heeft
afgeleverd. Tegelijk met ene:
● Hendrik Brinkering, geboren 26 december 1815,
ook uit Amsterdam, ook rooms, dus mogelijk een jonger broertje,
maar hij overlijdt in het gesticht op 28 november 1827.
Goossen Brinkering verlaat Veenhuizen met ontslag op 6 april
1841.