Terug naar de openingspagina
Zoeken
Op de binnenplaats van de verlaten vesting de Ommerschans bij
Ommen werd in de zomer van 1822 een gigantisch gebouw opgericht,
waar vanaf dat najaar bedelaars werden ondergebracht. Met de
regering werd een contract afgesloten voor de opvang van 1000
bedelaars, kort erop aangevuld met 200 extra. Die contracten
werden respectievelijk afgesloten 7 oktober 1822 en 22 januari/1
februari 1823, ze staan vermeld in het contractenboek, invnr 1394
als respectievelijk contract F 8 en F 9, en beide contracten zelf
bevinden zich in invnr 1440. De gouverneurs van provincies kregen
elk een contingent toegewezen. Daarnaast konden steden en
organisaties contracteren voor de opvang van personen in de
Ommerschans.
Op 1 maart 1823 werd een contract afgesloten voor de opvang van
4.000 weeskinderen en daarna werd vervolgens de kolonie Veenhuizen
opgericht. Omdat die kinderen niet in voldoende mate op kwamen
dagen (de weeshuizen in ons land wilden niet meewerken) werd het
eigenlijk voor weeskinderen bedoelde tweede gesticht in Veenhuizen
vanaf mei 1825 gebruikt voor bedelaars. Vanaf 1843 was het tot dan
toe door weeskinderen bewoonde derde gesticht ook bestemd voor
bedelaars.
De opname van bedelaars was altijd in de Ommerschans en
een paar maal per maand werd een groep overgeplaatst naar
Veenhuizen. In 1859 nam de Staat de gestichten te Veenhuizen en de
Ommerschans over van de Maatschappij.
Bij die overname werd afgesproken dat alle archief van de
gestichten over zou gaan van de Maatschappij van weldadigheid naar
de Staat. Daar heeft men een volstrekt zootje van gemaakt!
Een deel van de archivalia vóór 1859 is terechtgekomen in het
archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en de
Ommerschans, Drents Archief toegang 0137.01, zie
hier voor de hele inventaris.
En een deel in het archief van de Maatschappij van Weldadigheid,
Drents Archief toegang 0186, zie
hier voor de hele inventaris.
Als er op deze bladzijde geen toegang staat, wordt het
laatstgenoemde, dus toegang 0186, bedoeld.
Bedelaars staan in de database op www.allekolonisten.nl.
Deze pagina is opgedeeld in drie onderdelen:
A) Inschrijf- en bevolkingsregisters
B) Op zoek naar nadere bijzonderheden
C) Elders dan op het Drents Archief zoeken
-------------------
Hoofdnummers
Bij aankomst kreeg elke bedelaar een hoofdnummer of 'hoofdelijk
nummer' (later ook wel eens stamnummer genoemd). Dat nummer
behield die zo lang als hij/zij in de kolonie bleef. De
bevolkingsregisters van bedelaars zijn ingericht op volgorde van
hoofdnummers en om een beetje op te schieten met zoeken is het dus
nodig het hoofdnummer van de bedelaar te weten.
Na overlijden of ontslag of desertie werd de naam van de bedelaar
doorgestreept en werd zijn hoofdnummer aan een opvolger toegekend
(hergebruikte nummers). Er moet dus niet alleen het hoofdnummer
gevonden worden, maar er moet ook een inschatting zijn in welke
periode de bedelaar dat hoofdnummer had.
Als iemand voor de tweede maal in het bedelaarsgesticht
terechtkwam kreeg hij het eerste het beste opengevallen
hoofdnummer. Meestal (maar niet helemaal altijd) werd dan achter
zijn naam genoteerd '2e maal' of '2m' of een dergelijke notatie.
Tijdens een langere carrière in het gesticht kon iemand zodoende
een heel ritsje hoofdnummers gehad hebben.
Bevolkingsregisters
Met de op het Drents Archief aanwezige bevolkingsregisters van
bedelaars kun je het IJsselmeer dempen. Bij wijze van spreken,
maar het zijn er wel héél veel. Door de overgang in 1859 is een
gedeelte terechtgekomen in het archief van de Maatschappij van
Weldadigheidheid, toegang 0186, maar het merendeel in het archief
van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, ook op
het Drents Archief, toegang 0137.01.
Nog het meest handzaam is de sinds kort op internet raadpleegbare
(uitleg over het op internet raadplegen staat bij die
invnrs) serie uit toegang 0137.01, invnrs 422 - 446b en
291-293. Naar de
invnrs
Daarbij horen in die tijd gemaakte alfabetische klappers, die ook
op internet staan. Naar de invnrs
Waarschuwing
Data in de bevolkingsregisters van de Maatschappij van
Weldadigheid zijn alleen betrouwbaar voorzover zij spelen TIJDENS
het koloniale verblijf. Gegevens van vóór de aankomst in de
kolonie, bijvoorbeeld geboortedata, zijn vaak onjuist en moeten
absoluut gecheckt met doop- of andere gegevens in de plaats van
herkomst.
Opmerkingen bij de bevolkingsregisters
- Deze registers zijn gemaakt in de Ommerschans en of iemand is
overgeplaatst naar Veenhuizen staat er altijd bij.
- Als in de klapper een schuin of liggend streepje staat, duidt
dat op een folionummer. Bijvoorbeeld N244/1958 betekent dat de
persoon in deel N (met hergebruikte nummers) op folio 244 staat
ingeschreven met nummer 1958.
- Als een naam is doorgestreept houdt het hier op.
- Als een naam niet is doorgestreept kan op hetzelfde hoofdnummer
gekeken in het volgende tijdvak. Die inschrijving loopt dan door.
Dus als nummer 1958 in deel P niet is doorgestreept, gaat zijn
inschrijving door in deel S.
- De meeste registers bevatten een kolom signalement. Bij een
hoofdnummer met doorhalingen is het linker signalement van de
bovenste (inmiddels vertrokken) bedelaar, en naar rechts toe
doorlopend zijn de signalementen van de in zijn plaats gekomen
opvolgers. Met deze signalementen moet enige voorzichtigheid
betracht: ik ben een bedelaar tegengekomen die bij zijn 2de opname
tien centimeter korter was dan bij zijn 1e opname. Individuele
ambtenaren maakten de signalementen op en die hadden ook soms
verschillende opvattingen over wat bijvoorbeeld een
'ordinaire' (= gewone) neus was en wat een grote neus was.
- Het kan zinvol zijn om de honderd nummers rondom een bekend
hoofdnummer te doorzoeken op gelijke aankomstdatum en zelfde
plaats van opzending! Het kan aanwijzingen geven met wie de
bedelaar vóór zijn/haar komst in het gesticht optrok.
Overige klappers en bevolkingsregisters
Bevolkingsregisters van bedelaars kunnen verschillende indelingen
hebben en daarom verschillende informaties geven. Het levert vaak
iets op een gevonden hoofdnummer ook in andere bevolkingsregisters
van dat tijdvak na te kijken.
Andere alfabetische klappers kunnen ook helpen als in het hiervoor
genoemde een bedelaar, bijvoorbeeld door een spellingsvariatie,
niet gevonden is. Het zijn wel lijsten uit die tijd, dus met veel
gepriegel en met de letters wel op alfabet, maar binnen de letter
zelden een kloppende volgorde.
- Er zijn inschrijvingsregisters van 1834 tot 1865, met
alfabetische klappers, die ook sinds kort op internet staan. Naar
de invrs
- Over de periode ± 1824 tot en met 1851 zijn in het archief van
de Maatschappij (toegang 0186) ook klappers die hoofdnummers
geven. Naar de
invnrs
- Over de periode 1822-1840 zijn in het archief van de
Maatschappij (toegang 0186) ook bevolkingsregisters, die ook op
internet staan. Naar
de invnrs
- De allereerste bedelaars kunnen nog niet in klappers voorkomen.
De eerste 1000 die in 1822 en 1823 in de Ommerschans aankwamen
staan in het Maatschappij-archief toegang 0186, invnr 1443.
- Over de periode 1828-1842 is in het archief van de Maatschappij
(toegang 0186) ook nog een bevolkingsregister met diverse
categoriën bewoners van de Ommerschans, de bedelaars staan
achterin, invnr 1543.
De laatste twee staan niet op internet en moeten op het archief
geraadpleegd.
-------------------
Aankomsten 1822-1827
Sommige bedelaars, in ieder geval degenen die waren geplaatst op
bijzonder contract (zie verderop) en degenen die aankwamen in een
grote groep, komen voor op een van de 'Nominatieve staten' van
aankomst in de kolonie, invnr 1370.
Meermalen opgenomen bedelaars 1823-1840
Bedelaars die in de periode 1823-1840 meerdere malen opgenomen
waren, werden bijgehouden in een apart register, invnr 1465.
Er is een alfabetische klapper op, invnr 1466.
Rekeningoverzichten 1825-1832
Van enkele bedelaarskolonisten zijn uit de periode 1825-1832
extracten uit het rekeningenboek bewaard. Daarin staat wat zij aan
voorschotten, kleding enzovoort ontvangen hebben, en wat daar aan
verdienste voor werk tegenover staat. De doos bevat enkele
'invaliden', enkele 'invaliden met schulden' en enkele valide
bedelaars die schulden hebben opgedaan doordat zij een tijdje op
de hospitaalzaal hebben verbleven. Zo op het oog lijkt het mij een
vrij willekeurige greep uit de gestichtsbevolking, invnr 1156, zie
deze pagina met extra
informatie.
Alle mutaties
Alle mutaties (geboorte, huwelijk, overlijden, verhuizing,
ontslag, desertie, enzovoort, met ook aankomststaten van
nieuwelingen per bewonerscategorie) uit de periode 1833-1859
worden per maand en per kolonie vermeld in de mutatie-registers. Naar de invnrs
Er zijn ook andere mutatieregisters van bedelaars (en wezen) die
al in januari 1823 beginnen en de hele periode 1823-1859 beslaan.
Bij de eerste twee horen (zie onder de tabel) pagina's met losse
aantekeningen van mij: Naar de
invnrs
Tips
- Als iemand is gedeserteerd, kan in deze registers nagegaan of er
op diezelfde datum ook anderen gedeserteerd zijn. Vaak ging
ontvluchten in groepjes.
- In de tweede soort mutatieregisters (met alleen bedelaars en
wezen) staan ook mislukte deserties. Dan wordt eerst de desertie
genoteerd, en een of meer dagen later 'terug van desertie'. Deze
kortdurende deserties zijn verder alleen in de tuchtverslagen te
vinden en staan nergens anders.
- De meeste bedelaars zaten gedwongen in het gesticht, in het
begin omdat ze door een schout of agent waren opgepakt wegens
bedelarij, later omdat ze door een rechter daarvoor waren
veroordeeld. Het was vanaf het begin ook mogelijk om vrijwillig
het gesticht in te gaan. Ik ben dat met name tegengekomen bij
mensen die harde klappen van het leven hadden gehad, zoals de dood
van al hun naasten. In sommige bevolkingsregisters staat het er
niet bij of ze veroordeeld of vrijwillig zijn, in dat geval kan
het nagekeken in bovengenoemde mutatieregisters want daar staat
het er in de aankomststaten altijd bij.
Invaliditeitsregisters 1827-1859
In 1827 werd per contract geregeld dat de overheid extra
vergoeding zou betalen voor die bedelaars die niet in staat waren
met arbeid de kost te verdienen. Het contract bevindt zich in
invnr 1601 en (tweemaal) in invnr 1440. Vanaf dat moment werd er
een administratie met betrekking tot invaliditeit bijgehouden.
Die administratie ging in twee stappen:
- Concepten. De directie van elk gesticht maakte in
samenwerking met de arts elk half jaar (later werd de maand
december apart geadministreerd) een lijst van half of geheel
invaliden. Daarbij wordt in niet al te kiese bewoordingen ook het
gebrek omschreven. Soms staan er ook andere bijzonderheden bij.
Soms bevindt zich hierbij commentaar van de pc op de lijst. Eerst
waren het nominatieve lijsten, later werden het extracten uit het
invaliditeitsregister. Naar de invnrs.
- Definitief De permanente commissie maakte op basis
daarvan lijsten die ze aan het ministerie deed toekomen. Met
vermelding van de aard van de invaliditeit en het bedrag waarop de
Maatschappij recht had.
Lijsten met het nummer 1 zijn half invalide bedelaars; lijsten met
het nummer 2 zijn 'voor altijd en ten eenenmale' invalide
bedelaars.
Hiervan zijn slechts enkele bewaard gebleven, maar als het
gezochte jaar er bij zit, kan het best eerst hierin gekeken
worden, want ze zijn netter geschreven en overzichtelijker
ingedeeld dan de concepten. Naar de invnrs.
Tip: Altijd en overal wordt iemands bedelaars hoofdelijk
nummer vermeld. Het is het handigst de lijsten daarop te
doorzoeken.
Stamlijsten
Helaas, de lijsten waarop de uitzendende instantie gegevens van
bedelaars had genoteerd, zijn niet bewaard gebleven of in ieder
geval tot nu toe niet teruggevonden. In invnr 1468 bevinden zich
er zegge en schrijve vier.
Bedelaarsgezinnen
- Bedelaarsgezinnen werden eerst (zoals bij alle
bedelaarsgestichten gebruikelijk) uit elkaar gehaald, vader en
zoons op een mannenslaapzaal, moeder en dochters op een
vrouwenslaapzaal, elk gezinslid kreeg een eigen hoofdnummer.
Meestal, maar helaas niet altijd, werd er bij gezet 'vrouw van nr
xxx' of 'kind van nr. xxx'. De gezinsleden zijn bij elkaar te
zoeken omdat ze normaliter allemaal tegelijk arriveerden en dus
opengevallen hoofdnummers kregen die bij elkaar in de buurt
liggen. Als je één hoofdnummer hebt en de 100 hoofdnummers
daaromheen bekijkt op gelijke aankomstdatum en zelfde plaats van
opzending, heb je een gezin wel bij elkaar.
- Als het gezin zich goed gedroeg kregen ze een woninkje aan de
buitenkant van een van de gestichten in Veenhuizen, waar ze in
gezinsverband bij elkaar konden wonen. Dit gebeurde vanaf januari
1826. Als ze zich misdroegen werden ze voor straf weer
'overgeplaatst naar zaal'.
- Van 1831 tot 1840 werd van gezinnen geadministreerd wat ze per
jaar gezamenlijk verdienden en wat ze gezamenlijk aan kleding en
voedsel verstrekt kregen. Van ongeveer honderd
'bedelaarshuisgezinnen' is dat bijgehouden op de eerste honderd
folio's van het register met invnr 1159. Achterin het boek zit een
alfabetische namenlijst.
- Er is een controle-register met een dertigtal gezinnen voor de
periode 1841-1845, invnr 1558. Bij sommigen staat 'hut', waarmee
vermoedelijk een veldwachtershut bedoeld wordt. Bij nieuwkomers
staat vermeld 'gevestigd als Bedelaars Huisgezin' en bij sommige
anderen staat 'teruggeplaatst als bedelaars-kolonist', wat
vermoedelijk betekent dat ze weer op de zalen moesten.
- Bedelaarsgezinnen waarvan het gezinshoofd rond 1865-1867 een
functie bekleedde (brievenbode, schrijver bij de oogartsen,
plaatsveger, veldwachter) staan per gesticht geadministreerd in
toegang 0137.01 invnr 290.
Geboren kinderen
In de bedelaarsgestichten geboren kinderen worden in het
bedelaarsregister ingeschreven met een eigen bedelaars-hoofdnummer
en met achter de naam de vermelding 'kind van nr. xx' Er
zijn een paar aparte registraties:
- Over de periode 1824-1840 is een 'Nominatieve Staat van kinderen
aan de Etablissementen Ommerschans en Veenhuizen 2e Etablissement
in onecht geboren en waarvan de moeders aanwezig zijn', toegang
0186, invnr 1401.
- In het mutatieregister augustus 1827-december 1829 ligt een
losse lijst van in onecht geboren kinderen, toegang 0186, invnr
1509.
- Pasgeboren kinderen plus hun 'zogende moeders' staan op de
invaliditeitslijsten, zie bij invaliditeit.
Plaatsing op bijzonder contract
Verreweg de meeste bedelaars kwamen op basis van de contracten die
de Maatschappij van Weldadigheid had afgesloten met de regering.
Die contracten bevinden zich in invnr 1440. Of de regering braaf
voldeed aan betaling van de termijnen werd bijgehouden in een
schriftje in invnr 1127.
Maar daarnaast konden subcommissies of gemeentebesturen ook een
contract afsluiten om een aantal bedelaars te plaatsen. Vermelding
van de tien plaatsen die dat hebben gedaan staat in het
contractenboek, invnr 1394, bij de sectie F: 'Kontrakten met
verschillende Autoriteiten, Korporatien en Sub-Kommissien van
Weldadigheid, voor de plaatsing van personen in de kolonie de
Ommerschans, tegen jaarlijksche betaling van f 30:- of f 40:- per
hoofd, gedurende 16 jaren'.
Na zestien jaar betaling van dat bedrag had de contractant het
eeuwigdurende recht op plaatsing verworven. De meeste van deze
F-contracten zijn bewaard gebleven en bevinden zich in invnr 1441.
Over de via deze contracten geplaatste personen is extra
informatie beschikbaar:
- In het begin krijgen ze een eigen nummering, zie bijvoorbeeld
invnr 1444 helemaal achterin (dit boek is ook op internet
raadpleegbaar).
- Vanaf 1 november 1829 werd er een apart register van hen
bijgehouden, invnr 1389, een register met ook de op andere
contracten geplaatste vrije kolonisten en ingedeelden, zie deze uitleg.
De bedelaars hebben in dit register een zogenaamd B-nummer, lopend
van 898B tot en met 957B, dat in principe ook altijd in het
bevolkingsregister bij hun naam vermeld moest worden.
- Er is een alfabetische klapper op dit register, invnr 1390 (ook
op internet).
- De designatie- of stamlijsten, waarop de uitbestedende instantie
de gegevens - soms summier, soms zeer uitgebreid - van de
geplaatste personen heeft genoteerd, bevinden zich in invnr 1391
(ook op internet).
Kleding - zaalindeling - zaalopzieners 1832-1835, 1837-1840,
1853, 1859
Enkele inspectierapporten bevatten lijsten waarop per bedelaar is
aangetekend welke en hoeveel koloniale kledingstukken hij/zij had
en welke en hoeveel eigen kledingstukken de bedelaar bezat.
Aangetekend werd ook of de bedelaar 'valide, half of heel
invalide' is. Een andere lijst geeft aan of de bedelaar tegoed of
schuld op kleding had, zodat opeenvolgende lijsten een indicatie
van zijn/haar welvaren kunnen geven.
Bovendien zijn de lijsten ingericht per zaal zodat kan worden
afgeleid wie de zaalgenoten waren, hoe oud die waren, sinds
wanneer die in het gesticht waren, hoeveel invalides ertussen
zaten, wie de 'rijken' waren qua eigen kledingbezit, en welke
zaalopziener over dit gezelschap de scepter zwaaide. Naar de invnrs
- NB: Met het eigen kleding-bezit zul je in de meeste gevallen ook
het totale aardse bezit van een bedelaar in kaart hebben.
Marinekeuring 1838
November 1838 keurde het Departement van Marine gestichtsbewoners
op 'de geschiktheid voor de zeedienst'. Een verslag daarvan
bevindt zich, met ook een lijst van aangenomen 'matrozen der 3e
klasse' en 'jongens', een lijst van afgekeurden, en een lijst van
kandidaten die er bij nader inzien toch maar van afzagen, in een
omslagje met het opschrift 'No 66 van 1839' in invnr 204.
Kinderen van bedelaars 1838
Eind 1838 werden per gesticht lijsten gemaakt van kinderen van
bedelaars 'aangaande hunne werkzaamheid', oftewel om te zien of ze
ook verdienden of alleen maar kostten. Die lijsten bevinden zich
tussen de ingekomen post, in een omslag met opschrift 'No 107 van
1839' in invnr 204.
Ontslagvoordrachten
De ontslagvoordrachten kunnen bijzonder interessante
informatie opleveren omdat én genoteerd werd welke toekomstplannen
de bedelaar heeft ('wil naar XX om bij YY als ZZ te werken') én er
een beoordeling gegeven werd van de persoon en zijn gedrag. Een
ontslagvoordracht verliep in twee stappen:
- Eerst maakten de directeuren van de diverse gestichten
concept-voordrachten welke bedelaars volgens hen met ontslag
kunnen. Behalve de voornoemde dingen staan daarin ook opgaven van
verdiensten, soms zijn er notities van predikant of pastoor over
het godsdienstig gedrag, soms is er bijgeschreven commentaar van
de permanente commissie.
- Dan maakt de pc een definitieve voordracht, met haar eigen
opmerkingen erin verwerkt, en zendt die aan de minister. Meestal
zit daar een alfabetische lijst bij.
Concept-voordrachten, ondertekend door directeuren, en (kopiën
van) de definitieve voordrachten, ondertekend door de pc, liggen
in het archief hopeloos door elkaar. Een eerste poging dat in
kaart te brengen: Naar de
invnrs
Tips en opmerkingen:
- Concept-voordracht en definitieve voordracht hebben
verschillende teksten, dus is het zinvol beiden door te nemen.
- Doe dan eerst de definitieve voordracht want daar zit altijd een
alfabetisch register bij, bij de concepten is dat meestal niet het
geval.
- Als de pc iets bij een concept-voordracht gekrabbeld heeft,
gebruikt ze vaak alleen het hoofdelijk nummer van de bedelaar.
- Kijk ook in de concept-voordrachten van de jaren die voorafgaan
aan het feitelijke ontslag (soms is dat dezelfde doos). Het kan
zijn dat de bedelaar eerder voor ontslag is voorgedragen, maar het
toen niet doorging. Soms wordt de reden waarom het niet doorging
erbij vermeld.
- Ergens in elke definitieve ontslagvoordracht zit ook een los vel
met 'suppletoire ontslagvoordracht', met nog enkele nagekomen
namen.
- Niet alle ontslagen bedelaars staan in de voordrachten, er zijn
ook ontslagen 'buiten de voordragt om'. Daar is dan wel altijd
correspondentie over geweest in de periode voorafgaand aan het
ontslag, zie zoeken in de post
Zelf ontslag vragen
- Bedelaars schreven massaal rekwesten aan de koning met het
verzoek vrijgelaten te worden (nouja, de meesten lieten het voor
zich schrijven door een collega). De koning gaf die rekwesten door
aan binnenlandse zaken die ze ter beoordeling naar de Maatschappij
stuurde. Bij de beantwoording daarvan stuurde de Maatschappij die
rekwesten weer terug, dus in het archief van de Maatschappij zijn
ze (op een enkele uitzondering na die vergeten is) niet terug te
vinden.
Maar er is dus wel correspondentie over en daarnaar kan gezocht
worden in de post, zie zoeken in de post.
- Ook in die post bevinden zich maandelijkse overzichten van
binnenlandse zaken welke rekwesten wel en welke niet gehonoreerd
worden.
- Er zijn twee alfabetische klappers - eentje 1832-1833 en eentje
1833-1837 - op de namen van bedelaars die in die overzichten ter
sprake kwamen. Daaruit kan worden afgeleid wie in die periode om
ontslag gevraagd heeft. De klappers bevinden zich in invnr 1554.
Er is een file met
ietsje meer informatie over dat invnr.
Ontslag-registers
De autorisatie (toestemming) tot ontslag moest komen van de
minister van binnenlandse zaken. Over de jaren 1832-1845 en
1856-1858 zijn ontslagregisters bewaard gebleven waarin die
autorisaties zijn bijgehouden. Met vermelding welke actie er
ondernomen is en soms aan welke voorwaarden voldaan moet zijn voor
ontslag gegeven wordt.
In die registers staan ook veel autorisaties uit eerdere jaren die
nog niet tot feitelijk ontslag hebben geleid. In zo'n geval staat
er meestal bij waarom de bedelaar nog steeds niet vertrokken is.
Bijvoorbeeld omdat hij nog schuld heeft, of geen reisgeld heeft,
of omdat hij 'afgehaald' moet worden (wat meestal duidt op een
gezondheidsprobleem).
In de registers 1856-1858 wordt soms door de Maatschappij reisgeld
verstrekt, of mag de bedelaar vertrekken terwijl hij nog schuld
heeft staan. Dan staat erachter op welke gemeente dat verhaald kan
worden. Als dat laatste gelukt is, staat er de datum achter
'waarop over het reisgeld of de schuld is gedisponeerd'. Naar de
invnrs.
Bedelaars uit Leiden 1853-1860
Bedelaars die in de periode 1853-1860 zijn uitbesteed door de
subcommissie van weldadigheid Leiden staan in een apart register,
invnr 1559.
Rekeningoverzichten 1856-1858
Van enkele bedelarskolonisten uit Veenhuizen 1 en Veenhuizen 3
zijn uit de periode 1856-1858 extracten uit het rekeningenboek
bewaard. Daarin staat wat zij aan voorschotten, kleding enzovoort
ontvangen hebben, en wat daar aan verdienste voor werk tegenover
staat. Het zijn er maar een paar en ze zitten in een doos met
verder allemaal extracten uit de invaliditeitsregisters, invnr
1566.
Levensloop via domicilie van onderstand-onderzoek
Van sommige bedelaars is er een stuk met 'AANTEKENINGEN
betrekkelijk het algemeen verhoor van (naam), bedelaarskolonist
(no nummer), ter ontdekking van het domicilie van onderstand'.
Daarin wordt aangetekend waar de persoon tijdens zijn leven zoal
gewoond heeft, althans wat hij/zij zich daarvan herinnert. Als de
voorgedrukte vragen zoals 'Wanneer is de geboorteplaats voor het
eerst verlaten?' en 'In welke plaatsen daarna succesivelijk
gewoond?' een beetje uitgebreid zijn beantwoord, kan het een schat
aan informatie over de levensloop van de persoon opleveren.
Helaas zitten die verhoorprotocollen overal en nergens tussen de
uitgaande post. Zie bij zoeken in de post.
Tuchtzaken
Vanaf 1829 werden van alle zittingen van de Raden van Tucht
verslagen gemaakt. Die werden tot 1849 apart opgeborgen. De
zittingsverslagen van de Raad van Tucht op de Ommerschans bevinden
zich in invnr 1623. Die van het tweede gesticht te Veenhuizen in
de invnrs 1620 en 1621. Van het derde gesticht zijn alleen die na
1842 (tot die tijd zaten er weeskinderen) van belang voor
bedelaars, invnr 1622.
Na 1849 werden de tuchtverslagen niet apart opgeborgen, maar
zitten ze tussen de uitgaande post van de permanente commissie.
Via de klappers daarop zijn ze onder het kopje 'Tucht' wel te
vinden, invnrs 943-953
Bedelaars volgen na 1859
Na de overname van de gestichten te Veenhuizen en de Ommerschans
door de Staat is er in het archief van de Maatschappij van
Weldadigheid niets meer over bedelaars te vinden. Zij kunnen
verder worden gevolgd in het Archief van de Rijkswerkinrichtingen
te Veenhuizen en Ommerschans, beschreven in de gelijknamige
inventaris. Een deel van dat archief is hierboven al de revue
gepasseerd en via de bij Bevolkingsregisters-1 genoemde registers
kunnen ze al tot na 1859 gevolgd worden, maar er zijn nog véél
meer registers bij toegang 0137.01.
Rechtstreeks naar
de inventaris.
Helaas levert dit archief minder 'spannende' informatie dan dat
over de periode vóór 1859. misschien dat er op het nationaal
archief nog leuke spullen zijn, zie onder.
-------------------
Nationaal Archief
- Tot 1 januari 1875 vallen de bedelaarsgestichten onder
binnenlandse zaken. Die archieven bevinden zich bij het Nationaal
Archief in Den Haag. Deels is dat een schaduwarchief van (een
gedeelte van) het Maatschappij-archief: uitgaande post van de
Maatschappij = ingekomen post van het ministerie en viceversa.
Daarbij zijn sommige dingen bij binnenlandse zaken beter bewaard
dan bij de Maatschappij. Bijvoorbeeld van de definitieve
invaliditeitslijsten zijn er bij de Maatschappij slechts enkele
bewaard, bij binnenlandse zaken moeten die er nog tussenzitten.
Maar daarnaast correspondeerde binnenlandse zaken met de
gouverneurs van de provincies, meestal over domicilie van
onderstand kwesties. Lastig is dat de organisatie van het
ministerie tussentijds regelmatig verandert, waardoor het in
steeds wisselende archieven is terecht gekomen. Maar de
inventarissen van de hierna te noemen toegangen zijn allemaal als
pdf op te halen van de site van het nationaal archief.
- Van 1 juli 1817 tot 14 oktober 1823 heet de afdeling 'Armwezen
en Onderstand'. Het archief daarvan zit in NA 2.04.01 de invnrs
595-701 (de serie F), met repertoire en klappers 703-709.
- Van 15 oktober 1823 tot 31 december 1831 heet de afdeling
'Armwezen en gevangenissen'. Het archief daarvan zit ook in NA
2.04.01. Voorzover ik het begrijp zit alles tot 1 april 1825 in de
serie A of D en alles na die datum in de serie H.
- Vanaf 1 januari 1832 is het de '7e afdeling Armwezen'. Het
archief bevindt zich in NA 2.04.56.
- Vanaf 1859 zit alles in Binnenlandse Zaken Ommerschans en
Veenhuizen, NA 2.04.19.02.
Vanaf 1 januari 1875 werd het ministerie van justitie
verantwoordelijk voor de gestichten. Ook dat archief bevindt zich
bij het Nationaal Archief in Den Haag.
Archieven van provinciale Gouverneurs
Binnenlandse zaken correspondeert niet rechtstreeks met gemeenten,
dat loopt via de gouverneurs der provinciën, de functionarissen
die later commissarissen van de koning(in) gaan heten. In het
archief van de gouverneur van Groningen heb ik heel veel smeuiige
bedelaarsverhalen gevonden. Het zal per gouverneur verschillen hoe
ze de desbetreffende afdeling noemen, maar voorzover ik weet
hebben ze allemaal goed aan archiefvorming gedaan.
Gerechtelijke archieven
Vanaf 1843 is in principe een veroordeling door de rechter nodig
om in het bedelaarsgesticht terecht te komen. Vóór die tijd hoef
je daar niet naar te zoeken, dan gaf een burgemeester of een
schout gewoon een briefje af waarop stond dat iemand bedelend was
aangetroffen. Maar voor opnames na 1843 kun je terecht in de
rechterlijke archieven.
Dat is dan altijd de rechtbank van de plaats die de bedelaar heeft
binnengebracht. In de stamboeken is dat de kolom 'Van waar
gekomen' of 'Gemeente van waar opgezonden'. Staat daar Haarlem,
dan moet je dus de rechtbank in Haarlem hebben.
In later jaren is het weer mogelijk om vrijwillig opgenomen te
worden. Voozover mij bekend loopt dat niet via de rechter.
Gemeentelijke archieven
Bij bijna elke bedelaar hoort een gemeente die volgens de wet op
het domicilie van onderstand het verblijf van de bedelaar moet
bekostigen. Soms staat in het bedelaarsstamboek vermeld welke
plaats dat is, anders kun je het best uitgaan van de
geboorteplaats tenzij die heel lang in een andere plaats gewoond
heeft. Die gemeente krijgt via de gouverneur de rekening van
binnenlandse zaken en dat wil bij veel gemeenten nogal eens tot
discussie in het gemeentebestuur leiden. Ook de reactie als hen
gevraagd wordt of de bedelaar vrijgelaten kan worden, kan in dat
gemeentearchief voorkomen.