Mis je een
onderwerp?
Gebruik de
zoekmachine
1818 |
De bestuurders uit de beginperiode, de landelijke commissie van weldadigheid bij de oprichting in januari 1818, met mutaties in de eerste anderhalf jaar. |
De inleiding bij het concept-reglement van de Maatschappij van Weldadigheid dd 14 januari 1818, met verwoordingen van de doelstelling. |
Het reglement zelf, 14 januari 1818.
39 artikelen
verdeeld over hoofdstukken over het lidmaatschap, het doel
en middelen en over het bestuur en de diverse commissies. |
De brief van de minister van binnenlandse zaken aan Johannes van den Bosch met de koninklijke goedkeuring van het concept-reglement dd 5 maart 1818. |
Op enig moment geeft ene Hendrik Westhoff
opdracht om een
herdenkingspenning te ontwerpen en te slaan voor de
oprichting van de Maatschappij, met 6 maart 1818
als datum. |
De circulaire van de Maatschappij waarin steden worden opgeroepen subcommissies op te richten, dd 24 juni 1818. 'Ter onverwijlde daarstelling van een geregeld verband.' |
Blijkbaar wordt de bovenstaande oproep op 7
juli verzonden want dat melden de steden die vanaf 17
juli 1818 schrijven dat ze erin geslaagd zijn om ter
plaatse een
subcommissie te stichten. |
Zie voor alle besluiten uit de beginperiode
(1818-1824) van de koloniën deze verzamelpagina.
Ik geef toe: het is wat rommelig omdat verschillende
inventarisnummers elkaar overlopen. |
Aan de andere kant is het wel handig als
een besluit/reglement in méér dan één invnr zit: wat bij
de ene versie lastig te lezen is, is misschien duidelijker
in de andere. Dus iedereen die onderzoek doet wordt
geadviseerd zowel deze
besluitenpagina als deze besluitenpagina
te raadplegen. |
- Brief van Petrus Ameshoff dd 4 juli 1818 met betrekking tot aankoop van land voor de proefkolonie, waarin hij de politieke situatie in Drenthe uitlegt, Stephanus van Royen introduceert (zonder diens naam te noemen) en het Steenwijks orakel noemt. |
Fragmenten uit enkele van de brieven in augustus/september 1818 waarin subcommissies kolonisten voordragen voor de proefkolonie. |
Berekeningen,
mogelijk gemaakt door de aannemer in september 1818,
van het aantal stenen dat benodigd is om de proefkolonie
te bouwen en van de arbeidstijd om een hoeve neer te
zetten. |
Volgens de berekeningen die Johannes van
den Bosch in het begin maakt, zijn de koloniën budgettair
neutraal, er komt net zo veel geld uit als er in
gaat. Rekent u even mee? |
Twee werkliederen voor kolonisten, waaronder de in De Proefkolonie genoemde lofzang op vroeg opstaan, ingezonden door een lid van de subcommissie Almelo ergens oktober 1818. |
Een lijst van aan de kolonisten te verstrekken huisraad,
vermoedelijk gemaakt eind september of begin oktober
1818, kort voor de aankomst van de eerste
proefkolonisten. |
Ook hoogstwaarschijnlijk uit eind
september of begin oktober 1818 dateert deze lijst
van het kledingpakket
dat aan kolonisten verstrakt gaat worden. Let ook op
wat er NIET bij staat: onderbroeken werden in die tijd nog
niet gedragen. |
Plaatje met de lijst van aangekomen proefkolonisten vanaf 29 oktober 1818, bijgevoegd bij een brief van Benjamin van den Bosch aan de Maatschappij dd 9 november 1818. |
Een uitgetypte lijst met de aankomst
van de proefkolonisten, gerangschikt op
aankomstdatum, lopend van 29 oktober 1818 tot 5
december 1818. |
De aankomst van de spinmaterialen plus de spinbaas begin november 1818 en een brief van de Leidenaar Scherenberg over wat er verder voor het spingebeuren nodig is. |
December 1818 zijn alle proefkolonisten er, en aan een overzicht van plaatsen van herkomst valt te zien dat ze met opzet uit alle hoeken van het land geselecteerd zijn |
Het is even een mondvol, maar vooruit:
REGLEMENT en VOORWAARDEN, aan welke ZICH IEDER KOLONIAAL
HUISVADER OF HUISMOEDER, VOOR ZICH en DE ZIJNEN, BIJ
HANDTEEKENING BEHOORT TE ONDERWERPEN, BIJ DE AANKOMST van
het HUISGEZIN in DE KOLONIE. Vierentwintig artikelen en
interessant leesvoer. |
De contribuanten
van de Maatschappij van Weldadigheid in het jaar 1818
per subcommissie van weldadigheid. Inclusief het aantal
dorpscommissies per arrondissement. |
Ook in december 1818 de eerste
geluiden over de komende start van een maandblad van
de Maatschappij getiteld de Star. De concurrentie
reageert zuinig, maar het slaat wel aan. |
1819 |
Brief van de subcommissie Steenwijk in januari 1819 over het wegzenden van haar proefkolonisten de familie Dikkeboom, de subcommissie voelt zich ‘van achteren bedrogen’. |
Van janusri 1819 geeft de
Maatschappij van Weldadigheid een eigen maandblad uit.
Informatie over de eerste jaargang staat hier. Voor
aantekeningen bij alle jaargangen moet je hier zijn.. |
In dat januari 1819-nummer van de Star
evalueert Johannes van den Bosch de oprichting van de
proefkolonie Frederiksoord en geeft hij voorzetjes
voor de verdere uitbreiding van de koloniën. |
Een man uit Zwijndrecht wil februari
1819 op de
kolonie geplaatst worden als... tabaksplanter. Dat
gaat dus niet door maar zevenentwintig jaar later zijn er
serieuze plannen voor kolonietabak. |
Artikel uit de Star van april 1819 met een beschrijving van het instituut Hofwijl van E. van Fellenberg, waar een Groningse kwekeling voor de Maatschappij wordt opgeleid. |
Juli 1819 introduceert de
Maatschappij zes contractvormen waarmee personen en
gezinnen in de kolonie geplaatst kunnen worden. Van dat
uitleggen krijg ik altijd koppijn, maar ik doe het hier toch. |
Een transcriptie van het Koninklijk Besluit
van 14 augustus 1819, waarmee de Maatschappij het
vruchtgebruik krijgt van de Ommerschans, staat op een overzichtspagina
van KB's. |
Uit een brief van Benjamin van den Bosch dd 23 augustus 1819 met de beloningen die zijn toegekend voor bestrijding van de veenbrand en voor andere zaken. |
De Maatschappij maakt van de invoering van
contracten (zie hier boven bij juli) gebruik om 24
augustus 1819 de aanval
te openen op het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam. |
Brief van de kolonist Hopman (opvolger van Hendrik Metz) aan de subcommissie Amersfoort in september 1819 waarin hij de vereiste mate van dankbaarheid laat blijken. |
Contract over de opname van wezen in de kolonie, tussen de Maatschappij en Alkmaar uit november 1819. Zes wezen met huisverzorgers plus twee arme gezinnen. |
En
zie hier a-l-l-e contracten voor wezen, huisverzorgers
en 'gratis' gezinnen in de vrije koloniën van november
1819 totenmet oktober 1823. In totaal voor 163
hoeves en 378 wees- of armenkinderen. |
De eerste bewoners van Frederiksoord 2 komen vanaf december 1819 vooral uit plaatsen die nog geen kolonist hadden geleverd, als Breda, Brielle, Heerenveen, Purmerend. |
Bij die eerste bewoners in
december 1819 zit
ook iemand die zich ongevraagd
komt melden. Hij wordt wel aangenomen, maar dat gaat
maar twee jaar goed. |
1820 |
De proefkolonisten tonen zich volgens directeur Benjamin van hun beste kant als ze in februari 1820 spontaan donaties geven voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Gelderland. |
Voorbeeld van een contract, in
dit geval met Zwolle, voor het overnemen van
gezinnen in de kolonie, gedateerd 8 april 1820 |
Begin juni 1820: Dordrecht
leegt zijn weeshuis: een optimistisch stukje uit de
Amsterdamsche Courant over hun doorkomst plus brieven van
Johannes die er geen raad mee weet. |
Er zijn meer steden die begin juni 1820
behoorlijke aantallen armen naar de kolonie zenden.
Bijvoorbeeld Hoogeveen. Een overzichtje van de Hoogeveense eerstelingen
en hun belevenissen. |
Juni 1820 (+ dec.1821): Brieven van de geheimzinnige
P. Nederlander uit Gorinchem + Delft over plaatsing
van twee kinderen van zeer onduidelijke (volgens geruchten
prinselijke) herkomst. |
Directeur Benjamin van den Bosch doet 29 juni 1820 een voordracht hoe de medailles voor goed gedrag en vlijt over de proefkolonisten verdeeld moeten worden. |
Inmiddels weten we hoe die op 29 juni
1820 bedoelde medailles er uit hebben gezien en
kunnen we de
totstandkoming van de gouden, zilveren en bronzen
plakken beschrijven. |
Vlaardingen stuurt juli 1820 ook wezen
naar Frederiksoord, in een geval blijkbaar zonder eerst de
familie te vragen, wat daarna dus hoognodig
rechtgezet moet worden. |
In het augustus 1820 gepubliceerde
jarverslag april 1819-april 1820 wordt het
wegsturen van enkele kolonisten gemotiveerd, met
daarbij de roep om een strafkolonie op te richten. |
Subcommissie Schiedam laat
haar contribuanten via een
berichtje in de Staatscourant september 1820 weten
dat er met hun geld goed werk gedaan wordt. |
In de Star van oktober 1820
doen twee leden van de Commissie van Toevoorzicht verslag
van hun bezoek aan de koloniën, met
beschrijvingen van alles wat zij daar aantreffen,
inclusief school. |
- In november 1820 gaan
voor het eerst koloniebewoners naar de strafkolonie op de
Ommerschans. Drie Delftse
wezen van 17, 17 en 18 jaar zijn de eerste
strafkolonisten. |
1821 |
Gevonden: een bevolkingsregister
van Willemsoord dat ouder is dan al bekende
stamboeken en ergens najaar 1821 is gemaakt. |
De subcommissie van weldadigheid Alkmaar
raakt door het overlijden van de penningmeester een kleine
400 gulden kwijt. Een stukje brief van 1 februari 1821
staat bij 'begin
1821' op deze pagina. |
Bekendmaking van de permanente commissie aan de kolonisten, van 9 februari 1821 dat er voortaan een Raad van Policie is om de orde in de kolonie te handhaven. |
Na andere klachten van
subcommissies doet een
brief van Utrecht de pc besluiten om vanaf februari 1821
kolonisten die buiten hun schuld gebrek lijden een
uitkering te garanderen. |
De subcommissie
Bolsward stelt in een memorie van maart 1821 dat armoede
voortkomt uit drankmisbruik en wil daarom dwangmiddelen om
mensen in de kolonie te plaatsen. |
Tussen het toenemende
aantal problemen met huisverzorgers bevindt zich ook een
'losbandige' vrouw uit Kampen tegen wie eind april 1821 een
proces-verbaal wordt opgemaakt.. |
Ook in april 1821 legt de subcommissie
Maassluis aan prins Frederik uit waarom de misère
bij de haringvangst verhindert dat zijn oproep tot
ledenwerving resultaat oplevert. |
In mei 1821 worden de koloniën
drooggelegd. Wie zich eenmaal schuldig maakt aan misbruik
van sterke drank krijgt
geen geld meer maar winkelkaartjes. Het begin van
een eigen geldstelsel. |
Tot nadeel van de reputatie
van de kolonie vertelt een kolonistenvrouw
uit Bovenkarspel juli
1821 overal dat haar man op zijn sterfbed geen
enkele medische bijstand heeft gehad. |
In de Star van augustus 1821 gepubliceerde lijst met de jaarinkomens over het voorafgaande jaar die de proefkolonisten volgens de Maatschappij behaald hadden. |
Ook in de Star van augustus
1821, met een vervolgje in september 1821,
blijkt dat men het eigen
geldstelsel wil invoeren voor a-l-l-e vrije kolonisten.
Niet alleen voor dronkelappen (zie mei 1821). |
De bejaarde Steijntje Reymen uit Rotterdam
schrijft september 1825 over een in de kolonie
opgenomen kleinkind 'die
reeds eenige jaren van mij verweiderd is geweest'. |
Nog niet
klaar: Nieuwe bewoners van het dit jaar opgerichte
Wilhelminaoord komen met soms curieuze redenen
waarom het nieuwe bestaan hun niet aanstaat. |
Een huisverzorgster
uit Vlissingen richt zich na een misstap in november/december 1821
in een wanhopige brief tot Johannes van den Bosch. |
Verhaaltje over de geweze kolonist en mr. smid
Matthijs Muller die kerst
1821 zo in de problemen met de directie raakt,
dat hij kort daarop de kolonie verlaat. Waar hij spijt van
krijgt. |
1822 |
Johannes van den Bosch in januari 1822 over
de maatregel om
huisverzorgers ook te laten werken en de daarop
volgende protesten uit Harlingen. |
Vanaf januari 1822 is het mogelijk
contracten te
sluiten met de Maatschappij voor het plaatsen van
bedelaars in het later dat jaar op te richten
bedelaarsgesticht op de Ommerschans. |
Sketch tussen een dominee en de beide buren Jan en Jacob uit een boekje dat ergens in 1822 is uitgegeven door de Leeuwarder Courant. |
Een transcriptie van het Koninklijk Besluit van 13 maart 1822, waarmee de Ommerschans de status van nationaal bedelaarsgesticht krijgt, staat op een overzichtspagina van KB's. |
De pc kan maart 1822 triomfantelijk
uithalen naar de subcommissie Harderwijk die klaagt
over de godsdienstig-foute opvoeding van een bestedeling
die helemaal niet bestaat. |
Van "as ik uit de school ben, dan heb jij
geen blixem op mij te zeggen" tot de vrees 'met onze lieve
kleinen onder den puinhoop dezer zwakke school verbrijzeld
te worden'. Schoolverslagen
1822. |
Verslagen
van dokter Schuurman over de ziekte op de
kolonie in de Stars van mei/juni/juli
1822 met daarin medische inzichten, die in onze
hedendaagse ogen een tikje vreemd zijn. |
De subcommissie
Monnickendam constateert bij een bezoek in juni 1822 ontzet dat
haar weeskinderen uit elkaar gehaald zijn en dat de
kolonisten te weinig werk hebben. |
Een door subcommissie
Medemblik in juli 1822
naar de kolonie gezonden kleermaker uit Opperdoes, ooit
opgeleid tot predikant, barst uit in een jubeldicht over zijn
nieuwe kans. |
Contracten
'onder de letter B' blijken weinig belangstelling te
trekken. juli 1822 is Haarlem de laatste die zo'n
contract afsluit. Koog aan de Zaan, Zwolle en Groningen
gingen voor. |
De oogstresulaten
van Wilhelminaoord over 1821 zeggen weinig, want dan
zijn deze kolonisten nog maar net aangekomen, maar de
lijst uit augustus 1822 geeft wel aan wie er dan
wonen. |
De
bewoners van Frederiksoord-2 hebben iets langer gehad
om hun landje te leren kennen, maar de
oogstresultaten volgens de Star augustus
1822 zijn nog niet overtuigend. |
Verhaaltje over de familie
Hille die bij aankomst een ingedeeld weesmeisje in
huis krijgt, waarmee ze niet gelukkig zijn. Het sleept
voort tot in 1825. |
Op 7 oktober 1822
wordt een contract getekend tussen de Maatschappij van
Weldadigheid en de regering dat de eerste duizend
bedelaars zal opnemen. |
Op 25 oktober 1822 heeft Johannes
van den Bosch alle financiële opzetjes voor de Ommerschans
klaar, het 'Reglement
voor de komptabiliteit' van de
bedelaarskoloniën. |
Op 6 november 1822 komt koning
Willem I met een
koninklijk besluit dat én alle bedelaars én de
meeste weeskinderen voortaan naar de koloniën moeten. |
De eerste grondaankopen in de buurtschap Veenhuizen beginnen 21 november 1822, gaan door 22 en 23 november en 16 december 1822, waarna er wordt gepauzeerd. |
Op 2 december 1822 heeft Johannes
van den Bosch de plannen klaar voor de bouw van kolonie 7
in Doldersum. Maar of het echt zo gebouwd is als op de bouwtekening
staat? |
11 december 1822
worden de huishoudelijke
bepalingen voor het bedelaarsgesticht op de
Ommerschans door de permanente commissie bekrachtigd. |
Op 19 december 1822 zendt Johannes van den Bosch de contracten van die grondaankopen in Veenhuizen naar Den Haag met een toelichting. |
22 december 1822 Hele mooie brief van de subcommissie Enkhuizen, teleurgesteld en boos is dat enige vriendelijke aanmerkingen op de kolonie niet serieus genomen worden. |
Met twee zogenaamde D-contracten in december
1822 leegt het Zeeuwse Tholen haar volledige
weeshuis in de kolonie. Andere plaatsen doen
het wat rustiger aan. |
1823 |
Januari 1823. Als een kolonist uit Breda
is overleden, vraagt de familie om de kinderen in een brief die zo uit
het hart komt dat de spellingscontrole is vergeten. |
Op 18 februari 1823 stuurt Johannes van den Bosch vanuit Drenthe zijn plannen voor de nieuw te stichten kolonie Veenhuizen. Hij slaat opzienbarende nieuwe wegen in. |
Op 1 maart 1823 sluiten de
Maatschappij en het gouvernement een contract
voor de overneming van 4.000 weeskinderen, 1500
bedelaars en 500 huisgezinnen. |
Maart 1823 constateert de
Maatschappij dat het bedelaarsgesticht op de Ommerschans
vol loopt met mensen die te invalide zijn om te werken en
ze
protesteert furieus. |
Op 7 april 1823 wil Johannes van den Bosch
het bestek voor het te
bouwen gesticht in Veenhuizen zenden als men hem
komt vertellen dat het nog niet klaar is. dus wordt het 8
april 1823. Een transcriptie van dat bestek. Het is teruggevonden in het Rijksarchief te Brussel, maar helaas, helaas, zonder de bijbehorende bouwtekening. |
Op 8 april vraagt directeur Visser toestemming te mogen beginnen met het graven van de Kolonievaart in Veenhuizen en op 12 april 1823 volgt het contract. |
Om Veenhuizen (en alle andere bouwprojecten) op orde te krijgen wordt er 17 april 1823 een 'adjunct-directeur voor het opzicht over de gebouwen' aangesteld: Jan van Lemel. |
Jacob Torenvliet wordt april 1823
getransporteerd naar de bedelaarskolonie op de Ommerschans
en blijkt dan Johan Fröhm te heten. Een
kort verhaaltje. |
Johannes van den Bosch zendt op 11 mei
1823 naar de rest van de permanente commissie een ontwerp
voor een opvoedings instituut, dat daarna in Wateren
tot stand komt. |
Vanaf juni 1823 meldt de
directie dat de
kolonisten uit Texel behoren tot de groeiende groep
mensen waar de Maatschappij niets mee kan beginnen. |
Rond juni 1823 bezoeken Jacob van Lennep & Dirk van Hoogendorp de koloniën. Artikel van André Huizinga over Het Réveil en de Maatschappij |
Verhaaltje dat begint juni
1823 over Jacoba Cornelia van Nieuwenhoven en Teunis
van Waveren: welke van gevolgen is dat zij haar zinds
eenige maanden zwanger bevind. Er is meer informatie. |
Contracten
'onder de letter C' bieden tot oktober 1823
steden die te weinig contributie ophalen om een gezin 'uit
de kontributie te plaatsen de mogelijkheid die
contributies toch te benutten. Zie ook de uitleg hier. |
Een
overzicht per plaats van alle contracten die tot oktober
1823 gesloten zijn tussen instanties en de
Maatschappij voor plaatsen in de kolonie. Hoeveel uit elke
plaats lopen er rond? |
Een
halfwees uit Leeuwarden wiens vader met Napoleon
naar Rusland was getrokken moet oktober 1823 uit de kolonie en terug naar
zijn 'slegte' moeder omdat het geld op is. |
Ik zie en erken het betere,
maar volg het slechtere. De subcommissie Dokkum
brengt de verloederde broer van de rentmeester november 1823 onder in
de Ommerschans. |
8 november 1823: Het concept Besluit Huishoudelijke Inrichtingen voor het Instituut te Veenhuizen, de eerste basis voor het leven in de kinderetablissementen. |
De twee jaar in dienst zijnde en in een huisje-zonder-nummer
wonende wijkmeester Van Ootmarssen moet door een
besluit van 6 december 1823 het veld ruimen. |
1824 |
Vanaf 1824 wordt in nette
schriftjes bijgehouden welke 'belangrijke besluiten en
instructien' de permanente commissie van Weldadigheid
neemt en dat levert een
handig overzicht. |
Na vier jaar gedoe over
proefkolonist Koppejan die dan wel, dan niet naar huis
terug wil, krijgt de subcommissie
Middelburg bij een volgende kolonist januari 1824 dezelfde
ellende. |
22 januari 1824: Kort voor de eerste
kinderen naar Veenhuizen komen, worden de 'vaste bepalingen
omtrent de kleeding en het huisraad' opgesteld. Wat
voor kleding dragen ze? |
Nog korter, 2 februari 1824, voor
hun komst, stelt men het 'Reglement
voor de Administratie van het Gesticht van Weezen te
Veenhuizen' vast. |
Bij bovenstaande gevoegd, en dus ook van 2
februari 1824, is de personeelsopbouw van het
kinderetablissement: 'Staat der
Geemployeerden voor het Gesticht te Veenhuizen. |
In nauwelijks gewijzigde vorm wordt dat
personeelsbestand diezelfde 2 februari 1824
vastgelegd in een besluit en wordt de directeur gemachtigd om mensen
aan te trekken voor Veenhuizen-1. |
Ook diezelfde dag, 2 februari 1824,
nog een typisch Johannes van den Bosch-reglement: dat voor
de 'arbeiders
buiten het gesticht', oftewel de bewoners aan de
buitenkant van de gestichten. |
Alleen trekken de arbeidersgezinnen die nog
maar net in Veenhuizen-1 gevestigd zijn dat niet en is er
19 februari 1824 een 'ampliatie',
aanvulling op het reglement nodig. Ze krijgen een
voorschot. |
Ook in februari 1824 maakt de
Maatschappij van Weldadigheid zich op om voor het eerst
bedelaars uit de Ommerschans te ontslaan. Ze formuleert de
voorwaarden voor
ontslag. |
Blijkbaar krijgt kolonist Ladru ineens een
belastingaanslag voor zijn huis. Op 23 februari 1824
besluit de Maatschappij niet aan die onzin mee te werken.
Ze hebben recht op vrijstelling! |
28 februari 1824. Na vier jaar steeds maar
corresponderen over de wezen uit Koog aan de Zaan,
gaat de schout van die plaats zelf maar eens een kijkje
nemen. Het valt alleen maar mee. |
Het lid van de Commissie van Weldadigheid,
J.G. van Nes van Meerkerk te Utrecht, krijgt informatie
over 'den Staat
der Koloniën' per maart 1824 en de
buitenlandse belangstelling. |
Met het Koninklijk Besluit van 24 maart 1824
rekent zijne majesteit af met de concurrentie voor de
wezenopvang in Veenhuizen. Het Aalmoezeniersweeshuis in
Amsterdam overleeft dit besluit niet. |
Juni 1824 houdt de subcommissie van
weldadigheid Zaandam
het voor gezien. De kolonie brengt te weinig voordeel en
op haar vragen krijgt ze geen antwoord. |
Een door de Utrechtse
Aalmoezenierskamer gestuurde jongen van 14 jaar blijkt juli/augustus 1824 écht
geen zin in de
kolonie.te hebben. Als simuleren niet werkt, wordt hij
vluchtgevaarlijk |
Op 4 september 1824 vraagt de
Maatschappij aan de Opperjachtmeester en Opperhoutvester
toestemming
de koloniën met jachtpalen af te zetten. Met ook hierbij
diverse andere brieven en stukken over de jacht op
koloniegrond. |
Kolonist Pieter Corba uit
Woerden denkt dat het allemaal veel beter wordt als hij
een tweede
koe krijgt. Oktober
1824 wendt hij zich daarover tot zijn
subcommissie. |
1825 |
Met het Koninklijk Besluit van
15 januari 1825 maant zijne majesteit Willem
I iedereen in het land, maar met name weeshuizen, tot
spoed bij het zenden van weeskinderen naar Veenhuizen. |
De arbeidersgezinnen in Veenhuizen lijden
in de wintermaanden gebrek. Februari 1825 wordt
besloten dat ze extra brood en
aardappelen krijgen die ze terugbetalen met 10 % van
hun loon. |
De subcommissie van weldadigheid Alkmaar
laat in een brief van 2 februari 1825 beleefd
maar duidelijk merken dat het aanhoudende
gevraag om aan ledenwerving te doen haar irriteert. |
Zowel om meer werk in de wintermaanden te
hebben, als omdat de vrouwelijke bedelaars voor dat
seizoen wat dun gekleed zijn, wordt februari 1825
besloten jakken
te breien. |
Het oorspronkelijke plan voor het
kinderetablissement Veenhuizen-1 voorzag in één
onderwijzer. Gezien de 'de menigte jonge kinderen' daar
wordt dat februari 1825 aangepast. |
De kritiek op verplaatsing van wezen naar Drenthe neemt toe en een subcommissielid uit Tholen verzamelt begin 1825 positieve berichten van hun wezen voor propaganda-doeleinden. |
Maart 1825: Om arbeidershuisgezinnen in Veenhuizen te kunnen plaatsen, slaat de subcommissie Leiden ijverig aan het rekenen en gaat ze herschikken tot de gewenste gezinsgrootte is bereikt. |
De vooraanstaande
Rotterdammer Willem
Messchert ziet in de verplaatsing van wezen
aanleiding om in april
1825 zijn honorair lidmaatschap weer in te
leveren. |
Uitermate verwarrend: op 3 mei 1825
besluit men het DERDE gesticht te Veenhuizen voorlopig voor
bedelaars te gebruiken, pal daarop wordt het TWEEDE
gesticht daarvoor bestemd. |
Ook op 3 mei 1825 volgt een reeks maatregelen
ter bezuiniging op het gesticht te Ommerschans. Er is een apart OVERZICHT van besluiten over de winkel op de Ommerschans, beginnend met dit besluit en lopend tot en met 1859. |
In Mei 1825 komt Jan Vogel met zijn
gezin in de Ommerschans. Twee maanden later krijgt hij een
lel van bedelaar-opzichter Pieter Kortvriend. Een kort
verhaaltje. |
Op 10 mei 1825 besluit de
Maatschappij om de winkels
in de vrije koloniën in eigen hand te nemen. Een deel van
het besluit wordt later teruggedraaid, maar er komt wel
een algemeen winkelier. De eerste is Jacob Kluvers. |
Per 1 juni 1825 geldt een nieuwe
indeling voor de vrije koloniën. Vanaf dat moment
zijn er maar drie: kolonie 1 Frederiksoord, kolonie 2
Wilhelminaoord en kolonie 3 Willemsoord. |
Veelvluchters onder de bedelaars moeten
herkenbaar zijn. Op 4 juni 1825 wordt bepaald dat
zij 'gedurende
een jaar tijds geheel in het rood worden gekleed'. |
Tot 1 juli 1825 komen er zo'n 1500
weeskinderen uit het hele land naar het nieuwe
etablissement in Veenhuizen. Hier een overzicht
waar ze vandaan komen. |
September 1825 wordt besloten de
functie 'Inspecteur,
over de kleeding, huisraad, en woningen der kolonisten'
in het leven te roepen. Ter handhaving van de
zindelijkheid bij de kolonisten. |
Op 12 september 1825 wordt de tucht
in de vrije koloniën anders georganiseerd. Een door Johannes van den Bosch
geschreven reglement met ook democratie in de
tuchtraad. |
De beginopstelling jegens bedelaars dat wie
niet werkt geen (volledige maaltijd) zal eten (maar een
halve) versoepelt
geleidelijk, zoals bij dit besluit van 14
november 1825. |
Namen die voorkomen in de verslagen van
tuchtzittingen 1825-1837 (ook leuk om zomaar eens
door te nemen: een inkijkje in het leven in de vrije
koloniën). |
1826 |
Ambtelijk secretaris en eindredacteur van
de Star Willem Anthonie Ockerse overlijdt januari
1826. Er moet iets geregeld worden om het
secretariaat te laten doordraaien. |
Februari 1826 wordt een nieuwe
hoofdredacteur voor het maandblad aangetrokken. Pieter Otto van der
Chijs zal dit werk zestien jaar lang gaan doen. |
Maart 1826 wordt de koopwaar in de
koloniale winkels onderverdeeld in onontbeerlijk en minder
noodzakelijk. En er komen typisch gevormde
kaartjes om mee te betalen. |
Sommige van die in maart 1826 genoemde kaartjes zijn bewaard gebleven. Een pagina met afbeeldingen. Met rare afgeknipte hoekjes...? |
Mei 1826 gaat dokter Jan Bloemert
Schuurman.uit Steenwijk controleren of de arts-bedelaar
Douwe Petrus van Steenwijk de vele zieken
op de Ommerschans wel op de correcte manier behandelt. |
Later in mei 1826 rapporteert Douwe
Petrus van Steenwijk over de zieken
op de Ommerschans en over de manier waarop hij ze
behandelt. Het vele Latijn heb ik maar weggelaten. |
Directeur der koloniën Wouter Visser stuurt
eind mei 1826 de twee bovenstaande verslagen naar
de permanente commissie in Den Haag. Het lijkt dus nogal mee te vallen
op de Ommerschans. |
Veenhuizen loopt niet echt vol met
weeskinderen. De Maatschappij en het gouvernement sluiten
een nieuw
contract op 16 en 19 juni 1826 waardoor
minder kinderen zullen komen. |
Op 30 juni 1826 volgt een ander
contract om de kolonie Veenhuizen vol te krijgen. Het
betekent de komst van militaire veteranen
en hun gezinnen. De tekst van het contract
is ook in transcriptie te lezn. |
Prins Frederik maakt op 10 juli 1826
een (voorlopig) einde aan de activiteiten van Douwe Petrus
van Steenwijk op de Ommerschans. De prins
heeft ineens heel veel geneeskundige kennis. |
Van die praktische dingen...: nu er geen
weeskinderen maar bedelaars in Veenhuizen-w komen, zijn er
grotere hangmatten nodig. Dus moet op 13 juli 1826
de begrotingspost
huisraad opgehoogd. |
Heel en vroedmeester Dirk Rutger Hanzon is
per 18 augustus 1826 de eerste van buiten
aangetrokken arts voor de Ommerschans. Hij blijft niet zo
lang, iets meer dan twee
jaar. |
Adjunct-directeur voor het onderwijs Jan
Hessels van Wolda wijst de permanente commissie er in september
1826 op dat het beter zou zijn om in alle scholen 'Engelsche
lampen' te gebruiken. |
Ook in september 1826 toont een
inventarisatie van salarissen van onderwijzers
aan dat er de nodige zijn 'wier bestaan eenige verbetering
behoeft'. Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina. |
Het muziekgezelschap van weeskinderen bij
het derde gesticht te Veenhuizen komt tot stand nadat
hoofdonderwijzer Albert Schuurman in september 1826
vraagt instrumenten
te mogen kopen. |
Arbeiderskolonist Jan Gielen uit Veenhuizen
moet oktober 1826 voor de rechter komen omdat hij
stampij gemaakt heeft in een kroegje in Zuidvelde. Een
smeuiig verhaal over dronkenschap. |
Op 19 oktober 1826 komen de eerste militaire veteranen met hun gezinnen aan in Veenhuizen. Spoedig volgen er meer. |
Johannes Thonhäuser solliciteert op 24 oktober 1826 naar de positie van commandant van de veteranen. Bij het inwinnen van referenties blijkt zijn 'wezenlijke ouderdom zeer betrekkelijk' te zijn. |
Het laatste nummer van het maandblad de Star
verschijnt in december 1826 en daarna is het blad
niet meer. Hier de inhoud van de laatste jaargang en
hier een overzicht
van alle jaargangen. |
1827 |
Met ingang van januari 1827
verschijnt het nieuwe maandblad van de Maatschappij de Vriend
des Vaderlands. Hier de inhoud van de eerste
jaargang en hier een
overzicht van alle jaargangen. |
Februari 1827 is Paulus Bloemer erin
geslaagd zich vrij te werken uit het bedelaars-gesticht op
de Ommerschans. Even een
terugblik op een woelige carrière. |
Arbeiderskolonist Johannes Bernardus
Geijsel/Gijzel heeft hout uit bossen en houtwallen
gestolen en krijgt daarvoor februari 1827 bij de rechtbank één
jaar gevangenisstraf. |
Zaalopziener Gerrit Kroon uit Veenhuizen is
buiten het jachtseizoen betrapt met twee patrijzen en moet
zich in april 1827 daarvoor verantwoorden voor de rechtbank in
Assen. |
De Maatschappij accepteert tenslotte dat ze
wordt gebruikt voor de opvang van invaliden en op 23
juni 1827 tekent ze een
contract dat ze er een extra vergoeding
voor krijgt. |
Als Johannes van den Bosch op missie naar
de West wordt gezonden, besluit de rest van de permanente
commissie op 18 oktober 1827 om even geen grote veranderingen
aan te brengen. |
Alsof het niet erg is 100 jaar op de rest
van de samenleving voor te lopen, wordt op 4 december
1827 een verplichte, inkomensafhankelijke ziekteverzekering
in het leven geroepen. |
En 18 december 1827 volgen de
Verordeningen nopens het schoolonderwijs.
Met salarissen voor het onderwijzend personeel,
schriftelijke rapportages en het schoolonderwijzers
gezelschap. |
1828 |
De hiervoor genoemde nieuwe regelingen rond
de geneeskunde van 4 december 1827 zijn voor de arts van
Veenhuizen Harmen Smit aanleiding om op 3 januari 1828
zijn baan op te
zeggen. |
Enkele gegevens
over de reis van sommige in 1828 aangekomen
kolonisten zijn opgenomen in een bladzijde over transportkosten. |
Op 1 april 1828 begint Pieter Limes
als nieuwe geneesheer van alle drie de etablissementen in
Veenhuizen. Op 1 november 1828 vliegt hij er al weer uit. |
Bij een
ruzie tussen wijkmeester Koppe en de
kolonistenfamilie Welsch gaat de wijkmeester een potje
neuswrijven om de ander uit te dagen. Aldus de kleine raad
op 25 en 29 oktober 1828. |
November 1828 worden voor het eerst
veteranen uit Veenhuizen naar de Ommerschans overgebracht
om daar te worden ingezet als bewakers en veldwachters.
|
1829 |
In februari 1829 wordt er voor de
Ommerschans en Veenhuizen een nieuw 'Reglement van
Tucht voor de Gestichten van Bedelaars'
ingevoerd, inclusief 'rietjes slagen'. |
Al in maart 1829 moet er zowel een
opheldering als een
wijziging op dat reglement komen, want men was
vergeten hoe lang een teruggepakte deserteur het
'distinctief pak' zal moeten dragen. |
Ook in maart 1829 komt er een
regeling voor jongvolwassen
koloniebewoners die groot geworden zijn en willen
uitvliegen. Drie maanden Groot Verlof om een middel van
bestaan te zoeken. |
De top van de organisatie moet omgegooid
als Johannes van den Bosch als gouverneur naar de Oost
vertrekt. Per 1 juni 1829 is er een nieuwe
directeur en voor het eerst ook een inspecteur. |
Op 8 juli 1829 is het de beurt aan
de weeskinderen: een nieuw Reglement van Tucht voor de Gestichten
van Weezen, Vondelingen en verlatene kinderen.
ZONDER rietjes slagen! |
Diezelfde dag, dus 8 juli 1829,
verschijnt ook het 'Reglement van Policie en Tucht voor de
kolonisten huisgezinnen'.
Daarmee zijn nu alle categorieën koloniebewoners
tuchtelijk gedekt. |
Later in juli 1829 moet dat laatste
reglement nog worden aangevuld.
Ook zaken als onzindelijkheid, slordigheid, het dragen van
niet-koloniale kleding en herbergbezoek moeten bestraft. |
In september 1829 zijn er misverstanden
over het tuchtreglement. Bij gebrek aan een
kopieerapparaat wordt alles overgeschreven en in het
exemplaar van de directeur mist een stukje. |
En ook in september 1829 moet het
tuchtreglement aangescherpt
omdat veteranen drank verkopen aan andere
Veenhuizen-bewoners en eigenmachtig winkeltjes beginnen. |
1830 |
Op 8 februari 1830 komen er 'nadere
bepalingen nopens
het schoolonderwijs' die er vooral op gericht zijn
schoolverzuim te bestrijden en het 'gezet ter schoole
gaan' te bevorderen. |
In het februari-nummer van
het eigen maandblad, zie
hier, somt de Maatschappij ook op hoe bezoekers naar
de koloniën kunnen reizen. Een van die routes is met de
stoomboot uit Amsterdam naar Harlingen. Stoomboot? dacht
ik, zie verder hier.
|
De instelling van 'kolonisten van den
eersten rang' in april 1830, vastgelegd in
een reglement, met een wijziging in juni en een latere
voordracht van de directeur wie er nog meer eerste rang
worden. |
Een plaatje van een winkelkaartje,
het betaalmiddel in de koloniewinkels. Gezien de
ondertekeningen te dateren ergens rond 1830. |
Te Veenhuizen worden per 1 juni 1830 de
geneeskundige dienst en de heelkundige dienst van
elkaar afgescheiden. De eerste is daarbij de
superieur van de tweede. |
Op 24 juni 1830 moet het nog maar
enkele maanden oude reglement van de kolonisten van de
eerste rang worden aangepast. De aanpassing staat halverwege deze
pagina. |
Augustus 1830 wordt de post van
algemeen boekhouder in de kolonien (W. Reese) afgeschaft
en vervangen door die van Boekhouder
des Directeurs (Van Marle). Een aanzienlijke
besparing. |
Een op 2 oktober 1830 onderzocht
zwendeltje met bremzaad. Men komt er niet
achter wie de schuldige is, ook al heet een van de
verdachten notabene Maria of Elisabeth Zwendelaar. |
Oorlog met de Belgen!! Bepalingen nopens de
algemeene
wapening en de handhaving der rust in de kolonie,
opgesteld op 8 oktober 1830, met een snelle
wijziging 31 december 1830. |
Twee verhaaltjes over problematisch huwelijken,
eentje uit de begindagen van Wilhelminaoord en eentje met
de climax rond 1830. |
18 december 1830: Regeling van de protestantse
catechisaties voor de periode 1 januari 1831 tot 31
juni 1831. NB: Er zijn meer van dit soort regelingen
van het protestantse onderwijs in de schriften met
besluiten. Het zou interessant kunnen zijn die allemaal
eens naast elkaar te leggen. |
De steun van de Maatschappij aan koning
Willem I tegen de Belgen wordt toch te duur. Een wijziging van
het eerdere besluit op 31 december 1830
onderaan de pagina. |
1831 |
Vrije kolonisten moeten de boel rondom hun
huis netjes
houden: slootjes schoonmaken, voetpaden onderhouden,
een 'aschhok' oprichten, enzovoort. Aldus bepalingen februari
1831. |
Ook per februari 1831 wordt er
bezuinigd op het
personeel te Veenhuizen. Er zijn nogal wat mensen
die voorlopig als functionaris zijn aangesteld en die zijn
niet allemaal nodig. |
Besluit van de permanente commissie 21
februarij 1831 N5: Bepaling dat ook van de
Magazijnen van huisraad en gereedschappen in de zalen,
keukens etc dagboeken
zullen worden gehouden |
Op de kleine raad van 5 maart 1831 zijn de lijsten van 'afwezig gebleven scholieren' er nog niet, maar vanaf 19 maart 1831 staan ze als artikel 3 of artikel 4 steeds in de notulen van de kleine raad |
.Op 15 april 1831 stelt directeur
Van Konijnenburg voor om Instituteur Mulder
adjunct-directeur van de schans te maken en
adjunct-directeur voor het onderwijs het Instituut te
Wateren te laten leiden. |
In mei 1831 doet directeur Van
Konijnenburg een voorstel welke kolonisten nog meer kunnen
toetreden tot de rangen van kolonisten van den eersten
rang. Onderaan deze
pagina. |
Door een besluit op 9 juli 1831
moeten alle hoge ambtenaren een borgtocht
stellen. Met uitleg in welke invnrs die zich bevinden en
waarom dat voor familie-onderzoekers interessant kan zijn. |
De permanente commissie besluit tot de
'Oprigting eener Veefokkerij
te Wateren'. Dat is een besluit van 18 juli 1831
maar daarna wordt er van die hele fokkerij nooit meer iets
vernomen. |
Het is een rommeltje met de aanvragen van
wezen en bedelaars om vrijwillig
in dienst te gaan. Per 3 augustus 1831 wordt
bepaald wanneer ze het mogen vragen en wanneer niet. |
Als zijn vrouw september 1830 een
zoon uit haar eerste huwelijk heeft opgehaald, neemt ze
'een flessie jenever' mee voor echtgenoot Simon Kruijt, die daar slechts
'een mondvol' van neemt... |
Een brief van de 21-jarige kolonistenzoon
Jurrien Maatje met een hele mooie openingszin zit als
bijlage bij de zittingen van de kleine raad voor de
gewone kolonien in oktober 1831. |
De tuchtzitting van 29 oktober 1831
heeft alles wat je van een goede soapserie mag verwachten.
Een geheime verhouding met een schoonzus, grote conflicten
met veel geweld, enzovoort. |
Veel ambtenaren hebben wezen als
dienstbodes. Per 9 november 1831 geldt dat
er betaald moet worden voor de kleding van die wezen.
Daarna zijn er een stuk minder dienstbodes. |
Er komen in Veenhuizen magazijnen voor houtwaren. Alsdus een besluit van 3 december 1831 dat verder bepaalt hoe zo'n magazijn geadministreerd moet worden. |
1832 |
Jan Sietsen Jans mag beweren dat hij die
avond in februari 1832 thuis zat en kousen stopte,
maar de getuigen verklaren dat hij het was die
Ka Oostmeijer molesteerde. |
Bezuinigingstijd, want een financiële
catastrofe dreigt. Alle categorieën koloniebewoners moeten
het ontgelden, maart 1832 worden ook de
kwekelingen te Wateren op voedsel gekort. |
De financiële toestand kan alleen maar
slechter worden, want maart 1832 accepteert
de Maatschappij invaliden onder de mensen 'geplaatst
op de 2de helft van het contract van 1826". |
En laten we alles goed bijhouden!! Op 24
maart 1832 volgt een ernstige aanmaning van de
permanente commissie dat niemand het in zijn hoofd moet
halen archieven
weg te gooien. |
Per 1 april 1832 moeten de onderdirecteurs binnen van de gestichten in Veenhuizen ook de boekhouding van het hele gesticht doen, want de functie boekhouder wordt opgeheven. |
Uit de
notulen van de raad van tucht voor bedelaars van 18
april 1832 blijkt dat er rond deze tijd tralies
gemaakt worden voor de ramen van het tweede en derde
gesticht te Veenhuizen. |
Bij de tuchtzitting van 5 mei 1832 is weer te zien dat bij grote conflicten en vechtpartijen de waarnemingen van getuigen enorm subjectief zijn en ze allemaal iets heel anders hebben gezien. |
Augustus 1832 wordt de indeling van
de onderwijzers
in salarisklassen veranderd. Zie voor dit en andere
onderwijsstukken ook de Onderwijspagina
in wording. |
Geertje Goossens zit oktober 1832
klem tussen de adjunct-directeur die zegt dat ze de
kolonie niet af mag en haar moeder die wil dat ze een
boodschap in Steenwijk gaat doen. |
In diezelfde tuchtzitting op 8 oktober
1832 het
verslag van de confrontatie tussen de jonge
wijkmeester Abraham van Anker en de twee keer zo oude
kolonist Johannes Hendrik Nieuwenhuis. |
Wijkmeester Koppe komt kolonisten zeggen
dat hun kinderen de hulpbehoevenden moeten helpen met
aardappelrooien. De eerste twee komen met smoesjes, de
derde vliegt hem aan met een kantschop. Aldus de
verslagen bij de raad van politie en tucht van 27
oktober 1832. |
Wie minder rogge-oogst inlevert dan vooraf
getaxeerd wordt bestraft met inhouding van brood. Dat kan
oplopen tot veertien broden. Zie de lijstjes bij de
kleine raad van november 1832 |
Besluiten van na augustus 1832 zijn op de onderwijspagina
nog niet opgenomen. Zie daarvoor de 'BELANGRIJKE BESLUITEN EN
INSTRUCTIEN' |
1833 |
Aantallen contribuanten van de Maatschappij van Weldadigheid in de eerste vijftien jaar van haar bestaan, dus van 1818 tot en met 1833. |
Februari 1833 meldt de directeur dat de in het derde gesticht te Veenhuizen als arts werkzame Van Steenwijk ''door voortdurend misbruik van sterken drank hoe langer zoo meer van zinnen verward raakt'. |
Verhaaltje over de februari 1833 arriverende
Schiedamse wezen De Ronde.
De twaalfjarige Anthonij de Ronde zal het later brengen
tot kolonist. |
Op 1 mei 1833 N8 bepaalt de permanente commissie dat er in het tweede gesticht te Veenhuizen een particuliere winkel mag komen (te drijven door de weduwe van wijlen de arts van het eerste gesticht Le Roux). |
Sommige onderwijzers te Veenhuizen worden ontslagen, anderen nemen ontslag, maar bij mijn weten is Pieter Johannes Hijgenaar de enige die juni 1833 wegloopt. |
Bij een verslag over Veenhuizen op 14 december 1833 maakt de directeur melding van de bevestiging van dominee Van Rinteln en de aanvaarding van zijn functie van de geneesheer Huët. |
Op maandag 17 december 1833 keert brigadier-veldwachter Jan
Blatter terug van een dienstreisje. In een héél
slecht humeur. Het bleef nog lang onrustig op de
Ommerschans. |
In het jaarverslag over 1833 schrijft de directeur ook een stukje over 'de houtpoting en het houtgewas over 1833', waarin we kunnen lezen dat bij het 3e gesticht te Veenhuizen 31.000 elzen en 2.700 berken zijn gepoot. |
1834 |
Uit de notulen van de raad van tucht voor militaire
huisgezinnen van 22 januari 1834 blijkt dat
de veteranengezinnen zitbankjes hebben aan de buitenkant
van hun huisdeuren. |
Een verslag over Veenhuizen van de directeur van 31 januari 1834 waarbij hij zijn aandacht vooral richt op het werk in de diverse 'fabrieken'. En op de hekken in het eerste gesticht. |
Adjunct-directeur Poelman van het eerste gesticht heeft een beter voetpad laten aanleggen voor kinderen die naar de kerk gaan. Zonder eerst te vrage4n, maar het wordt 22 februari 1834 goedgekeurd. |
- 25 maart 1834 bericht directeur
Van Konijnenburg over 'verregaande schurkerij' door
boekhouder Greven (zie
hier) en wijkmeester Jan de Jong. Hier is de scan van Van Konijnenburgs brief.
|
Op 27 mei 1834 wordt alles wat er de afgelopen jaren te Veenhuizen bijgebouwd is, tegen brand verzekerd. Een lange lijst met veel informatie over de inrichting van het terrein. |
In het verslag van de directeur over Veenhuizen van 13 juni 1834 lijkt hij wat geïrriteerd dat er niet wat bijgebouwd wordt. 115 hangmatten worden noodgedwongen door TWEE weeskinderen beslapen. |
Dokter Amshoff doet verslag van de staat der gezondheid en ziekte in de kolonie Veenhuizen in de maanden april, mei en juni 1834. Met gedetailleerde beschrijvingen van de lijkopeningen. |
Juni 1834 stromen bij de directeur de klachten binnen over de geneesheer van het eerste gesticht te Veenhuizen Huët, waarop de directeur de arts op 2 juli 1834 een laatste waarschuwing geeft.. |
Een onbekende heeft een verslag gemaakt van de viering van Koningsdag 24 augustus 1834 in de kolonie Veenhuizen, welk verslag volgens een bijschrift is geplaatst in de Groninger Courant. |
In de kerk op de Ommerschans pleegt een
bedelaarskolonist op 24 augustus 1834 met een mes
een moordaanslag
op zijn vriendin die hij verdenkt van ontrouw. |
Op 24 september 1834 gooit dokter Amshoff al zijn gal over de arts van het eerste gesticht te Veenhuizen Huët eruit. Kruiwagens vol medicijnen worden de arme weeskinderen gevoerd. |
Een verslag van adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda van zijn bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën in september 1834 Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina. |
Fragmenten uit een verslag van dokter Amshoff over juli, augustus en september 1834 in de kolonie Veenhuizen. Veel onbegrijpelijke medische taal maar ook heel veel sneren naar dokter Huet. |
Er wordt een halve maand loon bij dokter Huët te Veenhuizen ingehouden en op 30 oktober 1834 laat hij weten dat men hem vanuit het verkeerde oogpunt beschouwt. |
Op 10 december 1834 stelt directeur Van Konijnenburg voor om in Veenhuizen ook de volwassenen in hun hangmatten te voorzien van matrassen in plaats van een losse opvulling van stro. |
1835 |
Op de Kleine Raad van 24 januari 1835
wordt op een rijtje gezet welke vrije kolonisten het
vorige jaar minder rogge hebben ingeleverd dan ze zouden
moeten. Het zijn er
best veel. |
Op 3 februari 1835 neemt de
permanente commissie een besluit over de afgedragen
kleding van weeskinderen en Veenhuizen en over de
kledingstukken waarover ze moeten beschikken. |
De permanente commissie stelt maart
1835 nog eens nadrukkelijk dat alleen zij
kwijtschelding van straf mag verlenen. De tuchtraden mogen
alleen maar adviseren om clement
te zijn. |
Schurft moet als 'eene algemeene plaag, in het 1e gesticht heerschende' beschouwd worden, aldus een rapport van de arts van dat etablissement, dokter Schindler, op 1 april 1835 |
Ook op 1 april 1835 laat directeur Van Konijnenburg weten dat het niet goed gaat met de gezondheidszorg in Veenhuizen en dat er enige veranderingen nodig zijn. |
De jongens willen dollen met de meisjes die
met de was bezig zijn op het bleekveldje en de fabrieksbaas
probeert tevergeefs zijn gezag te laten gelden.
Aldus een tuchtzaak op 22 april 1835. |
Blijkbaar worden in mei 1835 bij
het eerste en kindergesticht te Veenhuizen de gebreide
borstrokken geteld en dan blijken die bij een heleboel
kinderen te missen of
verwaarloosd. |
De onderhandelingen over het weer verbinden
van de Kolonievaart in Veenhuizen met de Drentse
Hoofdvaart zitten muurvast. Aldus het jaarverslag dat
in het maandblad van juni 1835 is afgedrukt. |
Een jaarlijks probleem bij het derde
gesticht te Veenhuizen dat nu op 3 juni 1835 bij
de tuchtraad komt. Jongens glippen weg van het landwerk om
naar de feestelijke jaarmarkt in
Norg te gaan. |
In juli 1835 is Jan Hessels van
Wolda bij alle onderwijsinstellingen in Veenhuizen langs
geweest en brengt hij verslag uit hoe het er daar aan
toegaat. |
De ene veteraan slaat de
andere veteraan met een schoen met spijkers op het
achterwerk. Plus gooien met een bijl, allemaal besproken
bij de tuchtraad van 25 augustus 1835. |
Op de tuchtraad van 31 augustus 1835
ligt een brief voor van de hoofdmeester van Willemsoord
dat twee jongens zich op school
misdragen en na afloop beledigende liedjes zingen. |
Met al die promotie- en degradatiekansen
doorlopen diverse kolonisten een hele cyclus aan posities.
De september 1835 aankomende Van Aanhout zal dat
twee keer meemaken. |
Bedelaar-veldwachter Eksteen beschuldigt opziener
der gebouwen Knuwer van onzedelijke omgang met zijn
vrouw. Behandeld op 28 november 1835 bij het
tweede gesticht. |
Op 22 en 31 december 1835
zijn diverse spannende
tuchtzaken op de Ommerschans. Een relatie tussen een
bedelaar en een strafkoloniste en heeft de schoolmeester
iets met de schoonmaakster? |
De geheel ongediplomeerde apotheker van
Veenhuizen maakt af en toe levensbedreigende medicijnen met teveel
morfine, meldt de nieuwe arts De Könningh in zijn
verslag december 1835. |
De jaren 1835/1836 lijken het
hoogtepunt te zijn qua wanbetaling door de Maatschappij.
In het archief zijn tientallen
brieven van mensen die geld tegoed hebben voor
geleverde goederen. |
1836 |
Het Koninklijk
Besluit nummer 84 van 17 januari 1836 geeft
de koloniën van weldadigheid, en met name de
wezengestichten, een rol van belang voor ons overzees
gebied in de Oost. |
Eind januari 1836 schrijft
adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda
zijn jaarverslag over 1835. Na wat algemene
opmerkingen loopt hij alle koloniale scholen langs. |
De schrijver der fabriek Johannes Baijlé
wordt nogal vaak beledigd (in zijn ogen althans) en schrijft dan
een proces verbaal. Zoals er eentje behandeld wordt
bij de tuchtraad van 13 april 1836. |
Er schijnt sprake van te zijn dat kinderen
van veteranen niet naar school hoeven. Dat is tegen het
zere been. Mei 1836 geeft directeur Van
Konijnenburg een
duidelijk advies hierover aan Den Haag. |
Omdat de koe van kolonist Hendrik Raaphorst
uit Gouda 'een kwaadaardig beest' is, heeft kolonist Klaas
van Haften uit Edam hem met een stuk
'de poot stuk gegooid'. Tuchtzitting 21 mei 1836. |
De tuchtraad van 30 juni 1836 stuurt
kolonist Johan Pieter Hentz niet alleen naar
de Ommerschans vanwege diefstal, maar ook opdat hij
geen kans meer heeft zijn vrouw te mishandelen. |
Op dezelfde zitting als hierboven, 30
juni 1836 dus, wordt de hele boedel van het
kolonistengezin van Pieter Letterie uit Utrecht
doorgelicht. Ze
worden tot 'tot meerdere huishoudelijkheid' vermaand. |
Niet anders dan door dwang aan hunne hooge
verpligting te houden. Op 8 september 1836 doet
Jan Hessels van Wolda verslag van zijn
bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën. |
Van Wolda over 'gebrekkigen,
die buitengewonen tijd en buitengewone gelegenheid
behoeven, om nog de noodige ontwikkeling te bekomen'.
Verslag op 9 november 1836 van zijn onderzoeken. |
Van Wolda begint op 10 november 1836
maar weer een keer over de bezoldiging van onderwijzers,
vooral vanwege 'het gewigt dat
ik zie in het schoolonderwijzersambt' |
De bijzondere
oorzaken, welke het schoolonderwijs nadeelig zijn.
Directeur der koloniën Van Konijnenburg geeft 12
november 1836 zijn mening over de 2 stukken van Van
Wolda. |
1837 |
De permanente commissie laat 11 januari
1837 weten 'dat zij voor alsnog in geene der
voorgestelde veranderingen of wijzigingen kan treden' om achterlopende leerlingen
te helpen. |
Op 23 januari 1837 besluit de
permanente commissie het aanmaken van de koloniale munt
zelf te regelen. Ze bepaalt ook welke handtekeningen
voortaan op de winkelkaartjes staan. |
In 1837 verrijst een synagoge in het
stukje Willemsoord dat bekend staat als De Pol en als de
jodenhoek. De eerste rabbijn heeft het nogal eens aan de stok met zijn
kudde. |
Op 7 februari 1837 heeft Van Wolda
zijn onderwijsverslag
over 1836 voltooid. Met de letterkast van Dellebarre
is ook de school van Veenhuizen-3 geheel naar de nieuwe
leerwijze ingerigt |
In een litanie van klachten op 23
februari 1837 vindt de pastoor van Wilhelminaoord
dat 'het schoolwezen' de godsdienstige behoeften van R.K.
kinderen 'verdrukt
en mishandeld'. |
Bij
schoolbezoeken te Veenhuizen en vrije koloniën,
constateert Van Wolda op 5 april 1837 dat 'zij die
19 en 20 jaren bereikt hebben, geene vorderingen van eenig
belang meer zullen hebben'. |
De subcommissie van weldadigheid te
Amsterdam schrijft 9 mei 1837 een brief over
meerdere onderwerpen tegelijk. Dat moet nodig even worden
uitgesplitst. |
Johannes van den Bosch bespreekt juni
1837 met de directeur een reeks
maatregelen, waaronder de oprichting van
weefschuren, om de koloniën weer een beetje rendabel te
krijgen. |
Aantekeningen in de personeelsregisters
geven aan dat er op 24 juli 1837 een (tot sommigen
beperkte) loonronde voor onderwijzend
personeel is geweest. |
14 september 1837 motiveert Van
Wolda aan de hand van leerlingenaantallen
waarom de vraag van hoofdonderwijzer Albert Schuurman om
een derde ondermeester in Veenhuizen-3 terecht is. |
Terwijl de Maatschappij van Weldadigheid en
andere plaatsen het systeem van huisverzorgers al voor
gezien houden, zet Zwolle
door en stuurt ze november 1837 gewoon de
volgende. |
Het rapport over de gezondheidstoestand in Veenhuizen in november en december 1837 beschrijft een beklagenswaardige weesjongen met wiens benen iets heel erg mis is. |
1838 |
Dokter De Konningh van Veenhuizen-1 heeft op 21 maart 1838 het verontrustende bericht dat diverse kinderen mogelijk aan de kinderpokken lijden, ondanks het feit dat ze gevaccineerd zijn. |
Maart 1838 begint een speurtocht
naar de identiteit van de ongeveer 18 jaar oude Hendrik de
Vries. Uiteindelijk wordt vastgesteld dat hij Hendrik Mozes heet en een
jaar ouder is. |
Als Jan Hessels van Wolda op 3 april 1838 schrijft over de eindexamens die hij heeft afgenomen, pleit hij ook voor maatregelen om te voorkomen dat de afgestudeerden daarna alles vergeten. |
Een jongen die Hele Sterke Verhalen kan
vertellen, en die bij het Guyot-instituut in Groningen is
ontmaskerd als NIET doofstom, komt mei 1838
eventjes in het kindergesticht wonen. |
Op 23 januari 1835 worden de waterhuisjes
opgericht (daar heb ik helaas geen transcriptie van). Wet
van de nadere
regeling op 6 juni 1838 (zie voor de definietieve
regeling 27 november 1849). |
14 augustus 1838 wordt besloten dat er een bijschool bijkomt. In het stukje Willemsoord dat als De Pol bekend staat en voor de joodse kolonisten |
Indien nodig zendt de Maatschappij een
koloniebewoner naar het
Instituut voor
Doofstommen te Groningen. Zoals in september
1838 het Rotterdamse weeskind Cornelia van Gerfsum. |
Soms is een verhaal zo ingewikkeld dat ik
het niet in een boek durf te zetten. Zoals de verwarring
die oktober 1838 begint over de weeskinderen Bernardus Tienkens en
Hendruk van Gerve.. |
December 1838 zet vrije kolonist
Jacob Mollevanger zomaar de bij het gezin ingedeelde
jongeman op straat.
Dat kan natuurlijk niet, dat is tegen alle principes van
de koloniën. |
Een onbekende bezoeker beschrijft in
1839 tot in detail hoe aan de Ommerschans de
aardappelen bewerkt worden om ze te kunnen gebruiken tot
de vervaardiging van het koloniale
aardappelbrood. |
Als een weeskind onaangekondigd aan de poort van het
kinderetablissement te Veenhuizen verschijnt, zoals
Johannes Droit in april 1839, moet hij weer weg.
In principe. |
Op zondag 12 mei 1839 veroorzaken
twee kwekelingen op het Instituut voor Landbouwkundige
Opvoeding in Wateren per ongeluk een brand die grote
schade aanricht
aan de dennen. |
Een dodelijke
schietpartij op 22 juli 1839 als een groepje
bedelaars probeert van de Ommerschans te ontsnappen, maar
onderweg de veldwachter Rozenstengel en Bihan tegenkomt. |
Een van de regelmatige rapportages van Jan
Hessels van Wolda welke twaalfjarigen in de vrije koloniën
van de dagschool
af kunnen (en dus overdag moeten gaan werken), september
1839. |
De al 16 jaar op de kolonie
wonende Martinus Haakmeester moet in december 1839 voor de
Raad van Politie en Tucht verschijnen wegens diefstal van zoolleer. |
December 1839 is Jan Hessels van Wolda weer op inspectie geweest bij de scholen in Veenhuizen. Een verslag van zijn bevindingen. Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina. |
Ook december 1839 is Van Wolda
langs geweest bij een schooltje dat hij wat minder vaak
bezoekt dan de andere, dat van meester Haijo
Hoogstra op de Ommerschans. |
Na het aftreden van koning Willem I in
1840 dreigt de ondergang van de koloniën. Een
langzaam groeiende verzameling stukken op een nog onvolledige
pagina. |
Als je zo de plaatsingen in de kolonie via
E-contracten in
1840 doorkijkt en naar de namen kijkt, besef je dat
er een heleboel GROTE familiedrama's en familieconflicten
achter schuil gaan. |
De permanente commissie besluit 11
oktober 1841 welke waarde de
munten in de gestichten vanaf die datum hebben. Het
20 centsstuk verdwijnt bij die gelegenheid. |
Veel medische rapportages laten zich lezen als een weerbericht. Zoals het op 5 september 1841 ingeleverde verslag over Veenhuizen. Met ook een gewonde weesjongen in de stoomfabriek. |
Verhaaltje over de positie van
vrijboeren: een heel elftal wordt augustus 1841
gekapitteld omdat ze de rogge te laag hebben afgemaaid
en daardoor de eronder staande brem hebben beschadigd. |
De inspectie van Veenhuizen en Willemsoord
door de Tijdelijke Inspecteur der Godsdienstige
Israelitische Scholen, gepubliceerd op 3 september
1841, brengt niets dan positief nieuws. |
Zes weesjongens in Veenhuizen hebben mei 1842 een feestmaal gepland, met aardappelen en een haas. Om het voor elkaar te krijgen moeten er wel wat illegale handelingen verricht worden. |
Het lijkt of er dankbaar gebruik gemaakt
gaat worden van een gansch musikalische Duitsche familie
die zich augustus 1842 vrijwillig aanmeldt. Maar uiteindelijk gaat
het allemaal niet goed. |
In zijn jaarverslag over 1842 is
dominee Andries Campagne erg trots op de drie katholieken
die hij dit jaar van hun 'bijgeloof' bevrijd heeft en die
hij tot het protestantisme heeft bekeerd. |
1843 |
Op 6 februari 1843 ontstaat een
gevecht tussen adjunct-directeur Hulst (met een luiwagen)
en kolonist Kniesenburg (met een mes). De rechtzaakstukken
zijn te bereiken via
deze pagina. |
De Raad van Tucht op de Ommerschans vraagt
zich 29 april 1843 af hoe het kan dat een
bedelaarskolonist al zit te eten
voordat het eten is opgeschept. |
Twee kolonistenzonen nemen op 11 mei
1843 oud ijzer mee van de zolder van de
katoenweverij en verkopen het aan een smid in Wapserveen.
De Maatschappij levert ze over aan justitie. |
De wees Gijsbertus Gerardus Falck glipt met
verlofgangers mee Veenhuizen uit. De Amsterdamse regenten
overreden hem terug te gaan en vragen
clementie. Behandeling 19 mei 1843. |
Diverse knechts bij de broodbakkerij te
Frederiksoord hebben meel meegenomen
naar huis voor verschillende doeleinden. Na invallen in
hun woningen komen ze 3 juni 1843 voor de raad. |
Met een besluit van 29 juli 1843
wil de permanente commissie voorkomen dat jongeren die
zich hebben schuldig gemaakt aan 'onzedelijk gedrag' hun
straf ontlopen door
te vluchten. |
Vanaf 2 augustus 1843 zit directeur
der koloniën Van Konijnenburg niet langer de Raad van
Tucht voor de Gewone Koloniën voor, maar laat hij dat
over aan adjunct-directeur Coenraad Hulst. |
De wees August Spieze zegt tegen een
koopman voor de poort van Veenhuizen dat hij doeken voor
hem in het gesticht zal verkopen. Die doeken ziet hij niet
terug. Behandeling 18 augustus 1843. |
Een anonieme brief op 10 november 1843
van een kortgeleden ontslagen bedelaarskolonist roept verdenkingen
op jegens zaalopzieners in de Ommerschans. De directeur
onderzoekt het. |
Twee wijkmeesters doen een nachtelijke inval in
hoeve 18 van Willemsoord om de zedelijkheid te bewaken. November 1843 komt het
voor de raad van politie en tucht. |
Besluit 9 december 1843: Dat
gestolen goederen weer zijn teruggevonden of door de dader
teruggegeven, wil niet zeggen dat er geen diefstal
gepleegd is die veroordeeld moet worden. |
Besluit 14 december 1843: Niet
alleen de kolonisten die kleding of andere zaken van de
Maatschappij verkopen, moeten bestraft worden, maar ook de
kopers ervan. |
1844 |
De raad van toezicht van Frederiksoord laat
januari 1844 vier opgeschoten jongens voorkomen
wegens straatgeweld tegen een vrouwelijke
leeftijdsgenote uit Nijensleek (zie bijlage 1). |
Bij de raad van tucht voor weeskinderen in
Veenhuizen-1 wordt maart 1844 gevonnist over twee
inbraken in het magazijn met veel buit en heel veel
medeplichtigen. |
De eerste en voor zover bekend enige
werkstaking van weeskinderen bij het eerste gesticht te
Veenhuizen vindt april 1844 plaats. De staking is
van korte
duur. |
Een kwekeling bij het onderwijs heeft mei
1844 geprobeerd de handtekening van de
onderdirecteur na te maken
zodat enige makkers zich naar het derde gesticht te
Veenhuizen kunnen begeven. |
Een bedelaarskoloniste in het tweede
gesticht weet dat haar kind binnenkort drie jaar wordt en
dan niet meer bij haar op de
zaal mag wonen. Daarom beweert ze juli 1844
dat ze zwanger is. |
Een besluit uit juli 1844:
als zonen van vrije kolonisten vrijwillig in dienst zijn
gegaan, mogen ze niet
zomaar terugkeren, maar moeten ze buiten de kolonie
afwachten of dat goedgevonden wordt. |
Een besluit uit oktober 1844: bedelaars
die voor de tweede maal zijn betrapt op verkopen of
verwaarlozen van hun kleding, moeten drie maanden lang een
grijs
gespikkeld pak dragen. |
De eerste directeur van de stoomspinnerij
in Veenhuizen is tot 1844 een Engelsman die
Thomas Drinkwater heet en zich NIET naar zijn naam gedraagt. |
Het jaarverslag over het schoolonderwijs in
1844 is het eerste verslag na de dood van Jan
Hessels van Wolda en dus het eerste dat wordt geschreven
door zijn
opvolger Jan Hendrik Geraets. |
1845-1859 |
De januari 1845 ingezonden
concept-ontslagvoordracht voor weeskinderen in Veenhuizen
kent het vaste stramien, dat hier beschreven wordt. Met
vijf van de voorgedragen
wezen eruitgelicht. |
Het is onbekend vanaf wanneer de
winkelkaartjes met 'J. Poelman' erop in het
kindergesticht Veenhuizen-1 gebruikt zijn, maar maart
1845 houdt dat op, want dan overlijdt Jannes
Poelman. |
In mei 1845 weet men nog niet dat
de aardappelziekte is uitgebroken maar het valt al wel op
dat er veel rotte aardappelen zijn en over de verdeling
daarvan onstaan
conflicten (zie bijlage 3). |
Ze willen toch niet uitslapen?? Op 15
juli 1845 laat de permanente commissie weten dat ze
het met de directeur eens is dat ook voor landarbeiders de
werkdag 's zomer om vijf uur
begint. |
Blijkbaar heeft de directeur opdracht
gekregen om lesmateriaal
voor de school aan te kopen. Het gaat in juli
1845 over koperen gewichten, blikken maten,
bordpapier en geldprenten. |
Augustus 1845 laat de onderbrigadier
van de veldwachters op de Ommerschans weten dat hij niet
kan accepteren hoe de nieuwe onderdirecteur-binnen hem wantrouwt en
behandelt. |
Ambtenaren in de gestichten te Veenhuizen
en Ommerschans hebben kolonistenkinderen of wezen als
bedienden. September 1845 bepaalt de permanente
commissie de aantallen
huisbedienden. |
Geleidelijk wordt duidelijk dat er een
rampzalige ziekte
onder de aardappelen heerst. Op 16 september
1845 worden besluiten genomen om de gevolgen zoveel
mogelijk te beperken. |
Een brief uit februari 1846 met
serieuze plannen om in de vrije koloniën een tabaksplantage
aan te leggen. Ik breng het even samen met een initiatief
van zevenentwintig jaar eerder. |
In het jaarverslag over ziekten en
sterften in Veenhuizen in 1846 geeft dokter Schunlau
een minitieus overzicht van alle door hem uitgevoerde
behandelingen, amputaties
en lijkopeningen. |
Een koninklijk besluit van januari 1847
over de status van militairen leidt eerst tot een besluit
van 9 maart, dan een uitleg op 15 april en 1 juni moet de laatste
weer teruggetrokken. Ingewikkeld.. |
Na discussie met de 'Nederlandsche
Vereeniging tot afschaffing van sterken drank' roept de
permanente commissie mei 1847 de ambtenaren op het goede
voorbeeld te geven. |
Op de Ommerschans is een nieuwgebouwde
protestantse kerk gebouwd. De permanente commissie wijst
er september 1847 op dat er zuinig gedaan moet
worden met de
psalmboeken. |
Het nieuwe
Reglement op de Geneeskundige Dienst van januari
1848 is voor mij aanleiding om voorzichtig te
beginnen met een aparte verzamelpagina
over geneeskunde in de koloniën. |
Niet voor het eerst komt de permanente
commissie bij besluit van 7 februari 1848 in het
geweer tegen de neiging bij tuchtraden om straffen
te 'stapelen' zodat er langduriger straffen zijn. |
Geen transcripties, maar slechts
samenvattende opmerkingen over twee verslagen van
schoolbezoeken, dat van 12 juni 1848
en dat van 30
december 1848. Allebei van J H Geraets. |
De tuchtraadzittingen waarop het besluit
van 14 september 1848 gebaseerd is, ken ik niet,
maar het is duidelijk dat bedelaars weglopen als ze voor
boodschappen naar
elders gestuurd worden. |
In december 1848 sluit de
koloniedirectie een contract met molenaar J. ten
Kate (of Cate) die een molen aan het bouwen is bij
de Ommerschans voor het malen van rogge en gerst. |
De permanente commissie start maart
1849 een zedelijkheidsoffensief 'om op de zedelijke en
godsdienstige belangen der koloniale bevolking en de
opvoeding der jeugd bijzonder te doen letten' |
Weer zo'n besluit waarvan de hele inhoud in
de titel staat: de permanente commissie maant april
1849 de leidinggevenden op te letten dat iedereen rustig en
eerbiedig de kerk binnentreedt. |
Bij zijn inspectiereis naar Veenhuizen in april
1849 besteedt de Chef der geneeskundige dienst
Ranneft bijzondere aandacht aan het afschuwelijke kwaad
der zelfbevlekking.. |
Juli 1849 breekt in het eerste of kindergesticht te Veenhuizen de cholera uit. In de eerste geluiden van de staf en doktoren klinkt enige paniek door. |
Een aantal notities uit het archief van het
Gevangenismuseum Veenhuizen: afspraken tussen de directeur
der koloniën en de directeur van de stoomspinnerij
vanaf augustus 1849 |
Er wordt veel goeds gerapporteerd over de
schoolmeester van de Ommerschans Haijo Hoogstra, maar in november
1849 gaat hij een keer in de fout. En nog wel ten
overstaan van iedereen. |
Om misbruik te voorkomen zijn er per 1
januari 1850 strikte voorschriften over de
hoeveelheid 'koffij', 'chicoreij' en 'zoete melk' in
de koffie die geschonken wordt in de waterhuisjes. |
Een nieuwe trend: kolonisten schrijven meteen na een tuchtraad aan de permanente commissie of het met de straf voor hun zoon niet een onsje minder kan. Drie brieven uit april 1854. |
Februari 1855 schrijft Hendrik van
Helden vanuit het huttendorp onder Noordwolde aan zijn
'Geliefde moeder broeders en Zusters'. Hij zou eigenlijk heel graag weer op de
kolonie wonen. |
Woensdag 11 juli 1855 komt het te Meppel na drankgebruik tot ernstige ongeregeldheden bij een van de regelmatige transporten van bedelaars van de Ommerschans naar Veenhuizen. |
Zomaar een keer notulen van een vergadering van de permanente commissie. Op 30 november 1855 wordt besloten de prijs voor een hoeve in de kolonie met 300 gulden te verhogen. |
Het
voorjaars-schoolbezoek door opziener der scholen Jan
Hendrik Geraets. Inclusief het afnemen van examens en
steeds maar weer zoeken van nieuwe ondermeesters.
Gedateerd 19 mei 1856. |
Directeur Jan van Konijnenburg stuurt
bovengenoemd verslag van de scholen op 11 juni 1856
door naar Den Haag en op 1 augustus 1856 wordt er
besloten over de voorgestelde maatregelen. |
Soepelheid oktober 1856 jegens getrouwde
bedelaars die niet in gezinsverband wonen maar op de
zalen: ze mogen hun echtgeno(o)t(e) twee maal daags
zien en eten voor elkaar bewaren. |
Zowel in januari 1857 als later in
juli 1857 wordt er door de directeur veel
gerapporteerd over het aardappelbrood,
waarop vanuit Den Haag verregaande maatregelen worden
genomen. |
Zesendertig jaar nadat hij zijn post als
directeur der koloniën neerlegde mengt Benjamin van den
Bosch zich juni 1857 in de dan woedende discussie
over de toekomst van de koloniën. |
Uit het februari 1858 geschreven geneeskundig
verslag over het dienstjaar 1857 blijkt dat de
apotheek op de Ommerschans op volletoeren draait en een
aardige besparing oplevert. |
Op 31 augustus 1858 besluit de
Gecommitteerde van de regering - die waarneemt na het
aftreden van de permanente commissie - dat bezoeken aan de
koloniën en spinnerij voortaan
gratis zijn. |
November 1859 sloopt een bedelaar het
muurtje tussen de mannen- en de vrouwenstrafkamer
bij Veenhuizen-1 zodat twee weesmeisjes bij hem kunnen
komen. Het
vervolg speelt januari 1859. |
Diverse jaren 1818-1859 |
Een overzichtje van belangrijke data uit de eerste zeven jaar van de koloniën van weldadigheid. |
Een overzicht van koninklijke
besluiten met betrekking tot de Maatschappij van
Weldadigheid. |
De aandelen in de Bataafsche Brandwaarborg
Maatschappij te Katwijk geven informatie welke gebouwen er
in de koloniën stonden en soms vanaf wanneer en waar ze
stonden |
Brieven van mensen die naar de koloniën
wilden, maar er nooit binnengekomen zijn, geven boeiende beschrijvingen
van het leven in de eerste helft van de negentiende eeuw |
Verhalen uit
de kolonie Wilhelminaoord, voor de dorpsgemeenschap. |
De whereabouts van Johannes van den
Bosch vanaf 1818. Aan de hand van zijn reiskostendeclaraties
kan herleid worden waar hij wanneer was. |
Er zijn een stuk of vijftien zakboekjes
bewaard gebleven, een
overzicht met links op deze pagina. |
Over in uit Amersfoort van
1818 tot 1859 is een in samenwerking met Hans Faber
geschreven artikel. |
Kolonisten uit het arrondissement Appingedam |
Losse
notities over de Commissies van Toevoorzicht 1819-1846. |
De belangrijkste personeelsleden
in de jaren 1841-1848 voor zover de koloniën in
Drenthe liggen. |
Informatie over de bewaard gebleven
registers van op contract met de regering van 1824
tot 1859 geplaatste Veenhuizense weeskinderen. Met links
naar de online te bekijken registers. |
Informatie over de bewaard gebleven
registers van op particulier contract van 1824 tot
1859 geplaatste Veenhuizense weeskinderen. Met links
naar de online te bekijken registers. |
Veel kolonisten krijgen de behoefte ook hun
nageslacht op de kolonie te houden. Eén manier is een
huwelijk van een zoon met een kolonistenweduwe. Een verhaaltje over Gewilde weduwen.. |
Enkele van de 'koloniedynastiën', geslachten die het niet laten bij één kolonist, maar die het daar blijkbaar zo goed bevalt zich dat meerdere nakomelingen ook kolonist worden. |
Op 16 en 18 december 1859 worden
alle roerende en onroerende zaken in de kolonies
Ommerschans en Veenhuizen overgedragen aan
de Staat der Nederlanden. |
2e helft 19e eeuw |
Naarmate zich in die
contreien textielindustrie ontwikkelt, trekken steeds meer
kolonistenkinderen naar Salland en Twente. Hier een
overzichtje van de mij
bekende Twente-gangers. |
Een raadselachtig rijmpje
over kolonist Willem
Kamans. |
Mis je een
onderwerp?
Gebruik de
zoekmachine