Over de Maatschappij van Weldadigheid en haar koloniën van 1818 tot 1859, CHRONOLOGISCH

Mis je een
onderwerp?
Gebruik de
zoekmachine

Op deze pagina staat de aanvullende informatie over de Koloniën van Weldadigheid op chronologische volgorde. Voor een indeling per onderwerp moet je hier zijn. De meeste links hieronder verwijzen naar een pagina elders op deze site, in enkele gevallen naar een pagina op www.deproefkolonie.nl of www.debedelaarskolonie.nl of elders op het net.


              

1818
De bestuurders uit de beginperiode, de landelijke commissie van weldadigheid bij de oprichting in januari 1818, met mutaties in de eerste anderhalf jaar.
De inleiding bij het concept-reglement van de Maatschappij van Weldadigheid dd 14 januari 1818, met verwoordingen van de doelstelling.
Het reglement zelf, 14 januari 1818. 39 artikelen verdeeld over hoofdstukken over het lidmaatschap, het doel en middelen en over het bestuur en de diverse commissies.
De brief van de minister van binnenlandse zaken aan Johannes van den Bosch met de koninklijke goedkeuring van het concept-reglement dd 5 maart 1818.
Op enig moment geeft ene Hendrik Westhoff opdracht om een herdenkingspenning te ontwerpen en te slaan voor de oprichting van de Maatschappij, met 6 maart 1818 als datum.
De circulaire van de Maatschappij waarin steden worden opgeroepen subcommissies op te richten, dd 24 juni 1818. 'Ter onverwijlde daarstelling van een geregeld verband.'
Blijkbaar wordt de bovenstaande oproep op 7 juli verzonden want dat melden de steden die vanaf 17 juli 1818 schrijven dat ze erin geslaagd zijn om ter plaatse een subcommissie te stichten.
Zie voor alle besluiten uit de beginperiode (1818-1824) van de koloniën deze verzamelpagina. Ik geef toe: het is wat rommelig omdat verschillende inventarisnummers elkaar overlopen.
Aan de andere kant is het wel handig als een besluit/reglement in méér dan één invnr zit: wat bij de ene versie lastig te lezen is, is misschien duidelijker in de andere. Dus iedereen die onderzoek doet wordt geadviseerd zowel deze besluitenpagina als deze besluitenpagina te raadplegen.
- Brief van Petrus Ameshoff dd 4 juli 1818 met betrekking tot aankoop van land voor de proefkolonie, waarin hij de politieke situatie in Drenthe uitlegt, Stephanus van Royen introduceert (zonder diens naam te noemen) en het Steenwijks orakel noemt.
Fragmenten uit enkele van de brieven in augustus/september 1818 waarin subcommissies kolonisten voordragen voor de proefkolonie.
Berekeningen, mogelijk gemaakt door de aannemer in september 1818, van het aantal stenen dat benodigd is om de proefkolonie te bouwen en van de arbeidstijd om een hoeve neer te zetten.
Volgens de berekeningen die Johannes van den Bosch in het begin maakt, zijn de koloniën budgettair neutraal, er komt net zo veel geld uit als er in gaat. Rekent u even mee?
Twee werkliederen voor kolonisten, waaronder de in De Proefkolonie genoemde lofzang op vroeg opstaan, ingezonden door een lid van de subcommissie Almelo ergens oktober 1818.
Een lijst van aan de kolonisten te verstrekken huisraad, vermoedelijk gemaakt eind september of begin oktober 1818, kort voor de aankomst van de eerste proefkolonisten.
Ook hoogstwaarschijnlijk uit eind september of begin oktober 1818 dateert deze lijst van het kledingpakket dat aan kolonisten verstrakt gaat worden. Let ook op wat er NIET bij staat: onderbroeken werden in die tijd nog niet gedragen.
Plaatje met de lijst van aangekomen proefkolonisten vanaf 29 oktober 1818, bijgevoegd bij een brief van Benjamin van den Bosch aan de Maatschappij dd 9 november 1818.
Een uitgetypte lijst met de aankomst van de proefkolonisten, gerangschikt op aankomstdatum, lopend van 29 oktober 1818 tot 5 december 1818.
De aankomst van de spinmaterialen plus de spinbaas begin november 1818 en een brief van de Leidenaar Scherenberg over wat er verder voor het spingebeuren nodig is.
December 1818 zijn alle proefkolonisten er, en aan een overzicht van plaatsen van herkomst valt te zien dat ze met opzet uit alle hoeken van het land geselecteerd zijn
Het is even een mondvol, maar vooruit: REGLEMENT en VOORWAARDEN, aan welke ZICH IEDER KOLONIAAL HUISVADER OF HUISMOEDER, VOOR ZICH en DE ZIJNEN, BIJ HANDTEEKENING BEHOORT TE ONDERWERPEN, BIJ DE AANKOMST van het HUISGEZIN in DE KOLONIE. Vierentwintig artikelen en interessant leesvoer.
De contribuanten van de Maatschappij van Weldadigheid in het jaar 1818 per subcommissie van weldadigheid. Inclusief het aantal dorpscommissies per arrondissement.
Ook in december 1818 de eerste geluiden over de komende start van een maandblad van de Maatschappij getiteld de Star. De concurrentie reageert zuinig, maar het slaat wel aan.
1819
Brief van de subcommissie Steenwijk in januari 1819 over het wegzenden van haar proefkolonisten de familie Dikkeboom, de subcommissie voelt zich ‘van achteren bedrogen’.
Van janusri 1819 geeft de Maatschappij van Weldadigheid een eigen maandblad uit. Informatie over de eerste jaargang staat hier. Voor aantekeningen bij alle jaargangen moet je hier zijn..
In dat januari 1819-nummer van de Star evalueert Johannes van den Bosch de oprichting van de proefkolonie Frederiksoord en geeft hij voorzetjes voor de verdere uitbreiding van de koloniën.
Een man uit Zwijndrecht wil februari 1819 op de kolonie geplaatst worden als... tabaksplanter. Dat gaat dus niet door maar zevenentwintig jaar later zijn er serieuze plannen voor kolonietabak.
Artikel uit de Star van april 1819 met een beschrijving van het instituut Hofwijl van E. van Fellenberg, waar een Groningse kwekeling voor de Maatschappij wordt opgeleid.
Juli 1819 introduceert de Maatschappij zes contractvormen waarmee personen en gezinnen in de kolonie geplaatst kunnen worden. Van dat uitleggen krijg ik altijd koppijn, maar ik doe het hier toch.
Een transcriptie van het Koninklijk Besluit van 14 augustus 1819, waarmee de Maatschappij het vruchtgebruik krijgt van de Ommerschans, staat op een overzichtspagina van KB's.
Uit een brief van Benjamin van den Bosch dd 23 augustus 1819 met de beloningen die zijn toegekend voor bestrijding van de veenbrand en voor andere zaken.
De Maatschappij maakt van de invoering van contracten (zie hier boven bij juli) gebruik om 24 augustus 1819 de aanval te openen op het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam.
Brief van de kolonist Hopman (opvolger van Hendrik Metz) aan de subcommissie Amersfoort in september 1819 waarin hij de vereiste mate van dankbaarheid laat blijken.
Contract over de opname van wezen in de kolonie, tussen de Maatschappij en Alkmaar uit november 1819. Zes wezen met huisverzorgers plus twee arme gezinnen.
En zie hier a-l-l-e contracten voor wezen, huisverzorgers en 'gratis' gezinnen in de vrije koloniën van november 1819 totenmet oktober 1823. In totaal voor 163 hoeves en 378 wees- of armenkinderen.
De eerste bewoners van Frederiksoord 2 komen vanaf december 1819 vooral uit plaatsen die nog geen kolonist hadden geleverd, als Breda, Brielle, Heerenveen, Purmerend.
Bij die eerste bewoners in december 1819 zit ook iemand die zich ongevraagd komt melden. Hij wordt wel aangenomen, maar dat gaat maar twee jaar goed.
1820
De proefkolonisten tonen zich volgens directeur Benjamin van hun beste kant als ze in februari 1820 spontaan donaties geven voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Gelderland.
Voorbeeld van een contract, in dit geval met Zwolle, voor het overnemen van gezinnen in de kolonie, gedateerd 8 april 1820
Begin juni 1820: Dordrecht leegt zijn weeshuis: een optimistisch stukje uit de Amsterdamsche Courant over hun doorkomst plus brieven van Johannes die er geen raad mee weet.
Er zijn meer steden die begin juni 1820 behoorlijke aantallen armen naar de kolonie  zenden. Bijvoorbeeld Hoogeveen. Een overzichtje van de Hoogeveense eerstelingen en hun belevenissen.
Juni 1820 (+ dec.1821): Brieven van de geheimzinnige P. Nederlander uit Gorinchem + Delft over plaatsing van twee kinderen van zeer onduidelijke (volgens geruchten prinselijke) herkomst.
Directeur Benjamin van den Bosch doet 29 juni 1820 een voordracht hoe de medailles voor goed gedrag en vlijt over de proefkolonisten verdeeld moeten worden.
Inmiddels weten we hoe die op 29 juni 1820 bedoelde medailles er uit hebben gezien en kunnen we de totstandkoming van de gouden, zilveren en bronzen plakken beschrijven.
Vlaardingen stuurt juli 1820 ook wezen naar Frederiksoord, in een geval blijkbaar zonder eerst de familie te vragen, wat daarna dus hoognodig rechtgezet moet worden.
In het augustus 1820 gepubliceerde jarverslag april 1819-april 1820 wordt het wegsturen van enkele kolonisten gemotiveerd, met daarbij de roep om een strafkolonie op te richten.
Subcommissie Schiedam laat haar contribuanten via een berichtje in de Staatscourant september 1820 weten dat er met hun geld goed werk gedaan wordt.
In de Star van oktober 1820 doen twee leden van de Commissie van Toevoorzicht verslag van hun bezoek aan de koloniën, met beschrijvingen van alles wat zij daar aantreffen, inclusief school.
- In november 1820 gaan voor het eerst koloniebewoners naar de strafkolonie op de Ommerschans. Drie Delftse wezen van 17, 17 en 18 jaar zijn de eerste strafkolonisten.
1821
Gevonden: een bevolkingsregister van Willemsoord dat ouder is dan al bekende stamboeken en ergens najaar 1821 is gemaakt.
De subcommissie van weldadigheid Alkmaar raakt door het overlijden van de penningmeester een kleine 400 gulden kwijt. Een stukje brief van 1 februari 1821 staat bij 'begin 1821' op deze pagina.
Bekendmaking van de permanente commissie aan de kolonisten, van 9 februari 1821 dat er voortaan een Raad van Policie is om de orde in de kolonie te handhaven.
Na andere klachten van subcommissies doet een brief van Utrecht de pc besluiten om vanaf februari 1821 kolonisten die buiten hun schuld gebrek lijden een uitkering te garanderen.
De subcommissie Bolsward stelt in een memorie van maart 1821 dat armoede voortkomt uit drankmisbruik en wil daarom dwangmiddelen om mensen in de kolonie te plaatsen.
Tussen het toenemende aantal problemen met huisverzorgers bevindt zich ook een 'losbandige'  vrouw uit Kampen tegen wie eind april 1821 een proces-verbaal wordt opgemaakt..
Ook in april 1821 legt de subcommissie Maassluis aan prins Frederik uit waarom de misère bij de haringvangst verhindert dat zijn oproep tot ledenwerving resultaat oplevert.
In mei 1821 worden de koloniën drooggelegd. Wie zich eenmaal schuldig maakt aan misbruik van sterke drank krijgt geen geld meer maar winkelkaartjes. Het begin van een eigen geldstelsel.
Tot nadeel van de reputatie van de kolonie vertelt een kolonistenvrouw uit Bovenkarspel juli 1821 overal dat haar man op zijn sterfbed geen enkele medische bijstand heeft gehad.
In de Star van augustus 1821 gepubliceerde lijst met de jaarinkomens over het voorafgaande jaar die de proefkolonisten volgens de Maatschappij behaald hadden.
Ook in de Star van augustus 1821, met een vervolgje in september 1821, blijkt dat men het eigen geldstelsel wil invoeren voor a-l-l-e vrije kolonisten. Niet alleen voor dronkelappen (zie mei 1821).
De bejaarde Steijntje Reymen uit Rotterdam schrijft september 1825 over een in de kolonie opgenomen kleinkind 'die reeds eenige jaren van mij verweiderd is geweest'.
Nog niet klaar: Nieuwe bewoners van het dit jaar opgerichte Wilhelminaoord komen met soms curieuze redenen waarom het nieuwe bestaan hun niet aanstaat.
Een huisverzorgster uit Vlissingen richt zich na een misstap in november/december 1821 in een wanhopige brief tot Johannes van den Bosch.
Verhaaltje over de geweze kolonist en mr. smid Matthijs Muller die kerst 1821 zo in de problemen met de directie raakt, dat hij kort daarop de kolonie verlaat. Waar hij spijt van krijgt.
1822
Johannes van den Bosch in januari 1822 over de maatregel om huisverzorgers ook te laten werken en de daarop volgende protesten uit Harlingen.
Vanaf januari 1822 is het mogelijk contracten te sluiten met de Maatschappij voor het plaatsen van bedelaars in het later dat jaar op te richten bedelaarsgesticht op de Ommerschans.
Sketch tussen een dominee en de beide buren Jan en Jacob uit een boekje dat ergens in 1822 is uitgegeven door de Leeuwarder Courant.
Een transcriptie van het Koninklijk Besluit van 13 maart 1822, waarmee de Ommerschans de status van nationaal bedelaarsgesticht krijgt, staat op een overzichtspagina van KB's.
De pc kan maart 1822 triomfantelijk uithalen naar de subcommissie Harderwijk die klaagt over de godsdienstig-foute opvoeding van een bestedeling die helemaal niet bestaat.
Van "as ik uit de school ben, dan heb jij geen blixem op mij te zeggen" tot de vrees 'met onze lieve kleinen onder den puinhoop dezer zwakke school verbrijzeld te worden'. Schoolverslagen 1822.
Verslagen van dokter Schuurman over de ziekte op de kolonie in de Stars van mei/juni/juli 1822 met daarin medische inzichten, die in onze hedendaagse ogen een tikje vreemd zijn.
De subcommissie Monnickendam constateert bij een bezoek in juni 1822 ontzet dat haar weeskinderen uit elkaar gehaald zijn en dat de kolonisten te weinig werk hebben.
Een door subcommissie Medemblik in juli 1822 naar de kolonie gezonden kleermaker uit Opperdoes, ooit opgeleid tot predikant, barst uit in een jubeldicht over zijn nieuwe kans.
Contracten 'onder de letter B' blijken weinig belangstelling te trekken. juli 1822 is Haarlem de laatste die zo'n contract afsluit. Koog aan de Zaan, Zwolle en Groningen gingen voor.
De oogstresulaten van Wilhelminaoord over 1821 zeggen weinig, want dan zijn deze kolonisten nog maar net aangekomen, maar de lijst uit augustus 1822 geeft wel aan wie er dan wonen.
De bewoners van Frederiksoord-2 hebben iets langer gehad om hun landje te leren kennen, maar de oogstresultaten volgens de Star augustus 1822 zijn nog niet overtuigend.
Verhaaltje over de familie Hille die bij aankomst een ingedeeld weesmeisje in huis krijgt, waarmee ze niet gelukkig zijn. Het sleept voort tot in 1825.
Op 7 oktober 1822 wordt een contract getekend tussen de Maatschappij van Weldadigheid en de regering dat de eerste duizend bedelaars zal opnemen.
Op 25 oktober 1822 heeft Johannes van den Bosch alle financiële opzetjes voor de Ommerschans klaar, het 'Reglement voor de komptabiliteit' van de bedelaarskoloniën.
Op 6 november 1822 komt koning Willem I met een koninklijk besluit dat én alle bedelaars én de meeste weeskinderen voortaan naar de koloniën moeten.
De eerste grondaankopen in de buurtschap Veenhuizen beginnen 21 november 1822, gaan door 22 en 23 november en 16 december 1822, waarna er wordt gepauzeerd.
Op 2 december 1822 heeft Johannes van den Bosch de plannen klaar voor de bouw van kolonie 7 in Doldersum. Maar of het echt zo gebouwd is als op de bouwtekening staat?
11 december 1822 worden de huishoudelijke bepalingen voor het bedelaarsgesticht op de Ommerschans door de permanente commissie bekrachtigd.
Op 19 december 1822 zendt Johannes van den Bosch de contracten van die grondaankopen in Veenhuizen naar Den Haag met een toelichting.
22 december 1822 Hele mooie brief van de subcommissie Enkhuizen, teleurgesteld en boos is dat enige vriendelijke aanmerkingen op de kolonie niet serieus genomen worden.
Met twee zogenaamde D-contracten in december 1822 leegt het Zeeuwse Tholen haar volledige weeshuis in de kolonie. Andere plaatsen doen het wat rustiger aan.
1823
Januari 1823. Als een kolonist uit Breda is overleden, vraagt de familie om de kinderen in een brief die zo uit het hart komt dat de spellingscontrole is vergeten.
Op 18 februari 1823 stuurt Johannes van den Bosch vanuit Drenthe zijn plannen voor de nieuw te stichten kolonie Veenhuizen. Hij slaat opzienbarende nieuwe wegen in.
Op 1 maart 1823 sluiten de Maatschappij en het gouvernement een contract voor de overneming van 4.000 weeskinderen, 1500 bedelaars en 500 huisgezinnen.
Maart 1823 constateert de Maatschappij dat het bedelaarsgesticht op de Ommerschans vol loopt met mensen die te invalide zijn om te werken en ze protesteert furieus.
Op 7 april 1823 wil Johannes van den Bosch het bestek voor het te bouwen gesticht in Veenhuizen zenden als men hem komt vertellen dat het nog niet klaar is. dus wordt het 8 april 1823.
Een transcriptie van dat bestek. Het is teruggevonden in het Rijksarchief te Brussel, maar helaas, helaas, zonder de bijbehorende bouwtekening.
Op 8 april vraagt directeur Visser toestemming te mogen beginnen met het graven van de Kolonievaart in Veenhuizen en op 12 april 1823 volgt het contract.
Om Veenhuizen (en alle andere bouwprojecten) op orde te krijgen wordt er 17 april 1823 een 'adjunct-directeur voor het opzicht over de gebouwen' aangesteld: Jan van Lemel.
Jacob Torenvliet wordt april 1823 getransporteerd naar de bedelaarskolonie op de Ommerschans en blijkt dan Johan Fröhm te heten. Een kort verhaaltje.
Johannes van den Bosch zendt op 11 mei 1823 naar de rest van de permanente commissie een ontwerp voor een opvoedings instituut, dat daarna in Wateren tot stand komt.
Vanaf juni 1823 meldt de directie dat de kolonisten uit Texel behoren tot de groeiende groep mensen waar de Maatschappij niets mee kan beginnen.
Rond juni 1823 bezoeken Jacob van Lennep & Dirk van Hoogendorp de koloniën. Artikel van André Huizinga over Het Réveil en de Maatschappij
Verhaaltje dat begint juni 1823 over Jacoba Cornelia van Nieuwenhoven en Teunis van Waveren: welke van gevolgen is dat zij haar zinds eenige maanden zwanger bevind. Er is meer informatie.
Contracten 'onder de letter C' bieden tot oktober 1823 steden die te weinig contributie ophalen om een gezin 'uit de kontributie te plaatsen de mogelijkheid die contributies toch te benutten. Zie ook de uitleg hier.
Een overzicht per plaats van alle contracten die tot oktober 1823 gesloten zijn tussen instanties en de Maatschappij voor plaatsen in de kolonie. Hoeveel uit elke plaats lopen er rond?
Een halfwees uit Leeuwarden wiens vader met Napoleon naar Rusland was getrokken moet oktober 1823 uit de kolonie en terug naar zijn 'slegte' moeder omdat het geld op is.
Ik zie en erken het betere, maar volg het slechtere. De subcommissie Dokkum brengt de verloederde broer van de rentmeester november 1823 onder in de Ommerschans.
8 november 1823: Het concept Besluit Huishoudelijke Inrichtingen voor het Instituut te Veenhuizen, de eerste basis voor het leven in de kinderetablissementen.
De twee jaar in dienst zijnde en in een huisje-zonder-nummer wonende wijkmeester Van Ootmarssen moet door een besluit van 6 december 1823 het veld ruimen.
1824
Vanaf 1824 wordt in nette schriftjes bijgehouden welke 'belangrijke besluiten en instructien' de permanente commissie van Weldadigheid neemt en dat levert een handig overzicht.
Na vier jaar gedoe over proefkolonist Koppejan die dan wel, dan niet naar huis terug wil, krijgt de subcommissie Middelburg bij een volgende kolonist januari 1824 dezelfde ellende.
22 januari 1824: Kort voor de eerste kinderen naar Veenhuizen komen, worden de 'vaste bepalingen omtrent de kleeding en het huisraad' opgesteld. Wat voor kleding dragen ze?
Nog korter, 2 februari 1824, voor hun komst, stelt men het 'Reglement voor de Administratie van het Gesticht van Weezen te Veenhuizen' vast.
Bij bovenstaande gevoegd, en dus ook van 2 februari 1824, is de personeelsopbouw van het kinderetablissement: 'Staat der Geemployeerden voor het Gesticht te Veenhuizen.
In nauwelijks gewijzigde vorm wordt dat personeelsbestand diezelfde 2 februari 1824 vastgelegd in een besluit en wordt de directeur gemachtigd om mensen aan te trekken voor Veenhuizen-1.
Ook diezelfde dag, 2 februari 1824, nog een typisch Johannes van den Bosch-reglement: dat voor de 'arbeiders buiten het gesticht', oftewel de bewoners aan de buitenkant van de gestichten.
Alleen trekken de arbeidersgezinnen die nog maar net in Veenhuizen-1 gevestigd zijn dat niet en is er 19 februari 1824 een 'ampliatie', aanvulling op het reglement nodig. Ze krijgen een voorschot.
Ook in februari 1824 maakt de Maatschappij van Weldadigheid zich op om voor het eerst bedelaars uit de Ommerschans te ontslaan. Ze formuleert de voorwaarden voor ontslag.
Blijkbaar krijgt kolonist Ladru ineens een belastingaanslag voor zijn huis. Op 23 februari 1824 besluit de Maatschappij niet aan die onzin mee te werken. Ze hebben recht op vrijstelling!
28 februari 1824. Na vier jaar steeds maar corresponderen over de wezen uit Koog aan de Zaan, gaat de schout van die plaats zelf maar eens een kijkje nemen. Het valt alleen maar mee.
Het lid van de Commissie van Weldadigheid, J.G. van Nes van Meerkerk te Utrecht, krijgt informatie over  'den Staat der Koloniën' per maart 1824 en de buitenlandse belangstelling.
Met het Koninklijk Besluit van 24 maart 1824 rekent zijne majesteit af met de concurrentie voor de wezenopvang in Veenhuizen. Het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam overleeft dit besluit niet.
Juni 1824 houdt de subcommissie van weldadigheid Zaandam het voor gezien. De kolonie brengt te weinig voordeel en op haar vragen krijgt ze geen antwoord.
Een door de Utrechtse Aalmoezenierskamer gestuurde jongen van 14 jaar blijkt juli/augustus 1824 écht geen zin in de kolonie.te hebben. Als simuleren niet werkt, wordt hij vluchtgevaarlijk
Op 4 september 1824 vraagt de Maatschappij aan de Opperjachtmeester en Opper­houtvester toestemming de koloniën met jachtpalen af te zetten. Met ook hierbij diverse andere brieven en stukken over de jacht op koloniegrond.
Kolonist Pieter Corba uit Woerden denkt dat het allemaal veel beter wordt als hij een tweede koe krijgt. Oktober 1824 wendt hij zich daarover tot zijn subcommissie.
1825
Met het Koninklijk Besluit van 15 januari 1825 maant zijne majesteit Willem I iedereen in het land, maar met name weeshuizen, tot spoed bij het zenden van weeskinderen naar Veenhuizen.
De arbeidersgezinnen in Veenhuizen lijden in de wintermaanden gebrek. Februari 1825 wordt besloten dat ze extra brood en aardappelen krijgen die ze terugbetalen met 10 % van hun loon.
De subcommissie van weldadigheid Alkmaar laat in een brief van 2 februari 1825 beleefd maar duidelijk merken dat het aanhoudende gevraag om aan ledenwerving te doen haar irriteert.
Zowel om meer werk in de wintermaanden te hebben, als omdat de vrouwelijke bedelaars voor dat seizoen wat dun gekleed zijn, wordt februari 1825 besloten jakken te breien.
Het oorspronkelijke plan voor het kinderetablissement Veenhuizen-1 voorzag in één onderwijzer. Gezien de 'de menigte jonge kinderen' daar wordt dat februari 1825 aangepast.
De kritiek op verplaatsing van wezen naar Drenthe neemt toe en een subcommissielid uit Tholen verzamelt begin 1825 positieve berichten van hun wezen voor propaganda-doeleinden.
Maart 1825: Om arbeidershuisgezinnen in Veenhuizen te kunnen plaatsen, slaat de subcommissie Leiden ijverig aan het rekenen en gaat ze herschikken tot de gewenste gezinsgrootte is bereikt.
De vooraanstaande Rotterdammer Willem Messchert ziet in de verplaatsing van wezen aanleiding om in april 1825 zijn honorair lidmaatschap weer in te leveren.
Uitermate verwarrend: op 3 mei 1825 besluit men het DERDE gesticht te Veenhuizen voorlopig voor bedelaars te gebruiken, pal daarop wordt het TWEEDE gesticht daarvoor bestemd.
Ook op 3 mei 1825 volgt een reeks maatregelen ter bezuiniging op het gesticht te Ommerschans.
Er is een apart OVERZICHT van besluiten over de winkel op de Ommerschans, beginnend met dit besluit en lopend tot en met 1859.
In Mei 1825 komt Jan Vogel met zijn gezin in de Ommerschans. Twee maanden later krijgt hij een lel van bedelaar-opzichter Pieter Kortvriend. Een kort verhaaltje.
Op 10 mei 1825 besluit de Maatschappij om de winkels in de vrije koloniën in eigen hand te nemen. Een deel van het besluit wordt later teruggedraaid, maar er komt wel een algemeen winkelier. De eerste is Jacob Kluvers.
Per 1 juni 1825 geldt een nieuwe indeling voor de vrije koloniën. Vanaf dat moment zijn er maar drie: kolonie 1 Frederiksoord, kolonie 2 Wilhelminaoord en kolonie 3 Willemsoord.
Veelvluchters onder de bedelaars moeten herkenbaar zijn. Op 4 juni 1825 wordt bepaald dat zij 'gedurende een jaar tijds geheel in het rood worden gekleed'.
Tot 1 juli 1825 komen er zo'n 1500 weeskinderen uit het hele land naar het nieuwe etablissement in Veenhuizen. Hier een overzicht waar ze vandaan komen.
September 1825 wordt besloten de functie 'Inspecteur, over de kleeding, huisraad, en woningen der kolonisten' in het leven te roepen. Ter handhaving van de zindelijkheid bij de kolonisten.
Op 12 september 1825 wordt de tucht in de vrije koloniën anders georganiseerd. Een door Johannes van den Bosch geschreven reglement met ook democratie in de tuchtraad.
De beginopstelling jegens bedelaars dat wie niet werkt geen (volledige maaltijd) zal eten (maar een halve) versoepelt geleidelijk, zoals bij dit besluit van 14 november 1825.
Namen die voorkomen in de verslagen van tuchtzittingen 1825-1837 (ook leuk om zomaar eens door te nemen: een inkijkje in het leven in de vrije koloniën).
1826
Ambtelijk secretaris en eindredacteur van de Star Willem Anthonie Ockerse overlijdt januari 1826. Er moet iets geregeld worden om het secretariaat te laten doordraaien.
Februari 1826 wordt een nieuwe hoofdredacteur voor het maandblad aangetrokken. Pieter Otto van der Chijs zal dit werk zestien jaar lang gaan doen.
Maart 1826 wordt de koopwaar in de koloniale winkels onderverdeeld in onontbeerlijk en minder noodzakelijk. En er komen typisch gevormde kaartjes om mee te betalen.
Sommige van die in maart 1826 genoemde kaartjes zijn bewaard gebleven. Een pagina met afbeeldingen. Met rare afgeknipte hoekjes...?
Mei 1826 gaat dokter Jan Bloemert Schuurman.uit Steenwijk controleren of de arts-bedelaar Douwe Petrus van Steenwijk de vele zieken op de Ommerschans wel op de correcte manier behandelt.
Later in mei 1826 rapporteert Douwe Petrus van Steenwijk over de zieken op de Ommerschans en over de manier waarop hij ze behandelt. Het vele Latijn heb ik maar weggelaten.
Directeur der koloniën Wouter Visser stuurt eind mei 1826 de twee bovenstaande verslagen naar de permanente commissie in Den Haag. Het lijkt dus nogal mee te vallen op de Ommerschans.
Veenhuizen loopt niet echt vol met weeskinderen. De Maatschappij en het gouvernement sluiten een nieuw contract op 16 en 19 juni 1826 waardoor minder kinderen zullen komen.
Op 30 juni 1826 volgt een ander contract om de kolonie Veenhuizen vol te krijgen. Het betekent de komst van militaire veteranen en hun gezinnen. De tekst van het contract is ook in transcriptie te lezn.
Prins Frederik maakt op 10 juli 1826 een (voorlopig) einde aan de activiteiten van Douwe Petrus van Steenwijk op de Ommerschans. De prins heeft ineens heel veel geneeskundige kennis.
Van die praktische dingen...: nu er geen weeskinderen maar bedelaars in Veenhuizen-w komen, zijn er grotere hangmatten nodig. Dus moet op 13 juli 1826 de begrotingspost huisraad opgehoogd.
Heel en vroedmeester Dirk Rutger Hanzon is per 18 augustus 1826 de eerste van buiten aangetrokken arts voor de Ommerschans. Hij blijft niet zo lang, iets meer dan twee jaar.
Adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda wijst de permanente commissie er in september 1826 op dat het beter zou zijn om in alle scholen 'Engelsche lampen' te gebruiken.
Ook in september 1826 toont een inventarisatie van salarissen van onderwijzers aan dat er de nodige zijn 'wier bestaan eenige verbetering behoeft'. Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina.
Het muziekgezelschap van weeskinderen bij het derde gesticht te Veenhuizen komt tot stand nadat hoofdonderwijzer Albert Schuurman in september 1826 vraagt instrumenten te mogen kopen.
Arbeiderskolonist Jan Gielen uit Veenhuizen moet oktober 1826 voor de rechter komen omdat hij stampij gemaakt heeft in een kroegje in Zuidvelde. Een smeuiig verhaal over dronkenschap.
Op 19 oktober 1826 komen de eerste militaire veteranen met hun gezinnen aan in Veenhuizen. Spoedig volgen er meer.
Johannes Thonhäuser solliciteert op 24 oktober 1826 naar de positie van commandant van de veteranen. Bij het inwinnen van referenties blijkt zijn 'wezenlijke ouderdom zeer betrekkelijk' te zijn.
Het laatste nummer van het maandblad de Star verschijnt in december 1826 en daarna is het blad niet meer. Hier de inhoud van de laatste jaargang en hier een overzicht van alle jaargangen.
1827
Met ingang van januari 1827 verschijnt het nieuwe maandblad van de Maatschappij de Vriend des Vaderlands. Hier de inhoud van de eerste jaargang en hier een overzicht van alle jaargangen.
Februari 1827 is Paulus Bloemer erin geslaagd zich vrij te werken uit het bedelaars-gesticht op de Ommerschans. Even een terugblik op een woelige carrière.
Arbeiderskolonist Johannes Bernardus Geijsel/Gijzel heeft hout uit bossen en houtwallen gestolen en krijgt daarvoor februari 1827 bij de rechtbank één jaar gevangenisstraf.
Zaalopziener Gerrit Kroon uit Veenhuizen is buiten het jachtseizoen betrapt met twee patrijzen en moet zich in april 1827 daarvoor verantwoorden voor de rechtbank in Assen.
De Maatschappij accepteert tenslotte dat ze wordt gebruikt voor de opvang van invaliden en op 23 juni 1827 tekent ze een contract dat ze er een extra vergoeding voor krijgt.
Als Johannes van den Bosch op missie naar de West wordt gezonden, besluit de rest van de permanente commissie op 18 oktober 1827 om even geen grote veranderingen aan te brengen.
Alsof het niet erg is 100 jaar op de rest van de samenleving voor te lopen, wordt op 4 december 1827 een verplichte, inkomensafhankelijke ziekteverzekering in het leven geroepen.
En 18 december 1827 volgen de Verordeningen nopens het schoolonderwijs. Met salarissen voor het onderwijzend personeel, schriftelijke rapportages en het schoolonderwijzers gezelschap.
1828
De hiervoor genoemde nieuwe regelingen rond de geneeskunde van 4 december 1827 zijn voor de arts van Veenhuizen Harmen Smit aanleiding om op 3 januari 1828 zijn baan op te zeggen.
Enkele gegevens over de reis van sommige in 1828 aangekomen kolonisten zijn opgenomen in een bladzijde over transportkosten.
Op 1 april 1828 begint Pieter Limes als nieuwe geneesheer van alle drie de etablissementen in Veenhuizen. Op 1 november 1828 vliegt hij er al weer uit.
Bij een ruzie tussen wijkmeester Koppe en de kolonistenfamilie Welsch gaat de wijkmeester een potje neuswrijven om de ander uit te dagen. Aldus de kleine raad op 25 en 29 oktober 1828.
November 1828 worden voor het eerst veteranen uit Veenhuizen naar de Ommerschans overgebracht om daar te worden ingezet als bewakers en veldwachters.
1829
In februari 1829 wordt er voor de Ommerschans en Veenhuizen een nieuw 'Reglement van Tucht voor de Gestichten van Bedelaars' ingevoerd, inclusief 'rietjes slagen'.
Al in maart 1829 moet er zowel een opheldering als een wijziging op dat reglement komen, want men was vergeten hoe lang een teruggepakte deserteur het 'distinctief pak' zal moeten dragen.
Ook in maart 1829 komt er een regeling voor jongvolwassen koloniebewoners die groot geworden zijn en willen uitvliegen. Drie maanden Groot Verlof om een middel van bestaan te zoeken.
De top van de organisatie moet omgegooid als Johannes van den Bosch als gouverneur naar de Oost vertrekt. Per 1 juni 1829 is er een nieuwe directeur en voor het eerst ook een inspecteur.
Op 8 juli 1829 is het de beurt aan de weeskinderen: een nieuw Reglement van Tucht voor de Gestichten van Weezen, Vondelingen en verlatene kinderen. ZONDER rietjes slagen!
Diezelfde dag, dus 8 juli 1829, verschijnt ook het 'Reglement van Policie en Tucht voor de kolonisten huisgezinnen'. Daarmee zijn nu alle categorieën koloniebewoners tuchtelijk gedekt.
Later in juli 1829 moet dat laatste reglement nog worden aangevuld. Ook zaken als onzindelijkheid, slordigheid, het dragen van niet-koloniale kleding en herbergbezoek moeten bestraft.
In september 1829 zijn er misverstanden over het tuchtreglement. Bij gebrek aan een kopieerapparaat wordt alles overgeschreven en in het exemplaar van de directeur mist een stukje.
En ook in september 1829 moet het tuchtreglement aangescherpt omdat veteranen drank verkopen aan andere Veenhuizen-bewoners en eigenmachtig winkeltjes beginnen.

1830
Op 8 februari 1830 komen er 'nadere bepalingen nopens het schoolonderwijs' die er vooral op gericht zijn schoolverzuim te bestrijden en het 'gezet ter schoole gaan' te bevorderen.
In het februari-nummer  van het eigen maandblad, zie hier, somt de Maatschappij ook op hoe bezoekers naar de koloniën kunnen reizen. Een van die routes is met de stoomboot uit Amsterdam naar Harlingen. Stoomboot? dacht ik, zie verder hier.
De instelling van 'kolonisten van den eersten rang' in april 1830, vastgelegd in een reglement, met een wijziging in juni en een latere voordracht van de directeur wie er nog meer eerste rang worden.
Een plaatje van een winkelkaartje, het betaalmiddel in de koloniewinkels. Gezien de ondertekeningen te dateren ergens rond 1830.
Te Veenhuizen worden per 1 juni 1830 de geneeskundige dienst en de heelkundige dienst van elkaar afgescheiden. De eerste is daarbij de superieur van de tweede.
Op 24 juni 1830 moet het nog maar enkele maanden oude reglement van de kolonisten van de eerste rang worden aangepast. De aanpassing staat halverwege deze pagina.
Augustus 1830 wordt de post van algemeen boekhouder in de kolonien (W. Reese) afgeschaft en vervangen door die van Boekhouder des Directeurs (Van Marle). Een aanzienlijke besparing.
Een op 2 oktober 1830 onderzocht zwendeltje met bremzaad. Men komt er niet achter wie de schuldige is, ook al heet een van de verdachten notabene Maria of Elisabeth Zwendelaar.
Oorlog met de Belgen!! Bepalingen nopens de algemeene wapening en de handhaving der rust in de kolonie, opgesteld op 8 oktober 1830, met een snelle wijziging 31 december 1830.
Twee verhaaltjes over problematisch huwelijken, eentje uit de begindagen van Wilhelminaoord en eentje met de climax rond 1830.
18 december 1830: Regeling van de protestantse catechisaties voor de periode 1 januari 1831 tot 31 juni 1831. NB: Er zijn meer van dit soort regelingen van het protestantse onderwijs in de schriften met besluiten. Het zou interessant kunnen zijn die allemaal eens naast elkaar te leggen. 
De steun van de Maatschappij aan koning Willem I tegen de Belgen wordt toch te duur. Een wijziging van het eerdere besluit op 31 december 1830 onderaan de pagina.
1831
Vrije kolonisten moeten de boel rondom hun huis netjes houden: slootjes schoonmaken, voetpaden onderhouden, een 'aschhok' oprichten, enzovoort. Aldus bepalingen februari 1831.
Ook per februari 1831 wordt er bezuinigd op het personeel te Veenhuizen. Er zijn nogal wat mensen die voorlopig als functionaris zijn aangesteld en die zijn niet allemaal nodig.
Besluit van de permanente commissie 21 februarij 1831 N5: Bepaling dat ook van de Magazijnen van huisraad en gereedschappen in de zalen, keukens etc dagboeken zullen worden gehouden
Op de kleine raad van 5 maart 1831 zijn de lijsten van 'afwezig gebleven scholieren' er nog niet, maar vanaf 19 maart 1831 staan ze als artikel 3 of artikel 4 steeds in de notulen van de kleine raad
.Op 15 april 1831 stelt directeur Van Konijnenburg voor om Instituteur Mulder adjunct-directeur van de schans te maken en adjunct-directeur voor het onderwijs het Instituut te Wateren te laten leiden.
In mei 1831 doet directeur Van Konijnenburg een voorstel welke kolonisten nog meer kunnen toetreden tot de rangen van kolonisten van den eersten rang. Onderaan deze pagina.
Door een besluit op 9 juli 1831 moeten alle hoge ambtenaren een borgtocht stellen. Met uitleg in welke invnrs die zich bevinden en waarom dat voor familie-onderzoekers interessant kan zijn.
De permanente commissie besluit tot de 'Oprigting eener Veefokkerij te Wateren'. Dat is een besluit van 18 juli 1831 maar daarna wordt er van die hele fokkerij nooit meer iets vernomen.
Het is een rommeltje met de aanvragen van wezen en bedelaars om vrijwillig in dienst te gaan. Per 3 augustus 1831 wordt bepaald wanneer ze het mogen vragen en wanneer niet.
Als zijn vrouw september 1830 een zoon uit haar eerste huwelijk heeft opgehaald, neemt ze 'een flessie jenever' mee voor echtgenoot Simon Kruijt, die daar slechts 'een mondvol' van neemt...
Een brief van de 21-jarige kolonistenzoon Jurrien Maatje met een hele mooie openingszin zit als bijlage bij de zittingen van de kleine raad voor de gewone kolonien in oktober 1831.
De tuchtzitting van 29 oktober 1831 heeft alles wat je van een goede soapserie mag verwachten. Een geheime verhouding met een schoonzus, grote conflicten met veel geweld, enzovoort.
Veel ambtenaren hebben wezen als dienstbodes. Per 9 november 1831 geldt dat er betaald moet worden voor de kleding van die wezen. Daarna zijn er een stuk minder dienstbodes.
Er komen in Veenhuizen magazijnen voor houtwaren. Alsdus een besluit van 3 december 1831 dat verder bepaalt hoe zo'n magazijn geadministreerd moet worden.
1832
Jan Sietsen Jans mag beweren dat hij die avond in februari 1832 thuis zat en kousen stopte, maar de getuigen verklaren dat hij het was die Ka Oostmeijer molesteerde.
Bezuinigingstijd, want een financiële catastrofe dreigt. Alle categorieën koloniebewoners moeten het ontgelden, maart 1832 worden ook de kwekelingen te Wateren op voedsel gekort.
De financiële toestand kan alleen maar slechter worden, want maart 1832 accepteert de Maatschappij invaliden onder de mensen 'geplaatst op de 2de helft van het contract van 1826".
En laten we alles goed bijhouden!! Op 24 maart 1832 volgt een ernstige aanmaning van de permanente commissie dat niemand het in zijn hoofd moet halen archieven weg te gooien.
Per 1 april 1832 moeten de onderdirecteurs binnen van de gestichten in Veenhuizen ook de boekhouding van het hele gesticht doen, want de functie boekhouder wordt opgeheven.
Uit de notulen van de raad van tucht voor bedelaars van 18 april 1832 blijkt dat er rond deze tijd tralies gemaakt worden voor de ramen van het tweede en derde gesticht te Veenhuizen.
Bij de tuchtzitting van 5 mei 1832 is weer te zien dat bij grote conflicten en vechtpartijen de waarnemingen van getuigen enorm subjectief zijn en ze allemaal iets heel anders hebben gezien.
Augustus 1832 wordt de indeling van de onderwijzers in salarisklassen veranderd. Zie voor dit en andere onderwijsstukken ook de Onderwijspagina in wording.
Geertje Goossens zit oktober 1832 klem tussen de adjunct-directeur die zegt dat ze de kolonie niet af mag en haar moeder die wil dat ze een boodschap in Steenwijk gaat doen.
In diezelfde tuchtzitting op 8 oktober 1832 het verslag van de confrontatie tussen de jonge wijkmeester Abraham van Anker en de twee keer zo oude kolonist Johannes Hendrik Nieuwenhuis.
Wijkmeester Koppe komt kolonisten zeggen dat hun kinderen de hulpbehoevenden moeten helpen met aardappelrooien. De eerste twee komen met smoesjes, de derde vliegt hem aan met een kantschop. Aldus de verslagen bij de raad van politie en tucht van 27 oktober 1832.
Wie minder rogge-oogst inlevert dan vooraf getaxeerd wordt bestraft met inhouding van brood. Dat kan oplopen tot veertien broden. Zie de lijstjes bij de kleine raad van november 1832
Besluiten van na augustus 1832 zijn op de onderwijspagina nog niet opgenomen. Zie daarvoor de 'BELANGRIJKE BESLUITEN EN INSTRUCTIEN'
1833
Aantallen contribuanten van de Maatschappij van Weldadigheid in de eerste vijftien jaar van haar bestaan, dus van 1818 tot en met 1833.
Februari 1833 meldt de directeur dat de in het derde gesticht te Veenhuizen als arts werkzame Van Steenwijk ''door voortdurend misbruik van sterken drank hoe langer zoo meer van zinnen verward raakt'.
Verhaaltje over de februari 1833 arriverende Schiedamse wezen De Ronde. De twaalfjarige Anthonij de Ronde zal het later brengen tot kolonist.
Op 1 mei 1833 N8 bepaalt de permanente commissie dat er in het tweede gesticht te Veenhuizen een particuliere winkel mag komen (te drijven door de weduwe van wijlen de arts van het eerste gesticht Le Roux).
Sommige onderwijzers te Veenhuizen worden ontslagen, anderen nemen ontslag, maar bij mijn weten is Pieter Johannes Hijgenaar de enige die juni 1833 wegloopt.
Bij een verslag over Veenhuizen op 14 december 1833 maakt de directeur melding van de bevestiging van dominee Van Rinteln en de aanvaarding van zijn functie van de geneesheer Huët.
Op maandag 17 december 1833 keert brigadier-veldwachter Jan Blatter terug van een dienstreisje. In een héél slecht humeur. Het bleef nog lang onrustig op de Ommerschans.
In het jaarverslag over 1833 schrijft de directeur ook een stukje over 'de houtpoting en het houtgewas over 1833', waarin we kunnen lezen dat bij het 3e gesticht te Veenhuizen 31.000 elzen en 2.700 berken zijn gepoot.
1834
Uit de notulen van de raad van tucht voor militaire huisgezinnen van 22 januari 1834 blijkt dat de veteranengezinnen zitbankjes hebben aan de buitenkant van hun huisdeuren.
Een verslag over Veenhuizen van de directeur van 31 januari 1834 waarbij hij zijn aandacht vooral richt op het werk in de diverse 'fabrieken'. En op de hekken in het eerste gesticht.
Adjunct-directeur Poelman van het eerste gesticht heeft een beter voetpad laten aanleggen voor kinderen die naar de kerk gaan. Zonder eerst te vrage4n, maar het wordt 22 februari 1834 goedgekeurd.
- 25 maart 1834 bericht directeur Van Konijnenburg over 'verregaande schurkerij' door boekhouder Greven (zie hier) en wijkmeester Jan de Jong. Hier is de scan van Van Konijnenburgs brief.
Op 27 mei 1834 wordt alles wat er de afgelopen jaren te Veenhuizen bijgebouwd is, tegen brand verzekerd. Een lange lijst met veel informatie over de inrichting van het terrein.
In het verslag van de directeur over Veenhuizen van 13 juni 1834 lijkt hij wat geïrriteerd dat er niet wat bijgebouwd wordt. 115 hangmatten worden noodgedwongen door TWEE weeskinderen beslapen.
Dokter Amshoff doet verslag van de staat der gezondheid en ziekte in de kolonie Veenhuizen in de maanden april, mei en juni 1834. Met gedetailleerde beschrijvingen van de lijkopeningen.
Juni 1834 stromen bij de directeur de klachten binnen over de geneesheer van het eerste gesticht te Veenhuizen Huët, waarop de directeur de arts op 2 juli 1834 een laatste waarschuwing geeft..
Een onbekende heeft een verslag gemaakt van de viering van Koningsdag 24 augustus 1834 in de kolonie Veenhuizen, welk verslag volgens een bijschrift is geplaatst in de Groninger Courant.
In de kerk op de Ommerschans pleegt een bedelaarskolonist op 24 augustus 1834 met een mes een moordaanslag op zijn vriendin die hij verdenkt van ontrouw.
Op 24 september 1834 gooit dokter Amshoff al zijn gal over de arts van het eerste gesticht te Veenhuizen Huët eruit. Kruiwagens vol medicijnen worden de arme weeskinderen gevoerd.
Een verslag van adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda van zijn bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën in september 1834 Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina.
Fragmenten uit een verslag van dokter Amshoff over juli, augustus en september 1834 in de kolonie Veenhuizen. Veel onbegrijpelijke medische taal maar ook heel veel sneren naar dokter Huet.
Er wordt een halve maand loon bij dokter Huët te Veenhuizen ingehouden en op 30 oktober 1834 laat hij weten dat men hem vanuit het verkeerde oogpunt beschouwt.
Op 10 december 1834 stelt directeur Van Konijnenburg voor om in Veenhuizen ook de volwassenen in hun hangmatten te voorzien van matrassen in plaats van een losse opvulling van stro.
1835
Op de Kleine Raad van 24 januari 1835 wordt op een rijtje gezet welke vrije kolonisten het vorige jaar minder rogge hebben ingeleverd dan ze zouden moeten. Het zijn er best veel.
Op 3 februari 1835 neemt de permanente commissie een besluit over de afgedragen kleding van weeskinderen en Veenhuizen en over de kledingstukken waarover ze moeten beschikken.
De permanente commissie stelt maart 1835 nog eens nadrukkelijk dat alleen zij kwijtschelding van straf mag verlenen. De tuchtraden mogen alleen maar adviseren om clement te zijn.
Schurft moet als 'eene algemeene plaag, in het 1e gesticht heerschende' beschouwd worden, aldus een rapport van de arts van dat etablissement, dokter Schindler, op 1 april 1835
Ook op 1 april 1835 laat directeur Van Konijnenburg weten dat het niet goed gaat met de gezondheidszorg in Veenhuizen en dat er enige veranderingen nodig zijn.
De jongens willen dollen met de meisjes die met de was bezig zijn op het bleekveldje en de fabrieksbaas probeert tevergeefs zijn gezag te laten gelden. Aldus een tuchtzaak op 22 april 1835.
Blijkbaar worden in mei 1835 bij het eerste en kindergesticht te Veenhuizen de gebreide borstrokken geteld en dan blijken die bij een heleboel kinderen te missen of verwaarloosd.
De onderhandelingen over het weer verbinden van de Kolonievaart in Veenhuizen met de Drentse Hoofdvaart zitten muurvast. Aldus het jaarverslag dat in het maandblad van juni 1835 is afgedrukt.
Een jaarlijks probleem bij het derde gesticht te Veenhuizen dat nu op 3 juni 1835 bij de tuchtraad komt. Jongens glippen weg van het landwerk om naar de feestelijke jaarmarkt in Norg te gaan.
In juli 1835 is Jan Hessels van Wolda bij alle onderwijsinstellingen in Veenhuizen langs geweest en brengt hij verslag uit hoe het er daar aan toegaat.
De ene veteraan slaat de andere veteraan met een schoen met spijkers op het achterwerk. Plus gooien met een bijl, allemaal besproken bij de tuchtraad van 25 augustus 1835.
Op de tuchtraad van 31 augustus 1835 ligt een brief voor van de hoofdmeester van Willemsoord dat twee jongens zich op school misdragen en na afloop beledigende liedjes zingen.
Met al die promotie- en degradatiekansen doorlopen diverse kolonisten een hele cyclus aan posities. De september 1835 aankomende Van Aanhout zal dat twee keer meemaken.
Bedelaar-veldwachter Eksteen beschuldigt opziener der gebouwen Knuwer van onzedelijke omgang met zijn vrouw. Behandeld op 28 november 1835 bij het tweede gesticht.
Op 22 en 31 december 1835 zijn diverse spannende tuchtzaken op de Ommerschans. Een relatie tussen een bedelaar en een strafkoloniste en heeft de schoolmeester iets met de schoonmaakster?
De geheel ongediplomeerde apotheker van Veenhuizen maakt af en toe levensbedreigende medicijnen met teveel morfine, meldt de nieuwe arts De Könningh in zijn verslag december 1835.

De jaren 1835/1836 lijken het hoogtepunt te zijn qua wanbetaling door de Maatschappij. In het archief zijn tientallen brieven van mensen die geld tegoed hebben voor geleverde goederen.
1836
Het Koninklijk Besluit nummer 84 van 17 januari 1836 geeft de koloniën van weldadigheid, en met name de wezengestichten, een rol van belang voor ons overzees gebied in de Oost.
Eind januari 1836 schrijft adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda zijn jaarverslag over 1835. Na wat algemene opmerkingen loopt hij alle koloniale scholen langs.
De schrijver der fabriek Johannes Baijlé wordt nogal vaak beledigd (in zijn ogen althans) en schrijft dan een proces verbaal. Zoals er eentje behandeld wordt bij de tuchtraad van 13 april 1836.
Er schijnt sprake van te zijn dat kinderen van veteranen niet naar school hoeven. Dat is tegen het zere been. Mei 1836 geeft directeur Van Konijnenburg een duidelijk advies hierover aan Den Haag.
Omdat de koe van kolonist Hendrik Raaphorst uit Gouda 'een kwaadaardig beest' is, heeft kolonist Klaas van Haften uit Edam hem met een stuk 'de poot stuk gegooid'. Tuchtzitting 21 mei 1836.
De tuchtraad van 30 juni 1836 stuurt kolonist Johan Pieter Hentz niet alleen naar de Ommerschans vanwege diefstal, maar ook opdat hij geen kans meer heeft zijn vrouw te mishandelen.
Op dezelfde zitting als hierboven, 30 juni 1836 dus, wordt de hele boedel van het kolonistengezin van Pieter Letterie uit Utrecht doorgelicht. Ze worden tot 'tot meerdere huishoudelijkheid' vermaand.
Niet anders dan door dwang aan hunne hooge verpligting te houden. Op 8 september 1836 doet Jan Hessels van Wolda verslag van zijn bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën.
Van Wolda over 'gebrekkigen, die buitengewonen tijd en buitengewone gelegenheid behoeven, om nog de noodige ontwikkeling te bekomen'. Verslag op 9 november 1836 van zijn onderzoeken.
Van Wolda begint op 10 november 1836 maar weer een keer over de bezoldiging van onderwijzers, vooral vanwege 'het gewigt dat ik zie in het schoolonderwijzersambt'
De bijzondere oorzaken, welke het schoolonderwijs nadeelig zijn. Directeur der koloniën Van Konijnenburg geeft 12 november 1836 zijn mening over de 2 stukken van Van Wolda.
1837
De permanente commissie laat 11 januari 1837 weten 'dat zij voor alsnog in geene der voorgestelde veranderingen of wijzigingen kan treden' om achterlopende leerlingen te helpen.
Op 23 januari 1837 besluit de permanente commissie het aanmaken van de koloniale munt zelf te regelen. Ze bepaalt ook welke handtekeningen voortaan op de winkelkaartjes staan.
In 1837 verrijst een synagoge in het stukje Willemsoord dat bekend staat als De Pol en als de jodenhoek. De eerste rabbijn heeft het nogal eens aan de stok met zijn kudde.
Op 7 februari 1837 heeft Van Wolda zijn onderwijsverslag over 1836 voltooid. Met de letterkast van Dellebarre is ook de school van Veenhuizen-3 geheel naar de nieuwe leerwijze ingerigt
In een litanie van klachten op 23 februari 1837 vindt de pastoor van Wilhelminaoord dat 'het schoolwezen' de godsdienstige behoeften van R.K. kinderen 'verdrukt en mishandeld'.
Bij schoolbezoeken te Veenhuizen en vrije koloniën, constateert Van Wolda op 5 april 1837 dat 'zij die 19 en 20 jaren bereikt hebben, geene vorderingen van eenig belang meer zullen hebben'.
De subcommissie van weldadigheid te Amsterdam schrijft 9 mei 1837 een brief over meerdere onderwerpen tegelijk. Dat moet nodig even worden uitgesplitst.
Johannes van den Bosch bespreekt juni 1837 met de directeur een reeks maatregelen, waaronder de oprichting van weefschuren, om de koloniën weer een beetje rendabel te krijgen.
Aantekeningen in de personeelsregisters geven aan dat er op 24 juli 1837 een (tot sommigen beperkte) loonronde voor onderwijzend personeel is geweest.
14 september 1837 motiveert Van Wolda aan de hand van leerlingenaantallen waarom de vraag van hoofdonderwijzer Albert Schuurman om een derde ondermeester in Veenhuizen-3 terecht is.
Terwijl de Maatschappij van Weldadigheid en andere plaatsen het systeem van huisverzorgers al voor gezien houden, zet Zwolle door en stuurt ze november 1837 gewoon de volgende.
Het rapport over de gezondheidstoestand in Veenhuizen in november en december 1837 beschrijft een beklagenswaardige weesjongen met wiens benen iets heel erg mis is.
1838
Dokter De Konningh van Veenhuizen-1 heeft op 21 maart 1838 het verontrustende bericht dat diverse kinderen mogelijk aan de kinderpokken lijden, ondanks het feit dat ze gevaccineerd zijn.
Maart 1838 begint een speurtocht naar de identiteit van de ongeveer 18 jaar oude Hendrik de Vries. Uiteindelijk wordt vastgesteld dat hij Hendrik Mozes heet en een jaar ouder is.
Als Jan Hessels van Wolda op 3 april 1838 schrijft over de eindexamens die hij heeft afgenomen, pleit hij ook voor maatregelen om te voorkomen dat de afgestudeerden daarna alles vergeten.
Een jongen die Hele Sterke Verhalen kan vertellen, en die bij het Guyot-instituut in Groningen is ontmaskerd als NIET doofstom, komt mei 1838 eventjes in het kindergesticht wonen.
Op 23 januari 1835 worden de waterhuisjes opgericht (daar heb ik helaas geen transcriptie van). Wet van de nadere regeling op 6 juni 1838 (zie voor de definietieve regeling 27 november 1849).
14 augustus 1838 wordt besloten dat er een bijschool bijkomt. In het stukje Willemsoord dat als De Pol bekend staat en voor de joodse kolonisten
Indien nodig zendt de Maatschappij een koloniebewoner naar het Instituut voor Doofstommen te Groningen. Zoals in september 1838 het Rotterdamse weeskind Cornelia van Gerfsum.
Soms is een verhaal zo ingewikkeld dat ik het niet in een boek durf te zetten. Zoals de verwarring die oktober 1838 begint over de weeskinderen Bernardus Tienkens en Hendruk van Gerve..
December 1838 zet vrije kolonist Jacob Mollevanger zomaar de bij het gezin ingedeelde jongeman op straat. Dat kan natuurlijk niet, dat is tegen alle principes van de koloniën.
Een onbekende bezoeker beschrijft in 1839 tot in detail hoe aan de Ommerschans de aardappelen bewerkt worden om ze te kunnen gebruiken tot de vervaardiging van het koloniale aardappelbrood.
Als een weeskind onaangekondigd aan de poort van het kinderetablissement te Veenhuizen verschijnt, zoals Johannes Droit in april 1839, moet hij weer weg. In principe.
Op zondag 12 mei 1839 veroorzaken twee kwekelingen op het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren per ongeluk een brand die grote schade aanricht aan de dennen.
Een dodelijke schietpartij op 22 juli 1839 als een groepje bedelaars probeert van de Ommerschans te ontsnappen, maar onderweg de veldwachter Rozenstengel en Bihan tegenkomt.
Een van de regelmatige rapportages van Jan Hessels van Wolda welke twaalfjarigen in de vrije koloniën van de dagschool af kunnen (en dus overdag moeten gaan werken), september 1839.
De al 16 jaar op de kolonie wonende Martinus Haakmeester moet in december 1839 voor de Raad van Politie en Tucht verschijnen wegens diefstal van zoolleer.
December 1839 is Jan Hessels van Wolda weer op inspectie geweest bij de scholen in Veenhuizen. Een verslag van zijn bevindingen. Voor a-l-l-e onderwijsstukken zie deze pagina.
Ook december 1839 is Van Wolda langs geweest bij een schooltje dat hij wat minder vaak bezoekt dan de andere, dat van meester Haijo Hoogstra op de Ommerschans.
Na het aftreden van koning Willem I in 1840 dreigt de ondergang van de koloniën. Een langzaam groeiende verzameling stukken op een nog onvolledige pagina.
Als je zo de plaatsingen in de kolonie via E-contracten in 1840 doorkijkt en naar de namen kijkt, besef je dat er een heleboel GROTE familiedrama's en familieconflicten achter schuil gaan.
De permanente commissie besluit 11 oktober 1841 welke waarde de munten in de gestichten vanaf die datum hebben. Het 20 centsstuk verdwijnt bij die gelegenheid.
Veel medische rapportages laten zich lezen als een weerbericht. Zoals het op 5 september 1841 ingeleverde verslag over Veenhuizen. Met ook een gewonde weesjongen in de stoomfabriek.
Verhaaltje over de positie van vrijboeren: een heel elftal wordt augustus 1841 gekapitteld omdat ze de rogge te laag hebben afgemaaid en daardoor de eronder staande brem hebben beschadigd.
De inspectie van Veenhuizen en Willemsoord door de Tijdelijke Inspecteur der Godsdienstige Israelitische Scholen, gepubliceerd op 3 september 1841, brengt niets dan positief nieuws.
Zes weesjongens in Veenhuizen hebben mei 1842 een feestmaal gepland, met aardappelen en een haas. Om het voor elkaar te krijgen moeten er wel wat illegale handelingen verricht worden.
Het lijkt of er dankbaar gebruik gemaakt gaat worden van een gansch musikalische Duitsche familie die zich augustus 1842 vrijwillig aanmeldt. Maar uiteindelijk gaat het allemaal niet goed.
In zijn jaarverslag over 1842 is dominee Andries Campagne erg trots op de drie katholieken die hij dit jaar van hun 'bijgeloof' bevrijd heeft en die hij tot het protestantisme heeft bekeerd.
1843
Op 6 februari 1843 ontstaat een gevecht tussen adjunct-directeur Hulst (met een luiwagen) en kolonist Kniesenburg (met een mes). De rechtzaakstukken zijn te bereiken via deze pagina.
De Raad van Tucht op de Ommerschans vraagt zich 29 april 1843 af hoe het kan dat een bedelaarskolonist al zit te eten voordat het eten is opgeschept.
Twee kolonistenzonen nemen op 11 mei 1843 oud ijzer mee van de zolder van de katoenweverij en verkopen het aan een smid in Wapserveen. De Maatschappij levert ze over aan justitie.
De wees Gijsbertus Gerardus Falck glipt met verlofgangers mee Veenhuizen uit. De Amsterdamse regenten overreden hem terug te gaan en vragen clementie. Behandeling 19 mei 1843.
Diverse knechts bij de broodbakkerij te Frederiksoord hebben meel meegenomen naar huis voor verschillende doeleinden. Na invallen in hun woningen komen ze 3 juni 1843 voor de raad.
Met een besluit van 29 juli 1843 wil de permanente commissie voorkomen dat jongeren die zich hebben schuldig gemaakt aan 'onzedelijk gedrag' hun straf ontlopen door te vluchten.
Vanaf 2 augustus 1843 zit directeur der koloniën Van Konijnenburg niet langer de Raad van Tucht voor de Gewone Koloniën voor, maar laat hij dat over aan adjunct-directeur Coenraad Hulst.
De wees August Spieze zegt tegen een koopman voor de poort van Veenhuizen dat hij doeken voor hem in het gesticht zal verkopen. Die doeken ziet hij niet terug. Behandeling 18 augustus 1843.
Een anonieme brief op 10 november 1843 van een kortgeleden ontslagen bedelaarskolonist roept verdenkingen op jegens zaalopzieners in de Ommerschans. De directeur onderzoekt het.
Twee wijkmeesters doen een nachtelijke inval in hoeve 18 van Willemsoord om de zedelijkheid te bewaken. November 1843 komt het voor de raad van politie en tucht.
Besluit 9 december 1843: Dat gestolen goederen weer zijn teruggevonden of door de dader teruggegeven, wil niet zeggen dat er geen diefstal gepleegd is die veroordeeld moet worden.
Besluit 14 december 1843: Niet alleen de kolonisten die kleding of andere zaken van de Maatschappij verkopen, moeten bestraft worden, maar ook de kopers ervan.
1844
De raad van toezicht van Frederiksoord laat januari 1844 vier opgeschoten jongens voorkomen wegens straatgeweld tegen een vrouwelijke leeftijdsgenote uit Nijensleek (zie bijlage 1).
Bij de raad van tucht voor weeskinderen in Veenhuizen-1 wordt maart 1844 gevonnist over twee inbraken in het magazijn met veel buit en heel veel medeplichtigen.
De eerste en voor zover bekend enige werkstaking van weeskinderen bij het eerste gesticht te Veenhuizen vindt april 1844 plaats. De staking is van korte duur.
Een kwekeling bij het onderwijs heeft mei 1844 geprobeerd de handtekening van de onderdirecteur na te maken zodat enige makkers zich naar het derde gesticht te Veenhuizen kunnen begeven.
Een bedelaarskoloniste in het tweede gesticht weet dat haar kind binnenkort drie jaar wordt en dan niet meer bij haar op de zaal mag wonen. Daarom beweert ze juli 1844 dat ze zwanger is.
Een besluit uit juli 1844: als zonen van vrije kolonisten vrijwillig in dienst zijn gegaan, mogen ze niet zomaar terugkeren, maar moeten ze buiten de kolonie afwachten of dat goedgevonden wordt.
Een besluit uit oktober 1844: bedelaars die voor de tweede maal zijn betrapt op verkopen of verwaarlozen van hun kleding, moeten drie maanden lang een grijs gespikkeld pak dragen.
De eerste directeur van de stoomspinnerij in Veenhuizen is tot 1844 een Engelsman die Thomas Drinkwater heet en zich NIET naar zijn naam gedraagt.
Het jaarverslag over het schoolonderwijs in 1844 is het eerste verslag na de dood van Jan Hessels van Wolda en dus het eerste dat wordt geschreven door zijn opvolger Jan Hendrik Geraets.
1845-1859
De januari 1845 ingezonden concept-ontslagvoordracht voor weeskinderen in Veenhuizen kent het vaste stramien, dat hier beschreven wordt. Met vijf van de voorgedragen wezen eruitgelicht.
Het is onbekend vanaf wanneer de winkelkaartjes met 'J. Poelman' erop in het kindergesticht Veenhuizen-1 gebruikt zijn, maar maart 1845 houdt dat op, want dan overlijdt Jannes Poelman.
In mei 1845 weet men nog niet dat de aardappelziekte is uitgebroken maar het valt al wel op dat er veel rotte aardappelen zijn en over de verdeling daarvan onstaan conflicten (zie bijlage 3).
Ze willen toch niet uitslapen?? Op 15 juli 1845 laat de permanente commissie weten dat ze het met de directeur eens is dat ook voor landarbeiders de werkdag 's zomer om vijf uur begint.
Blijkbaar heeft de directeur opdracht gekregen om lesmateriaal voor de school aan te kopen. Het gaat in juli 1845 over koperen gewichten, blikken maten, bordpapier en geldprenten.
Augustus 1845 laat de onderbrigadier van de veldwachters op de Ommerschans weten dat hij niet kan accepteren hoe de nieuwe onderdirecteur-binnen hem wantrouwt en behandelt.
Ambtenaren in de gestichten te Veenhuizen en Ommerschans hebben kolonistenkinderen of wezen als bedienden. September 1845 bepaalt de permanente commissie de aantallen huisbedienden.
Geleidelijk wordt duidelijk dat er een rampzalige ziekte onder de aardappelen heerst. Op 16 september 1845 worden besluiten genomen om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken.
Een brief uit februari 1846 met serieuze plannen om in de vrije koloniën een tabaksplantage aan te leggen. Ik breng het even samen met een initiatief van zevenentwintig jaar eerder.
In het jaarverslag over ziekten en sterften in Veenhuizen in 1846 geeft dokter Schunlau een minitieus overzicht van alle door hem uitgevoerde behandelingen, amputaties en lijkopeningen.
Een koninklijk besluit van januari 1847 over de status van militairen leidt eerst tot een besluit van 9 maart, dan een uitleg op 15 april en 1 juni moet de laatste weer teruggetrokken. Ingewikkeld..
Na discussie met de 'Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank' roept de permanente commissie mei 1847 de ambtenaren op het goede voorbeeld te geven.
Op de Ommerschans is een nieuwgebouwde protestantse kerk gebouwd. De permanente commissie wijst er september 1847 op dat er zuinig gedaan moet worden met de psalmboeken.
Het nieuwe Reglement op de Geneeskundige Dienst van januari 1848 is voor mij aanleiding om voorzichtig te beginnen met een aparte verzamelpagina over geneeskunde in de koloniën.
Niet voor het eerst komt de permanente commissie bij besluit van 7 februari 1848 in het geweer tegen de neiging bij tuchtraden om straffen te 'stapelen' zodat er langduriger straffen zijn.
Geen transcripties, maar slechts samenvattende opmerkingen over twee verslagen van schoolbezoeken, dat van 12 juni 1848 en dat van 30 december 1848. Allebei van J H Geraets.
De tuchtraadzittingen waarop het besluit van 14 september 1848 gebaseerd is, ken ik niet, maar het is duidelijk dat bedelaars weglopen als ze voor boodschappen naar elders gestuurd worden.
In december 1848 sluit de koloniedirectie een contract met molenaar J. ten Kate (of Cate) die een molen aan het bouwen is bij de Ommerschans voor het malen van rogge en gerst.
De permanente commissie start maart 1849 een zedelijkheidsoffensief 'om op de zedelijke en godsdienstige belangen der koloniale bevolking en de opvoeding der jeugd bijzonder te doen letten'
Weer zo'n besluit waarvan de hele inhoud in de titel staat: de permanente commissie maant april 1849 de leidinggevenden op te letten dat iedereen rustig en eerbiedig de kerk binnentreedt.
Bij zijn inspectiereis naar Veenhuizen in april 1849 besteedt de Chef der geneeskundige dienst Ranneft bijzondere aandacht aan het afschuwelijke kwaad der zelfbevlekking..
Juli 1849 breekt in het eerste of kindergesticht te Veenhuizen de cholera uit. In de eerste geluiden van de staf en doktoren klinkt enige paniek door.
Een aantal notities uit het archief van het Gevangenismuseum Veenhuizen: afspraken tussen de directeur der koloniën en de directeur van de stoomspinnerij vanaf augustus 1849
Er wordt veel goeds gerapporteerd over de schoolmeester van de Ommerschans Haijo Hoogstra, maar in november 1849 gaat hij een keer in de fout. En nog wel ten overstaan van iedereen.
Om misbruik te voorkomen zijn er per 1 januari 1850 strikte voorschriften over de hoeveelheid 'koffij', 'chicoreij' en 'zoete melk' in de koffie die geschonken wordt in de waterhuisjes.
Een nieuwe trend: kolonisten schrijven meteen na een tuchtraad aan de permanente commissie of het met de straf voor hun zoon niet een onsje minder kan. Drie brieven uit april 1854.
Februari 1855 schrijft Hendrik van Helden vanuit het huttendorp onder Noordwolde aan zijn 'Geliefde moeder broeders en Zusters'. Hij zou eigenlijk heel graag weer op de kolonie wonen.
Woensdag 11 juli 1855 komt het te Meppel na drankgebruik tot ernstige ongeregeldheden bij een van de regelmatige transporten van bedelaars van de Ommerschans naar Veenhuizen.
Zomaar een keer notulen van een vergadering van de permanente commissie. Op 30 november 1855 wordt besloten de prijs voor een hoeve in de kolonie met 300 gulden te verhogen.
Het voorjaars-schoolbezoek door opziener der scholen Jan Hendrik Geraets. Inclusief het afnemen van examens en steeds maar weer zoeken van nieuwe ondermeesters. Gedateerd 19 mei 1856.
Directeur Jan van Konijnenburg stuurt bovengenoemd verslag van de scholen op 11 juni 1856 door naar Den Haag en op 1 augustus 1856 wordt er besloten over de voorgestelde maatregelen.
Soepelheid oktober 1856 jegens getrouwde bedelaars die niet in gezinsverband wonen maar op de zalen: ze mogen hun echtgeno(o)t(e) twee maal daags zien en eten voor elkaar bewaren.
Zowel in januari 1857 als later in juli 1857 wordt er door de directeur veel gerapporteerd over het aardappelbrood, waarop vanuit Den Haag verregaande maatregelen worden genomen.
Zesendertig jaar nadat hij zijn post als directeur der koloniën neerlegde mengt Benjamin van den Bosch zich juni 1857 in de dan woedende discussie over de toekomst van de koloniën.
Uit het februari 1858 geschreven geneeskundig verslag over het dienstjaar 1857 blijkt dat de apotheek op de Ommerschans op volletoeren draait en een aardige besparing oplevert.
Op 31 augustus 1858 besluit de Gecommitteerde van de regering - die waarneemt na het aftreden van de permanente commissie - dat bezoeken aan de koloniën en spinnerij voortaan gratis zijn.
November 1859 sloopt een bedelaar het muurtje tussen de mannen- en de vrouwenstrafkamer bij Veenhuizen-1 zodat twee weesmeisjes bij hem kunnen komen. Het vervolg speelt januari 1859.
Diverse jaren 1818-1859
Een overzichtje van belangrijke data uit de eerste zeven jaar van de koloniën van weldadigheid.
Een overzicht van koninklijke besluiten met betrekking tot de Maatschappij van Weldadigheid.
De aandelen in de Bataafsche Brandwaarborg Maatschappij te Katwijk geven informatie welke gebouwen er in de koloniën stonden en soms vanaf wanneer en waar ze stonden
Brieven van mensen die naar de koloniën wilden, maar er nooit binnengekomen zijn, geven boeiende beschrijvingen van het leven in de eerste helft van de negentiende eeuw
Verhalen uit de kolonie Wilhelminaoord, voor de dorpsgemeenschap.
De whereabouts van Johannes van den Bosch vanaf 1818. Aan de hand van zijn reiskostendeclaraties kan herleid worden waar hij wanneer was.
Er zijn een stuk of vijftien zakboekjes bewaard gebleven, een overzicht met links op deze pagina.
Over in uit Amersfoort van 1818 tot 1859 is een in samenwerking met Hans Faber geschreven artikel.
Kolonisten uit het arrondissement Appingedam
Losse notities over de Commissies van Toevoorzicht 1819-1846.
De belangrijkste personeelsleden in de jaren 1841-1848 voor zover de koloniën in Drenthe liggen.
Informatie over de bewaard gebleven registers van op contract met de regering van 1824 tot 1859 geplaatste Veenhuizense weeskinderen. Met links naar de online te bekijken registers.
Informatie over de bewaard gebleven registers van op particulier contract van 1824 tot 1859 geplaatste Veenhuizense weeskinderen. Met links naar de online te bekijken registers.
Veel kolonisten krijgen de behoefte ook hun nageslacht op de kolonie te houden. Eén manier is een huwelijk van een zoon met een kolonistenweduwe. Een verhaaltje over Gewilde weduwen..
Enkele van de 'koloniedynastiën', geslachten die het niet laten bij één kolonist, maar die het daar blijkbaar zo goed bevalt zich dat meerdere nakomelingen ook kolonist worden.
Op 16 en 18 december 1859 worden alle roerende en onroerende zaken in de kolonies Ommerschans en Veenhuizen overgedragen aan de Staat der Nederlanden.
2e helft 19e eeuw
Naarmate zich in die contreien textielindustrie ontwikkelt, trekken steeds meer kolonistenkinderen naar Salland en Twente. Hier een overzichtje van de mij bekende Twente-gangers.
Een raadselachtig rijmpje over kolonist Willem Kamans.

Mis je een
onderwerp?
Gebruik de
zoekmachine